Up to now, leisure research on the parent-peer orientation of juveniles primarily has focussed on adolescents. The purpose of this study is to investigate the degree to which pre-adolescents as well as adolescents associate with parents and peers in their leisure time. Based on recent theoretical conceptions of childhood sociologists, a questionnaire was designed for children and young teens aged ten to fifteen years. A total of 927 Dutch juveniles from different social classes participated in the current study. A leisure kids typology was constructed by means of Principal Components Analysis for categorical data (PRINCALS). It was found that ten to twelve year old children from higher social classes were family kids. They spend a substantial part of their leisure time with parents and siblings. Fourteen and fifteen year old boys, especially those from higher social classes, strongly focussed on peer groups, whereas girls of the same age had a salient preference for dyadic friendships. Questions on parental attitude towards leisure activities and choice of friends showed that ten to twelve year olds, specially those from higher social classes, experienced most parental interference in their leisure activities. Teenage girls from lower social classes encountered most parental attention concerning peer contacts. Our findings partially support theoretical conceptions regarding the parent-peer orientation of children and teens, but add some important nuances to these general perspectives.
DOCUMENT
Poster presentation of proposal of PhD trajectory "Talent emerging in Learning Communities, exploring the role of peers". Talent development for all students in higher education is up on the (inter)national agenda. Talent, from a developmental view, is defined as the potential of individuals to excel in a particular domain given the optimal educational conditions. Within this framework, talent is seen as emergent, distributed and dynamic. This research project aims to contribute to a better understanding of talent emergence and its antecedents, focusing on the role of peers in learning communities in higher education. A mixed-methods approach with a qualitative orientation will be adopted as this is well-suited to explore the intended phenomenon in depth.
DOCUMENT
Supplemental instruction, also known as Peer Assisted Study Sessions (SI-PASS), is a well-established form of peer learning that has been implemented in higher education institutions across the globe and that coincides with learning gains for participants. While the effects on learning gains have been extensively studied with quasi-experiments, the underlying mechanisms that make SI-PASS effective are less well understood. This study explored what benefits students thought SI-PASS offered and through which mechanisms. We studied this by interviewing 14 students who participated in SI-PASS during a field experiment that reliably found a significant impact of SI-PASS on performance. The students were asked to expand on if and why they thought SI-PASS was effective. Thematic analysis and independent coding indicated an interplay of three main drivers. SI-PASS was experienced as effective because it stimulated the use of effective study techniques and social learning. These drivers were facilitated and enhanced by a pedagogical climate that lowered the threshold to engage in collaborative learning and effective study techniques. These findings could help pinpoint what elements should be highlighted during the preparation of SI-leaders and what aspects should be monitored and tested when implementing or studying SI-PASS.
DOCUMENT
In dit onderzoek analyseert Ineke Baas hoe participatie en eigen regie van cliënten in de wijk kunnen worden versterkt om empowerment te bevorderen. Het onderzoek omvat interviews, focusgroepen en literatuuronderzoek. Individuele empowerment in de wijk bevordert cliëntenparticipatie en zelfregie. Collectieve empowerment in Utrecht, gefaciliteerd door 'power by peers', 'mental support team' en informele netwerken, werkt samen met opvang- en zorgorganisaties zoals Lister & Dok in Utrecht. Tot slot, hoe grijpt individuele en collectieve empowerment op elkaar in?
De maatschappij verandert continu en vraagt om leraren die zich blijven ontwikkelen en nadenken over de vraag hoe ze hun onderwijs met de kennis van nu kunnen verbeteren. Van hen wordt gevraagd om zelf sturing te geven aan en verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen professionele ontwikkeling. In de literatuur wordt in dit verband gesproken over ’agency’ (Eteläpelto, Vähäsantanen, Hökkä, & Paloniemi, 2013). Bij agency gaat het om het bewust uitoefenen van invloed op de eigen professionele ontwikkeling en de vormgeving van de onderwijspraktijk door het maken van keuzes en nemen van initiatieven. Een verbijzondering van het begrip agency is voortgekomen uit het promotieonderzoek van de postdoc-kandidaat (Van der Heijden, 2017). Uit dit onderzoek blijkt dat binnen het begrip agency vier hoofdcategorieën zijn te onderscheiden, namelijk meesterschap, samenwerken, ondernemerschap en levenslang leren. Deze hoofdcategorieën zijn onder te verdelen in negen agency-kenmerken: - Meesterschap: (1) focus op leerlingen, (2) focus op het leren van leerlingen, (3) vertrouwen in eigen kunnen, (4) beroepsmotivatie, - Samenwerken: (5) professionele collegialiteit, - Ondernemerschap: (6) focus op innovatie op klasniveau, (7) focus op innovatie op schoolniveau, - Levenslang leren: (8) focus op de eigen kennisontwikkeling en (9) focus op het professioneel handelen. Voor lerarenopleidingen is het van belang van om agency van studenten te ontwikkelen zodat zij regie nemen over hun eigen professionele ontwikkeling en in de beroepsuitoefening doelbewust initiatieven nemen om onderwijspraktijken te veranderen met het oog op het bevorderen van de (brede) ontwikkeling en het leren van leerlingen. In het voorgestelde onderzoeksproject wordt in een lerarenopleiding (Hogeschool de Kempel) een interventie uitgevoerd die erop is gericht dat Pabo-studenten agency ontwikkelen met betrekking tot de uit het promotieonderzoek voortgekomen negen agency-kenmerken. De centrale onderzoeksvraag heeft betrekking op welke wijze waarop de opleiding tot leraar basisonderwijs kan bijdragen aan agency van studenten en onder welke condities.
De transitie naar een circulaire economie heeft een duwtje in de rug nodig; slechts 6% van de Nederlandse bedrijven is actief bezig met circulariteit. Hier ligt een kans voor marketing! Marketeers zijn namelijk professionele gedragsveranderaars. Wat als zij diezelfde creativiteit en invloed inzetten om de circulaire economie aantrekkelijk, logisch én onweerstaanbaar te maken?