Purpose: This paper aims to investigate the relationship between home-to-work spillover, measured as positive and negative home–work interference (HWI) and turnover intentions, as well as the mediating role of perceptions concerning training and development practices. Design/methodology/approach: Data were collected among 418 respondents who were working at two business schools. A confirmative structural equation modeling analysis was conducted for the analysis. Findings: As expected, positive HWI showed negative relationships with turnover intentions, while negative HWI related positively to turnover intentions. Training and development practices mediated the relationship between positive HWI and turnover intentions; the mediation effect was stronger for women than it was for men. Training and development practices did not mediate the relationship between negative HWI and turnover intentions, however. Practical implications: The outcomes suggest that helping employees to balance their work and home lives can be beneficial for employees, as well as for employers in terms of reducing turnover intentions. Originality/value: As contributions, additional insight into the relationship between positive and negative non-work factors and turnover intentions by examining the ways in which both positive as well as negative HWI are related to turnover intentions. Furthermore, the research considers the mediating role played by perceptions concerning human resource (HR) practices, and particularly training and development practices as perceived by the employee, in the relationship between positive and negative HWI and turnover intentions.
LINK
De zorg voor ouderen verandert en wordt steeds meer in de wijk georganiseerd. Mensen worden niet alleen ouder, ook de complexiteit van hun zorgbehoefte neemt toe. Dit geldt met name voor ouderen die meerdere chronische ziekten en aandoeningen hebben. Vaak zijn diverse disciplines tegelijkertijd betrokken bij deze doelgroep. Voor goede zorg en ondersteuning is interprofessionele samenwerking tussen professionals uit het medisch en sociaal domein in de wijk noodzakelijk. Om de samenwerking in de wijk te versterken, hebben de Hogeschool Utrecht, Universitair Medisch Centrum Utrecht en Stichting Volte, in cocreatie met het veld en de doelgroep (professionals in de wijk) een interprofessionele training ontwikkeld voor professionals in de wijk. De training wordt op wijkniveau aangeboden en omvat een mix tussen online, face-to-face en on the job leren. In dit artikel beschrijven we hoe de training in nauwe samenwerking met de praktijk en experts uit de verschillende domeinen is ontwikkeld.
LINK
De sector Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang (BW/MO) heeft te maken met een groeiend aantal forensische cliënten. Er is behoefte aan een overzicht van best practices, do’s en don’ts in het methodisch handelen bij deze doelgroep. De vraag die we met dit onderzoek willen beantwoorden is: Welke best practices zijn er in de BW/MO-sector voor de begeleiding van en zorg aan forensische cliënten? In het huidige onderzoek zijn - na een literatuurverkenning - op systematische wijze de ervaringen van forensisch sociaal werkers en cliënten verzameld en bestudeerd. Dit werd op verschillende manieren gedaan in drie fases: Fase 1: Verkenning: groepsinterviews bij 15 BW/MO-instellingen Fase 2: Verdieping: 11 casuïstiekbesprekingen bij BW/MO-instellingen Fase 3: Uitwisseling: een onlinebijeenkomst (forensisch carrousel) De forensische doelgroep binnen de BW/MO bestaat voornamelijk uit mannen met multiproblematiek, zoals verslaving, agressie en psychiatrische problemen. Ze wonen in verschillende beschermde woonvormen met meer of minder zelfstandigheid en (ambulante) begeleiding. De belangrijkste best practices die professionals tijdens de verkenning noemden zijn: het bieden van een duidelijke structuur en heldere kaders, investeren in de werkalliantie (onder andere vanuit de presentiebenadering), goede samenwerking met ketenpartners met duidelijke afspraken over ieders taken en verantwoordelijkheden, herstelgericht werken aan kleine doelen, werken aan destigmatisering, werken met signaleringsplannen en risicotaxaties, zorgvuldig plaatsen van cliënten en de inzet van vrijwilligers en forensische ervaringsdeskundigen. Een deel van de instellingen plaatst forensische cliënten bij elkaar (geclusterd) omdat forensische expertise dan gerichter kan worden ingezet, andere instellingen plaatsen forensische cliënten bij andere cliënten (gespikkeld) om normalisering in de hand te werken. In de verdiepingsfase kwamen de volgende best practices aan de orde met betrekking tot ketensamenwerking: duidelijkheid scheppen over rollen en verantwoordelijkheden, de cliënt zelf laten beslissen bij uitstroom na detentie met bajes-uit begeleiding, en driegesprekken organiseren met toezichthouder, begeleider en cliënt. Best practices met betrekking tot krachtgericht werken zijn: duidelijke grenzen stellen, zoeken naar datgene waar de cliënt zelf regie op kan voeren en bekrachtigen wat iemand bereikt binnen het kader van de bijzondere voorwaarden. Overige best practices zijn: zorgvuldige matching van cliënt en vrijwilliger en werken aan destigmatisering op verschillende niveaus. Tijdens het forensisch carrousel is de bredere toepasbaarheid van de verzamelde best practices verkend. Werkzame elementen van goede ketensamenwerking, krachtgericht en herstelgericht werken in relatie tot risico’s en probleemgedrag, de inzet van vrijwilligers en ervaringsdeskundigen en werken aan destigmatisering werden breed onderkend, maar er zijn ook uitdagingen. Deskundigheidsbevordering is daarmee zowel een best practice als een aanbeveling.
