Purpose In this systematic literature review, the effects of the application of a checklist during in hospital resuscitation of trauma patients on adherence to the ATLS guidelines, trauma team performance, and patient-related outcomes were integrated. Methods A systematic review was performed following the Preferred Reporting Items for Systematic Reviews and Metaanalyses checklist. The search was performed in Pubmed, Embase, CINAHL, and Cochrane inception till January 2019. Randomized controlled- or controlled before-and-after study design were included. All other forms of observational study designs, reviews, case series or case reports, animal studies, and simulation studies were excluded. The Effective Public Health Practice Project Quality Assessment Tool was applied to assess the methodological quality of the included studies. Results Three of the 625 identified articles were included, which all used a before-and-after study design. Two studies showed that Advanced Trauma Life Support (ATLS)-related tasks are significantly more frequently performed when a checklist was applied during resuscitation. [14 of 30 tasks (p < 0.05), respectively, 18 of 19 tasks (p < 0.05)]. One study showed that time to task completion (− 9 s, 95% CI = − 13.8 to − 4.8 s) and workflow improved, which was analyzed as model fitness (0.90 vs 0.96; p < 0.001); conformance frequency (26.1% vs 77.6%; p < 0.001); and frequency of unique workflow traces (31.7% vs 19.1%; p = 0.005). One study showed that the incidence of pneumonia was higher in the group where a checklist was applied [adjusted odds ratio (aOR) 1.69, 95% Confidence Interval (CI 1.03–2.80)]. No difference was found for nine other assessed complications or missed injuries. Reduced mortality rates were found in the most severely injured patient group (Injury Severity score > 25, aOR 0.51, 95% CI 0.30–0.89). Conclusions The application of a checklist may improve ATLS adherence and workflow during trauma resuscitation. Current literature is insufficient to truly define the effect of the application of a checklist during trauma resuscitation on patientrelated outcomes, although one study showed promising results as an improved chance of survival for the most severely injured patients was found.
LINK
Research shows that victimization rates in forensic mental health care are high for both female and male patients. However, gender differences have been found in types and patterns of victimization (more sexual abuse and more complex trauma for women), cognitive appraisal, and response to traumatic events. Gender-responsive treatments focusing on trauma have been designed to adhere to these gender differences; however, despite promising research results, these interventions are yet to be introduced in many settings. This study examined how trauma is addressed in current clinical practice in Dutch forensic mental health care, whether professionals are knowledgeable of gender differences in trauma, and how gender-responsive factors such as self-esteem, self-efficacy, social relations, and coping skills are considered in treatment for female patients. We used a mixed-method design consisting of an online survey and 33 semi-structured interviews with professionals and patients. The results suggested that Dutch forensic mental health care could address trauma more structurally, and professionals could be more aware of gender differences and gender-responsive factors. Early start of trauma treatment was deemed important but was not current practice according to patients. Based on this study, guidelines were developed for gender-responsive, trauma-informed work in forensic mental health care.
Purpose Non-technical skills have gained attention, since enhancement of these skills is presumed to improve the process of trauma resuscitation. However, the reliability of assessing non-technical skills is underexposed, especially when using video analysis. Therefore, our primary aim was to assess the reliability of the Trauma Non-Technical Skills (T-NOTECHS) tool by video analysis. Secondarily, we investigated to what extent reliability increased when the T-NOTECHS was assessed by three assessors [average intra-class correlation (ICC)] instead of one (individual ICC). Methods As calculated by a pre-study power analysis, 18 videos were reviewed by three research assistants using the T-NOTECHS tool. Average and individual degree of agreement of the assessors was calculated using a two-way mixed model ICC. Results Average ICC was ‘excellent’ for the overall score and all five domains. Individual ICC was classified as ‘excellent’ for the overall score. Of the five domains, only one was classified as ‘excellent’, two as ‘good’ and two were even only ‘fair’. Conclusions Assessment of non-technical skills using the T-NOTECHS is reliable using video analysis and has an excellent reliability for the overall T-NOTECHS score. Assessment by three raters further improve the reliability, resulting in an excellent reliability for all individual domains.
