Dit rapport doet verslag van de laatste fases van het onderzoek dat het lectoraat Armoede Interventies uitvoerde naar de financiele zelfredzaamheid van bewoners in Amsterdam Nieuw-West. In hoeverre kunnen we de bewoners financieel zelfredzaam noemen? Waar is verbetering mogelijk en welke rol spelen lokale organisaties daarbij?
DOCUMENT
De decentralisaties en hervormingen in het sociaal domein beogen een andere insteek van de ondersteuning van mensen. De meeste zorg en welzijn vindt meer plaats in de eigen kring van de bewoner, door mantelzorgers en vrijwilligers uit het netwerk van deze bewoner. Als dat niet meer gaat en te ingewikkeld wordt, is er kennis en kunde van beroepskrachten nodig. Vaak gaat het een en het ander in elkaar over, of spelen naast elkaar. Dan is het belangrijk dat er een goede samenwerking is en vertrouwen is, in elkaar en in de overtuiging dat samen goede oplossingen gevonden kunnen worden.
DOCUMENT
Toe-eigening versterkt de leefbaarheid van de buurt. De woonstraten van Amsterdam Nieuw-West bieden door de open verkavelingsstructuren en dichte plinten minder vanzelfsprekende aanknopingspunten voor toe-eigening. Op basis van ons tweejarig empirisch veldonderzoek staat in MIJN STRAAT de rijkdom aan ontwerpoplossingen die in Nieuw-West besloten liggen, centraal. Hiermee beogen we bij te dragen aan het debat over de stedelijke vernieuwing en de opgave van de woonstraat in Nieuw-West. Juist op dit schaalniveau wordt dagelijks de sociale stad gemaakt.Het boek is een handboek met ontwerpoplossingen op de schaalniveaus van het bouwblok, de straat en de subtiele overgangszones tussen het private en publiek domein. De beelden zijn ook inzetbaar voor de workshopmethode van MIJN STRAAT waarin bewoners als buurtexperts bij de planvorming betrokken worden. We hopen dat in de hedendaagse nieuwe ronde van stedelijke vernieuwing de woonstraat de aandacht krijgt die het verdient. En dat in de planvorming gebruik wordt gemaakt van de rijke reeks van beproefde en gerijpte ontwerpoplossingen die dikwijls al om de hoek van het plangebied te vinden zijn.
DOCUMENT
De renovatie van de Amsterdamse Van Deysselbuurt is niet alleen een ruimtelijke transformatie, maar ook een kans voor maatschappelijke vernieuwing. CoFab-MR stelt een verkennend onderzoeksproject voor, waarin bewoners samen een houten constructie ontwerpen en te bouwen met behulp van Mixed Reality (MR) en digitale ontwerpsystemen. Het project brengt Community Builder Cascoland, materiaalexperts Amsterdamse Fijnhout, het Van Eesteren Museum en onderzoeksteams van AUAS (DPRG, RobotLab en VR/SimulationLab) samen. De Van Deysselbuurt is onderdeel van het 20-jarige programma ‘Samen Nieuw-West’, een van de 20 nationale programma's gericht op kwetsbare buurten, gericht op het verbeteren van het toekomstperspectief van huidige en toekomstige bewoners op het gebied van huisvesting, werk, vaardigheden en veiligheid. Door digitale tools in te bedden in een hands-on co-creatieproces, stelt coFAB-MR bewoners zonder eerdere technische expertise in staat om deel te nemen aan het ontwerp en de montage van (niet-standaard) houten constructies voor hun eigen buurt. In dit geval een zichtbare 'marker' voor het Makers Village, een tijdelijk ankerpunt voor gemeenschapsinitiatieven. coFab-MR onderzoekt ontwerp en technologie om nieuwe vaardigheden en gemeenschapsopbouw naar de Van Deysselbuurt te brengen. CoFAB-MR onderzoekt het potentieel van MR voor inclusief ontwerp en constructie, ruimtelijk inzicht en niet-deskundige samenwerking. Het sluit aan bij de Design Power Agenda en nationale ambities voor circulaire constructie, digitale transitie en inclusief ontwerp. De resultaten omvatten een gebouwd object, een open-source MR-toolkit, video-opnames van het participatieve proces en een reflectie op het gebruik van MR voor stedelijke transities. De resultaten zullen ten goede komen aan ontwerpprofessionals, docenten, gemeenten en andere gemeenschappen die inclusieve co-creatie in de gebouwde omgeving willen integreren. Het is de bedoeling dat CoFAB-MR zal leiden tot vervolgprojecten en vaardighedenontwikkeling in de Van Deysselbuurt, naast en voorbij het 20-jarige nationale programma.
