This article offers the first substantial survey of the Middle Dutch satire Dit es de Frenesie since the work of C.P. Serrure in the mid nineteenth century. It contests much of the conventional wisdom surrounding De Frenesie, challenging the poem's usual classification as an early boerde or fabliau. Instead it is argued that the text is an experimental work, which blends together elements of several satiric traditions without committing itself to any one. The implications of this maneuver and others within the text are considered, revealing the poem's clear sympathy with the newly educated and articulate laity. De Frenesie itself is appended in both the original Middle Dutch and an English verse translation.
DOCUMENT
During the medieval and early modern periods, the mock sermon was one of the most widely staged festive rituals. There are records of its performance in most European countries and cultures. But despite its clear popularity in England, few of these texts are extant in English. Fewer still have been translated in their entirety. To remedy this situation, we provide here a translation of the sixteenth century Dutch poem Spotsermoen over Sint Niemand. This piece embodies most of the key features of the mock sermon; the text's rhetorical strategies, its content, and the details it reveals about its performance are all typical of the genre. Thus, the poem is offered as a specimen of the mock sermon's overall conventions and forms.
DOCUMENT
De Dinkel is een unieke beek die al door Twente stroomt sinds de laatste ijstijd. In de tussentijd is er ontzettend veel veranderd, grotendeels door de mens. Die sporen zijn nog terug te vinden in de beekoever. Historisch landschapsecoloog Harm Smeenge, werkzaam bij Bosgroepen, promoveerde op het landschap van Noordoost-Twente en ontdekte een belangrijke snelweg recht door het water.
LINK
Belangrijkste Bevindingen Bodemkundige opbouw: het onderzoeksgebied bevindt zich op een dekzandrug met een laarpodzolgrond. Deze grondopbouw is typerend voor voormalige graslanden die later tot akkerbouwgrond omgevormd zijn. De bodemsporen zijn goed bewaard gebleven, wat heeft bijgedragen aan een gedetailleerd inzicht in de historische bewoning. Vindplaats 1 (Mesolithicum): de vuursteenartefacten die zijn opgegraven dateren uit het Mesolithicum (ca. 9600-5000 v.Chr.). Deze artefacten, afslagen en werktuigen zoals schrabbers en pijlpunten, suggereren dat jagers-verzamelaars het gebied gebruikten voor de vervaardiging en reparatie van hun gereedschappen. Dit wijst op tijdelijke kampplaatsen, onderzoek naar deze kampplaatsen kan waardevolle inzichten geven in de vroege menselijke activiteiten in de regio. Vindplaats 2 (Late Middeleeuwen): de aangetroffen sporen van de periferie van een middeleeuws boerenerf dateren uit de 13de eeuw tot de tweede helft van de 15de eeuw. Deze sporen omvatten diverse greppels, een vermoedelijke veekraal, palenrijen en een poel of vijver. De aanwezigheid van greppels, palenrijen en de transformatie van een poel van waterreservoir naar afvalkuil illustreren de dynamiek en aanpassingen binnen het erf door de eeuwen heen. Deze bevindingen wijzen op geavanceerde technieken voor waterbeheer en perceelafbakening, wat bijdraagt aan het begrip van de organisatie van laatmiddeleeuwse erven. Het vondstmateriaal uit deze periode bestaat voornamelijk uit keramiekfragmenten en dierlijk botmateriaal. De melkteilen van grijsbakkend aardewerk in combinatie met een vermoedelijke veekraal wijzen op een melkveehouderij. Conclusie De hoofdvraag van het onderzoek luidt als volgt: wat is de bewoningsgeschiedenis van vindplaats Nieuwland V? De uitwerking van het archeologisch onderzoek in Nieuwland V presenteert twee fasen van bewoning. De eerste fase stamt uit het Mesolithicum en betreft tijdelijke kampplaatsen. De tweede fase stamt uit de Late Middeleeuwen en betreft de periferie van een boerenerf uit de 13de tot tweede helft van de 15de eeuw.