MULTIFILE
Om tegemoet te komen aan de eisen die gesteld worden aan werknemers in de huidig snel veranderende samenleving heeft de NHL Stenden Hogeschool gekozen voor een nieuw onderwijsconcept, namelijk Design Based Education (DBE). DBE is gebaseerd op het gedachtegoed van Design Thinking en stimuleert iteratieve en creatieve denkprocessen. DBE is een student-georiënteerde leeromgeving, gebaseerd op praktijk-, dialoog-, en vraaggestuurde onderwijsprincipes en op zelfsturend, constructief, contextueel en samenwerkend leren. Studenten construeren gezamenlijk kennis en ontwikkelen een prototype voor een praktijkvraagstuk. Student-georiënteerde leeromgevingen vragen andere begeleidingsstrategieën van docenten dan zij gewend zijn. Van docenten wordt verwacht dat zij studenten activeren gezamenlijk kennis te construeren en dat zij nauw samenwerken met werkveldprofessionals. Eerder onderzoek toont aan dat docenten, zelfs in een student-georiënteerde leeromgeving, geneigd zijn terug te vallen op conventionele strategieën. De overstap naar een ander onderwijsconcept gaat dus blijkbaar niet vanzelf. Collectief leren stimuleert docenten de dialoog aan te gaan met andere docenten en werkveldprofessionals met als doel gezamenlijk te experimenteren en collectief te handelen. De centrale vraag van het postdoc-onderzoek is het ontwerpen en ontwikkelen van (karakteristieken van) interventies die collectief leren van docenten en werkveldprofessionals stimuleren. Het doel van het postdoconderzoek is om de overstap naar DBE zo probleemloos mogelijk te laten verlopen door docenten te ondersteunen DBE leeromgevingen te ontwikkelen in samenwerking met werkveldprofessionals en DBE te integreren in hun docentactiviteiten. De onderzoeksmethode is Educational Design Research en bestaat uit vier fasen: preliminair onderzoek, ontwikkelen van prototypes, evaluatie en bijdrage aan de praktijk. Het onderzoek is verbonden aan het lectoraat Sustainable Educational Concepts in Higher Education en wordt hiërarchisch en inhoudelijk aangestuurd door de lector. Docenten, experts, werkveldprofessionals en studenten worden betrokken bij het onderzoek. Dit onderzoek kan zowel binnen als buiten de hogeschool een bijdrage leveren omdat steeds meer hogescholen kiezen voor een ander onderwijsconcept.
BECOME richt zicht op de overgang naar een circulaire economie door de link tussen onderwijs en de arbeidsmarkt te versterken. Het doel is om studenten en werknemers (van nu en in de toekomst) op te leiden, om oplossingen en bedrijfsmodellen voor deze circulaire economie te ontwikkelen.
Cross-Re-Tour supports European tourism SME while implementing digital and circular economy innovations. The three year project promotes uptake and replication by tourism SMEs of tools and solutions developed in other sectors, to mainstream green and circular tourism business operations.At the start of the project existing knowledge-gaps of tourism SMEs will be researched through online dialogues. This will be followed by a market scan, an overview of existing state of the art solutions to digital and green constraints in other economic sectors, which may be applied to tourism SME business operations: water, energy, food, plastic, transport and furniture /equipment. The scan identifies best practices from other sectors related to nudging of clients towards sustainable behaviour and nudging of staff on how to best engage with new tourism market segments.The next stage of the project relates to two design processes: an online diagnostic tool that allows for measuring and assessing (160) SME’s potential to adapt existing solutions in digital and green challenges, developed in other economic sectors. Next to this, a knowledge hub, addresses knowledge constraints and proposes solutions, business advisory services, training activities to SMEs participating. The hub acts as a matchmaker, bringing together 160 tourism SMEs searching for solutions, with suppliers of existing solutions developed in other sectors. The next key activity is a cross-domain open innovation programme, that will provide 80 tourism SMEs with financial support (up to EUR 30K). Examples of partnerships could be: a hotel and a supplier of refurbished matrasses for hospitals; a restaurant and a supplier of food rejected by supermarkets, a dance event organiser and a supplier of refurbished water bottles operating in the cruise industry, etc.The 80 cross-domain partnerships will be supported through the knowledge hub and their business innovation advisors. The goal is to develop a variety of innovative partnerships to assure that examples in all operational levels of tourism SMEs.The innovation projects shall be presented during a show-and-share event, combined with an investors’ pitch. The diagnostic tool, market scan, knowledge hub, as well as the show and share offer excellent opportunities to communicate results and possible impact of open innovation processes to a wider international audience of destination stakeholders and non-tourism partners. Societal issueSupporting the implementation of digital and circular economy solutions in tourism SMEs is key for its transition towards sustainable low-impact industry and society. Benefit for societySolutions are already developed in other sectors but the cross-over towards tourism is not happening. The project bridges this gap.