Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van lector Optimaliseren Kennisintensieve Bedrijfsprocessen bij Zuyd Hogeschool op vrijdag 20 mei 2016. Beschouwingen over de ontwikkelingen in Financiele dienstverlening, missie van het Lecotraat ‘Het ontwikkelen en verspreiden van nieuwe inzichten en oplossingen voor praktische vraagstukken met betrekking tot kennisintensieve bedrijfsprocessen teneinde de kennisontwikkeling en professionaliteit in met name de financiële dienstverlening te bevorderen.’
LINK
What's in a name? Een paar maanden terug sprak ik met jeugdhulpambtenaren onder meer over de titel van mijn lectoraat: 'Jeugdhulp in transformatie'. Een van hen vroeg waarom het woord 'effectiviteit' er niet in voorkwam. lk vroeg haar wat zij verstond onder effectieve jeugdhulp. "Sneller en beter", was haar antwoord. "Nou, het gaat toch vooral om minder", zo reageerde haar collega. Ook na enig doorpraten werden de collega's het niet eens. Deze microanekdote is symptomatisch voor de zoektocht die de wereld van de jeugdhulp onderneemt- sinds 2015. Toen veranderde de Jeugdwet het speelveld van de hulp rond opvoeden en opgroeien drastisch. Gemeenten kregen een spilpositie op een veld waarop de meeste tot dan toe in beperkte mate actief waren. Vanzelfsprekend had dit grote gevolgen voor de organisatie en uitvoering van de zorg rond opvoeden en opgroeien. Deze transitie, de overdracht van bestuurlijke verantwoordelijkheid van het nationale en provinciale naar het lokale niveau, is, zoals de eerste evaluatie van de Jeugdwet laat zien, zonder grote ongelukken verlopen (Friele et al., 2018). In het algemeen hebben de meeste gemeenten hun nieuwe taken behoorlijk opgepakt. De bestuurlijke transitie is geen doel op zich. lnvoering van de wet zou uiteindelijk tot effectievere (wat dat ook is) en meer doelmatige jeugdhulp moeten leiden. Dit laat zich schetsen aan de hand van de piramide van de jeugdhulp. De relatief steile piramide verbeeldt de situatie voor invoering van de Jeugdwet. Zware zorgvormen aan de bovenkant vormen een relatief groot deel. De ambitie is om tot een afgeplatte piramide te komen. Daarin is de basis, gevormd door de pedagogische infrastructuur en de lichte hulp, verbreed. Daardoor, zo is de veronderstelling, zou de top, met relatief zware, dure jeugdhulp, in omvang afnemen. Door versterking van de basis is minder dure en complexe zorg nodig, met lagere stelselkosten als gevolg. Om van de steile naar de afgeplatte piramide te komen, is wel een geheel and ere werkwijze nodig - aangeduid als de transformatie. In simpele vorm hebben we dan de beleidstheorie waarop de Jeugdwet is gebouwd: door die andere werkwijze, de transformatie dus, wordt uiteindelijk een meer doeltreffende en doelmatige jeugdhulp gerealiseerd. Dat de rijksoverheid de eigen beleidstheorie niet serieus nam en neemt door gemeenten geen tijd te gunnen voor de transformatie en per 2015 meteen oplopende budgetkortingen door te berekenen, daar ga ik het niet over hebben. lk wil het met u hebben over de transformatie als noodzake/ijke voorwaarde om het einddoel te realiseren: meer doeltreffende en doelmatige hulp bij opvoeden en opgroeien. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/robgilsing/
De gemiddelde lengte van de uitingen van een kind is een veelgebruikte meting en een goede indicatie voor zijn/ haar vroege taalverwerving. In deze studie werden normen voor het Nederlands opgesteld van de gemiddelde ‘Mean Length of Utterance’ in morfemen (MLU-m) en woorden (MLU-w) tijdens de spontane taal van normaal ontwikkelende eentalige kinderen tussen 2 en 7 jaar. Daarnaast werd gepoogd ook normen op te stellen voor het Nederlands van de gemiddelde MLU-m en MLU-w tijdens de spontane taal van normaal ontwikkelende meertalige kinderen tussen 4 en 6 jaar. Hiervoor werden spontane taalstalen van 47 eentalige en 19 meertalige normaal ontwikkelende kinderen tussen 2;3 en 7;11 jaar opgenomen en getranscribeerd met ‘Praat’ software. Voor elk taalstaal werden de MLU-m en MLU-w berekend. Het gemiddelde en de standaarddeviatie van de MLU-m en MLU-w werden gerapporteerd per leeftijdsinterval van 1 jaar voor zowel de een- als meertaligen. De resultaten toonden een leeftijdsgebonden stijging van de MLU-m en MLU-w bij de eentalige kinderen. De opgestelde normtabel kan als richtlijn dienen bij het beoordelen van de taalverwerving van een normaal ontwikkelend eentalig kind met Nederlands als moedertaal. Verder werd een leeftijdsgebonden stagnatie van de MLU-m en MLU-w vastgesteld bij de meertalige kinderen. De meertalige proefgroep in deze studie was echter te beperkt in aantal en te heterogeen om een representatieve normtabel op te stellen die kan worden gebruikt in de klinische praktijk.
