"Hulpvraagverduidelijking, de MEE(R)waarde…' is het resultaat van een onafhankelijk onderzoek naar de bijdrage van de dienst hulpvraagverduidelijking aan de doelen van de Wmo, dat de Stichting MEE Friesland heeft laten doen door het Lectoraat Sociale Interventie van het Instituut Zorg en Welzijn van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. De centrale vraagstelling was ‘Op welke wijze levert de professionele activiteit “vraagverduidelijking” een bijdrage aan het realiseren van de doelen van de Wmo?’. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat een goede vraagverduidelijking meestal leidt tot daadwerkelijke verduidelijking van de hulpvraag. Hieruit komt een doelgerichte en doelmatige manier van werken tot stand. Ook illustreert de verscheidenheid die binnen het HVV-traject aan passende zorg- en ondersteuningsmogelijkheden wordt aangewend, zowel deskundigheid van het sociale veld als ook de onafhankelijkheid waarmee MEE zich samen met de cliënt op passende zorg kan oriënteren. Mogelijk leidt het HVV-traject ook tot minder zorgconsumptie, al kan in dit onderzoek daar geen objectief antwoord op worden gegeven. Tevens blijkt dat hulpvraagverduidelijking leidt tot het vergroten van de redzaamheid van de cliënt waardoor meer kans bestaat op participatie in de samenleving en een goede vraagverduidelijking draagt bij aan het realiseren van een passend zorgaanbod"
DOCUMENT
Creatieve muziekworkshops kunnen een positieve bijdrage leveren aan onderlinge contacten en individuele weerbaarheid bij vitale en kwetsbare ouderen. Dat kunnen we concluderen na afloop van het project ‘Maak het Mee met CityProms’ dat in 2013 heeft plaatsgevonden met steun van het thematisch programma Vitaliteit Ontmoet Kwetsbaarheid (VITOK) van het Fonds Sluyterman van Loo en Stichting RCOAK.
DOCUMENT
Voor het begeleiden van studenten met psychische beperkingen bestaat geen standaardprocedé. Iedere student is uniek en brengt zijn eigen mogelijkheden en belemmeringen met zich mee. Dit geldt zeker voor jongeren met een bipolaire stoornis. In dit artikel formuleert HBO-docent Helmut Boeijen, mede op basis van zijn eigen ervaringen met een bipolaire student, handvatten voor hun begeleiding.
DOCUMENT
Hogeschool Utrecht doet mee aan het internationale project Inclusive CampusLife met als doel een inclusieve campus voor hoger onderwijs. Sascha van Gijzel laat zien hoe het instituut Social Work de betrokkenheid van mensen met een verstandelijke beperking bij onderwijsactiviteiten vergroot: via 'tandem-samenwerking'en 'gap mending'.
MULTIFILE
Interview Karin den Boer en Berno van Meijel: Psychiatrische patiënten krijgen minder goede levenseindebegeleiding dan de algemene bevolking. Zij zijn hiervoor veelal afhankelijk van ggz-hulpverleners, maar die zijn daar vaak onvoldoende vertrouwd mee. Hogeschool Inholland ontwikkelde vanuit het Centre of Expertise Preventie in Zorg en Welzijn, samen met Amsterdam UMC en NIVEL, een toolkit om ggz-hulpverleners te helpen
DOCUMENT
Voor een inclusief-coöperatief afstudeerproject van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening is een boekje geschreven. De auteurs zijn vier studenten van de Hogeschool Utrecht en twee medewerkers met een licht verstandelijke beperking van Reinaerde, tevens co-researchers van het onderzoek. Het boekje gaat over Gijs van Houten, een jongen met een licht verstandelijke beperking, die een week meeloopt op een hogeschool. Tijdens deze week leert hij nieuwe vaardigheden en loopt hij tegen een handvol hindernissen aan. In het verhaal is te lezen hoe hij deze uitdagingen aangaat en ervaart. “Gijs doet mee op een hogeschool” is geschreven naar aanleiding van de resultaten van het gelijknamige onderzoek. Hieruit bleek dat mensen met een licht verstandelijke beperking wel zouden willen participeren op een hogeschool, maar niet weten wat de werkzaamheden inhouden. Het boekje is speciaal ontwikkeld voor en door mensen met een licht verstandelijke beperking. Om het personage voor de lezers zo herkenbaar mogelijk te schrijven, hebben de co-researchers een groot aandeel gehad in het vormen van Gijs. Ook hebben zij geholpen met de invulling van de week, welke obstakels en overwinningen Gijs meemaakt, en op welke manier Gijs daarop reageert.
DOCUMENT
Een prikkelende en overrompelende brainstorm waarin het belang van (de) discipline in het beeldend onderwijs vanuit verschillende invalshoeken wordt bekeken en getaxeerd.