MULTIFILE
Deze bachelor scriptie is geschreven voor het afstudeeronderzoek dat deel uit maakt van de opleiding archeologie aan Hogeschool Saxion te Deventer. De auteur van deze scriptie is Hugo Pothof. Het doel van dit onderzoek was het ontwikkelen van een nieuwe methode voor het herkennen van afwijkende graven. Dit zijn graven van individuen die op een niet reguliere manier begraven zijn voor hun cultuur en/of tijdsperiode. Voor dit onderzoek is de volgende hoofdvraag opgesteld: Hoe kunnen afwijkende graven in begraafplaatsen uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd geïdentificeerd worden met behulp van statistische en ruimtelijke analyses? Het eerste gedeelte van dit onderzoek bestond uit het opstellen van de nieuwe methode. Hiervoor zijn analyses en criteria verzameld en opgesteld die gebruikt kunnen worden voor statistisch onderzoek voor het herkennen van afwijkende graven. Voor deze criteria zijn drie soort analyses gebruikt. Ten eerste is voor categorische data (teksten) gebruik gemaakt van percentuele begrenzingen om weinig voorkomende waarnemingen aan te duiden als afwijkende graven. Daarnaast zijn voor numerieke data (getallen) gebruik gemaakt van de outlier detection with IQR. De Find Outliers tool in ArcGIS kan automatisch ruimtelijk afwijkende polygonen herkennen. Met de programmeertaal R een script (code) geschreven die het mogelijk maakt om consistent en reproduceerbaar deze analyses uit te voeren. Ook kunnen met het script grafieken gemaakt worden van de data. Om de nieuwe methode te toetsen zijn in totaal vijf begraafplaatsen uit de gemeentes Zutphen en Doesburg geanalyseerd. Deze begraafplaatsen zijn allemaal christelijke begraafplaatsen uit de Late Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe tijd. Daarnaast is ook één grote dataset gemaakt waarin alle grafdata staat. Deze is gebruikt om de begraafplaatsen met elkaar te vergelijken.
MULTIFILE
De laatste les voor de vakantie is dikwijls een mooie gelegenheid om iets leuks te doen met de leerlingen. Maar leuk is alleen maar leuk als het ook leerzaam is, dat vinden Bas Jongenelen en Claudia Jussen. Een losse en luchtige leerzame les waarin niet teveel leeractiviteiten plaatsvinden, maar die de leerlingen toch iets meegeeft - dat is leuk. In deze les staan liefdesliedjes centraal, een thema dat veel mensen aanspreekt.
DOCUMENT
Hoe dichters dichten sullen ende wat sie hantieren sullen (ca. 1330) van Jan van Boendale leent zich bij uitstek om scholieren een literair-wetenschappelijk onderzoekje te laten doen. In deze tekst legt Boendale uit waaraan een goed verhaal en een goede schrijver moeten voldoen. Zijn puntsgewijze uitleg zorgt voor een helder en begrijpelijk betoog. Hiermee kan de leerling zelfstandig aan de slag met een middeleeuws literair boek: hoeveel 'Boendale-aspecten' vind je terug in de door jou gekozen tekst? Hoe meer aspecten je ziet, hoe beter het verhaal past binnen de middeleeuwse poëtica, hoe mooier de middeleeuwers het verhaal gevonden hebben.
DOCUMENT
Recensie van Jan Bloemendal, Arjan van Dixhoorn & Elsa Strietman (ed.), Literary Cultures and Public Opinion in the Low Countries 1450-1650.
DOCUMENT
Op het blog Neder-L schrijf ik wekelijks een bericht. Meestal gaat het over Middeleeuwse literatuur, maar het zou ook over het eindexamen Nederlands kunnen gaan.
DOCUMENT
In c.1330 the Antwerp public servant Jan van Boendale composed Der Leken Spieghel (The Layman's Mirror), a free adaption of several earlier Latin treatises on education. Van Boendale evidently wanted to ensure that a clear and reliable handbook was available to the laity, who lacked sufficient training in Latin to access the original texts. Der Leken Spieghel consists of four books, each divided into numerous smaller sections. This article presents a fresh translation of paragraph 113, which outlines the four characteristics needed to conduct an honourable life.
DOCUMENT