In het RAAK-MKB project MKB@Work ontwikkelde het lectoraat Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt (JAA) van het Marian van Os Centrum voor Ondernemerschap van de Hanzehogeschool Groningen, samen met o.a. mkb-bedrijven, grote bedrijven, MKB-Nederland Noord en vijf arbeidsmarktregio's, aandachtspunten voor een creatievere omgang met wet- en regelgeving bij de samenwerking van mkb met gemeenten, vanuit het gezamenlijke doel meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te plaatsen op de werkplekken die het mkb creëert. De resultaten van het project zijn breed verspreid onder zowel ondernemers als overheid als kandidaten. Onder andere bij de landelijke praktijktafel van De Normaalste Zaak, die was georganiseerd op 26 maart 2018, waar meer dan tachtig werkgevers en vijf Tweede Kamerleden aanwezig waren, en op het eindcongres op 7 juni 2018 waar 100 deelnemers aanwezig waren, zowel mkb-bedrijven als gemeenten als kandidaten. Een belangrijk thema dat een nadere uitwerking verdiend is de aansluiting tussen opleidingen die zowel mkb'ers aanbieden als gemeenten als mbo-instellingen. Ondernemers starten bedrijfsscholen waar ze mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt opleiden op de werkplek naast de opleidingen die gemeenten aanbieden voor uitkeringsgerechtigden om ze klaar te stomen voor werk en naast de volwasseneducatie en inburgeringscursussen van het mbo. De drie partijen zien het belang van samenwerking, maar deze komt niet van de grond. “We kennen elkaar, maar doen niets samen, het is los zand. Hoe kunnen we elkaar ondersteunen?” Uit MKB@Work blijkt dat een verschil in belangen en concurrentie hierbij een rol spelen. Met de Top-up subsidie kan de Hanzehogeschool vanuit een overstijgende rol inzicht bieden in de behoeften van de verschillende partijen en een werkproces ontwikkelen waardoor partijen helder krijgen waar hun rol eindigt en die van de ander begint bij het aanbieden van opleidingsplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
In het RAAK-MKB project MKB@Work ontwikkelde het lectoraat Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt (JAA) van het Marian van Os Centrum voor Ondernemerschap van de Hanzehogeschool Groningen, samen met o.a. mkb-bedrijven, grote bedrijven, MKB-Nederland Noord en vijf arbeidsmarktregio's, aandachtspunten voor een creatievere omgang met wet- en regelgeving bij de samenwerking van mkb met gemeenten, vanuit het gezamenlijke doel meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te plaatsen op de werkplekken die het mkb creëert.De resultaten van het project zijn breed verspreid onder zowel ondernemers als overheid als kandidaten. Onder andere bij de landelijke praktijktafel van De Normaalste Zaak, die was georganiseerd op 26 maart 2018, waar meer dan tachtig werkgevers en vijf Tweede Kamerleden aanwezig waren, en op het eindcongres op 7 juni 2018 waar 100 deelnemers aanwezig waren, zowel mkb-bedrijven als gemeenten als kandidaten. Een belangrijk thema dat een nadere uitwerking verdiend is de aansluiting tussen opleidingen die zowel mkb'ers aanbieden als gemeenten als mbo-instellingen. Ondernemers starten bedrijfsscholen waar ze mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt opleiden op de werkplek naast de opleidingen die gemeenten aanbieden voor uitkeringsgerechtigden om ze klaar te stomen voor werk en naast de volwasseneducatie en inburgeringscursussen van het mbo. De drie partijen zien het belang van samenwerking, maar deze komt niet van de grond. “We kennen elkaar, maar doen niets samen, het is los zand. Hoe kunnen we elkaar ondersteunen?” Uit MKB@Work blijkt dat een verschil in belangen en concurrentie hierbij een rol spelen. Met de Top-up subsidie kan de Hanzehogeschool vanuit een overstijgende rol inzicht bieden in de behoeften van de verschillende partijen en een werkproces ontwikkelen waardoor partijen helder krijgen waar hun rol eindigt en die van de ander begint bij het aanbieden van opleidingsplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
MKB-bedrijven zien tegenwoordig een trend waarin vaker wordt geproduceerd in lage volumes en hoge variëteit. Om deze verschillende producten met een constante kwaliteit te produceren, zijn actuele werkinstructies noodzakelijk. In MKB-bedrijven is het een uitdaging om deze werkinstructies snel te kunnen generen, normaal gesproken is dit een tijdrovende klus, die niet gestandaardiseerd is. De volgende uitdaging is snel en correct kunnen presenteren van werkinstructies aan de werknemer, vooral met oude papieren versies verspreid over de werkvloer. Het is lastig deze up-to-date te houden wanneer veel kleine variaties zijn tussen de verschillende producten en werknemers hebben moeite om de nieuwste versie te identificeren. Dit project maakt gebruik van de nieuwste trends op het gebied van automatisering en digitalisering. Momenteel hebben wij een proof-of-concept ontwikkeld die demonstreert hoe automatisch werkinstructies gegenereerd kunnen worden uit een productontwerp. Vervolgens worden deze gevisualiseerd op het juiste moment aan de werknemer op een smart glass. Het huidige product kan van eenvoudige lego producten werkinstructies maken. Maar wij willen dit graag verder ontwikkelen om een minimum viable product te krijgen, waarbij wij de relevantie in de industrie kunnen aantonen. Tijdens ons onderzoek is contact geweest met verschillende bedrijven (Amfors/Scalabor) die interesse hebben in deze toepassing. Het doel is om dit product verder te ontwikkelen zodat snel werkinstructies gegenereerd en gevisualiseerd wordt aan de werknemer.