De samenwerking tussen HBO- en WO-kennisinstellingen, maatschappelijke partners en maatschappij biedt een unieke leeromgeving voor zowel studenten als de samenwerkingspartners. Deze leeromgeving biedt kansen aan alle betrokken partijen omtrent het begrijpen en adresseren van complexe maatschappelijke vraagstukken. Deze vraagstukken zijn lastig te adresseren aangezien ze vaak vanuit de kennis, waarden en perspectieven van verschillende stakeholders te benaderen zijn. Hierdoor is het steeds noodzakelijker om (toekomstige) professionals voor te bereiden op de integratie van onderzoeks-, expert- en ervaringskennis. De samenwerking tussen deze kennisactoren geeft naast veel inzichten, mogelijkheden en kennis, ook verschillende uitdagingen. De partijen hebben ieder een eigen taal, perspectief en belang. Het samenbrengen van de verschillen in culturen, processen en structuren is lastig, zelfs met een gezamenlijk doel. Dit roept vragen op over de verdere invulling en uitkomsten van samenwerking, zoals de rolverdeling, toewijding en implicaties. Welke stappen moeten er nu worden gezet om de gezamenlijke doelen te kunnen behalen? In het voorgestelde project willen we onderzoeken wat geschikte werkvormen zijn voor een samenwerking tussen kennisinstellingen van WO- en HBO-onderwijs en een maatschappelijke organisatie. Deze complexe samenwerking vraagt o.a. om onderzoek naar de vormgeving, onderlinge verhoudingen, en het verenigen van belangen. De aanvrager (junior onderzoeker VU) zal zich één dag per week gedurende één jaar toewijden aan het monitoren en evalueren van de samenwerking. Daarnaast zal de partner (projectleider BOOT-HvA Nieuw-West) zich een halve dag per week committeren aan de samenwerking. Hierdoor kan er aandacht besteed worden aan de invulling van deze samenwerking, methodiek en de beoogde gezamenlijke doelen. De werkvormen en onderliggende werkingsmechanismen die uit het onderzoeksproject komen, dienen om de samenwerking tussen WO-, HBO- en maatschappelijke partners te optimaliseren. De uitkomsten zullen ook kunnen bijdragen aan het verloop en invulling van vergelijkbare samenwerkingsverbanden in het CDKM-netwerk.
In de Amsterdam Agenda voor de City Deal Kennis Maken staat het ontwikkelen van een duurzame kennisinfrastructuur centraal. De stad kent al vele samenwerkingsverbanden tussen gemeente en kennisinstellingen; de partners zetten in op het verder in kaart brengen, structureren, ontwikkelen en versterken van de vele samenwerkingen. Waar in de eerste aanvraag het in kaart brengen en structureren van het onderzoek centraal stond, richt deze aanvraag zich op de actieve inzet van studenten bij het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken. Gekozen is voor een specifiek en overzichtelijk gebied – Amsterdam Nieuw-West – waar de kennisinstellingen momenteel grotendeels nog los van elkaar actief zijn en de urgentie voelen om tot intensievere kennisuitwisseling en kennisdeling te komen. Met de aanstelling van twee stevige, onafhankelijke kennismakelaars/verbinders, willen de kennispartners de bestaande ervaringen met en kennis over de inzet van studenten bijeenbrengen. Dat vormt de basis voor het formuleren en operationaliseren van het begrip kennisinfrastructuur. Aan de hand van deze (werk)definitie gaan de partners aan de slag met het versterken van bestaande en het ontwikkelen van nieuwe samenwerkingsrelaties met lokale partners en met de kennispartners onderling. Dat gebeurt enerzijds door verbreding van bestaande allianties (bijvoorbeeld Kennisalliantie Aanpak Eenzaamheid) of de start van nieuwe (bijvoorbeeld Energietransitie). Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar de samenwerking van studenten van hbo/wo met studenten van (v)mbo. De kennis en ervring die wordt opgedaan in Nieuw-West worden gedeeld met zoveel mogelijk betrokkenen om daarmee op stedelijk niveau handvatten te bieden op tot een duurzame stedelijke kennisinfrastructuur te komen. (243 woorden)