DOCUMENT
De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam (verder DMO te noemen) heeft het lectoraat School en Omgeving in de grote stad om een onderzoek gevraagd over scholierenparticipatie op Amsterdamse vmbo-scholen. De volgende probleemstelling stond daarbij centraal: Hoe krijgt scholierenparticipatie op Amsterdamse vmbo-scholen gestalte en welke vormen zijn het meest kansrijk om zoveel mogelijk scholieren te laten participeren? Dit onderzoek is een project van de Academie van de Stad (www.academievandestad.nl) – een samenwerkingsverband tussen de gemeente Amsterdam (stadsdelen), woningcorporaties en opleidingen van de hogescholen en universiteiten in Amsterdam. Het initiatief is erop gericht om studenten in staat te stellen praktijkgerichte (onderzoeks)projecten uit te voeren, opdat zij enerzijds kennis kunnen opdoen van de stad en er anderzijds een bijdrage aan kunnen leveren. Het gaat om echte opdrachtgevers en echte projecten gericht op het verbeteren van de leefbaarheid van de stad. Studenten leren hierdoor verantwoordelijkheid te nemen, wat zowel in het belang van hun eigen opleiding is als in het belang van de stad. Kenmerkend voor dit onderzoek is dus dat het is uitgevoerd door studenten van de Hogeschool van Amsterdam in een leersituatie. Het maakte deel uit van de Leerpraktijk Jeugd en Samenleven, een vak dat alle studenten in het eerste jaar van de pedagogiekopleiding volgen. De nadere analyses en rapportage zijn vanuit het lectoraat verzorgd door Hester van der Putten onder begeleiding van Edith Hooge. Het doel van dit onderzoek is drieledig. Ten eerste streeft de gemeente Amsterdam naar participatie van jongeren bij de vormgeving van het jeugdbeleid. Een manier hiervoor is de studenten van de Hogeschool van Amsterdam, zelf vaak in de leeftijd tussen de 18 en 23, onderzoek te laten uitvoeren onder jongeren die ongeveer tien jaar jonger zijn dan zijzelf. Hierdoor heeft het onderzoek een zogenaamd peer-to-peer-karakter. Ten tweede raken de studenten door het uitvoeren van dit onderzoek beter bekend met de leefwereld van jongeren, hetgeen een belangrijk doel is van de Academie van de Stad. Omdat dit onderzoek gericht is op Amsterdamse scholieren, leren de hogeschoolstudenten hen beter kennen en krijgen zij meer inzicht in wat hen beweegt en motiveert. Dit is belangrijk voor deze pedagogen-in-opleiding, omdat het waarschijnlijk is dat zij later in een grootstedelijke omgeving gaan werken, óók met vmbo-scholieren. Ten derde heeft dit onderzoek uiteraard een inhoudelijk kennisdoel. Het beoogt meer inzicht te geven in de participatie van vmbo-scholieren op school. Uit onderzoek is bekend geworden dat scholierenparticipatie op het vmbo lager is dan op de havo en het vwo (Bicknese, 2007, Elchardus, Kavadias, Siongers, 1998; De Groof, 2001). Tevens blijkt uit een onderzoek onder Amsterdamse jongeren dat adolescenten met een (v)mbo-opleiding minder participeren in het vrijetijdsaanbod en de brede talentontwikkeling van de stad Amsterdam (Bicknese, 2007). In dit onderzoek wordt onderzocht hoe vmbo-scholieren zelf wensen te participeren: waarbij (in welke activiteiten), op welke wijze (formeel, informeel), en waar (op school of erbuiten)? Ook wordt nagegaan naar wat voor soort scholierenparticipatie de schoolleiding van de vmbo-scholen streeft en hoe zij dit tracht te bereiken. Het resultaat van dit onderzoek biedt inzicht in de scholierenparticipatie op vmbo-scholen in Amsterdam vanuit het perspectief van de leerlingen zelf. Het geeft de huidige participatiemogelijkheden weer zoals die worden ervaren door leerlingen, evenals de ideeën die de leerlingen hebben over het versterken van hun positie op school. De participatie is onderzocht via de subjectieve percepties van leerlingen. Dat wil zeggen dat wordt nagegaan of leerlingen het gevoel hebben dat hun leerkrachten en schoolhoofd hen voldoende betrekken bij wat er in de klas en op school gebeurt (Hepburn, 1984). Ook wordt nagegaan wat leerlingen, en ook andere betrokkenen (schoolleiders, afdelingsleiders), zelf bijdragen aan de verbetering van de participatie van leerlingen op school. Dit onderzoek levert daarmee ook kennis en inzichten op over de leefwereld van jongeren die aansluiten bij het perspectief van jongeren zelf. Deze kennis en inzichten kunnen gebruikt worden bij het vormgeven van beleid en activiteiten rondom participatie van jongeren
DOCUMENT
Climatescan is een database met klimaatadaptieve maatregelen in binnen- en buitenland, ontwikkeld door de Hanzehogeschool. Tijdens de posterpresentatie op RIONED dag 2022 laten we zien wat Climatescan is, hoe het werkt en moedigen we professionals aan om ermee te werken in de praktijk.
DOCUMENT