Door ontwikkelingen in de zorg leven meer mensen die intensieve ondersteuning nodig hebben zelfstandig of begeleid thuis. Tegelijkertijd stijgt het aantal mensen explosief dat het zonder professionele begeleiding thuis niet zelfstandig redt. Vooral voor mensen met licht verstandelijke beperking (LVB), is (begeleid) zelfstandig wonen en meedoen in de maatschappij niet makkelijk. Dit komt door de verstandelijke beperkingen én juist ook bijkomende problematiek. Effectieve behandeling van deze bijkomende problematiek is noodzakelijk. Vaktherapie is een behandelvorm die naadloos aansluit bij de aandachtspunten voor effectieve interventies bij deze doelgroep en wordt intramuraal al jarenlang als een waardevolle aanvulling gezien op behandelvormen met een meer verbale insteek. Echter, vaktherapie wordt nog nauwelijks in de leefomgeving van mensen met LVB aangeboden. Een ontwikkeling in deze richting is momenteel wel gaande. Vaktherapeuten werken vaker samen met FACT-LVB teams volgens een ontwikkeld samenwerkingskader. Dit kader blijkt niet toepasbaar voor andere contexten in de leefomgeving, waar structuur in samenwerking vaak niet aanwezig is en ook samenwerking met informele hulpverleners nodig is. Een aangepast samenwerkingskader om structurele samenwerking te realiseren tussen vaktherapeuten en (in)formele hulpverleners is essentieel. Evenals nader inzicht in welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken. In dit praktijkgericht onderzoek wordt het eerder ontwikkeld samenwerkingskader met focusgroepen doorontwikkeld en toepasbaar gemaakt voor meerdere contexten in de leefomgeving (deelonderzoek 1). De toepassing van dit kader wordt in een procesevaluatie geëvalueerd (deelonderzoek 2). Middels gestapeld N=1 onderzoek wordt onderzocht welke vaktherapeutische interventies in de leefomgeving werken bij welke indicaties (deelonderzoek 3). De inzichten worden verwerkt tot een breed toepasbaar samenwerkingskader, een indicatiemodel voor vaktherapeutische behandeling in de leefomgeving en een methode om vaktherapeutisch handelen te blijven evalueren.
Ongeveer de helft van de traumapatiënten kan effectief worden geholpen. De behandeling van complex trauma, dat wil zeggen meervoudig en langdurig trauma, is daarbij het minst succesvol. In het binnen RAAK-publiek gefinancierde project ‘Beweging in trauma’, is op vraag van praktijkinstellingen een psychomotorische behandelmodule ontwikkeld en geëvalueerd en daarbij ook aangeboden aan de doelgroep vluchtelingen en asielzoekers. Deze groep mensen bleek goed te profiteren van de interventie. Bij afronding van het project is met betrokken therapeuten echter geconcludeerd dat bij verdere implementatie twee aanpassingen van belang zijn om er zorg voor te dragen dat deze specifieke doelgroep optimaal profiteert van het aanbod. Top-up subsidie is nodig voor: 1. Het ontwikkelen en evalueren van een stabilisatiemodule ‘Beweging in Trauma’ voor vluchtelingen en asielzoekers. Hierbij wordt voortgebouwd op de in het RAAK project ontwikkelde behandelmodule. De psycho-educatie wordt aangepast zodat deze beter geschikt is voor de doelgroep vluchtelingen en asielzoekers. Een belangrijk aspect waarmee rekening moet worden gehouden is de taalbarrière. Uit het RAAK project bleek dat het thema spel en bewegingsplezier succesvol is. Dit thema wordt in de te ontwikkelen interventie uitgebreider doorgevoerd. Dit kan de veerkracht en de positieve ervaringen van de vluchtelingen en asielzoekers verder vergroten. Daarnaast wordt bij de ontwikkeling aandacht besteed aan hoe er nog beter op de psychofysiologische regulatie geïntervenieerd kan worden. Dit is belangrijk omdat de traumascores bij deze doelgroep nog bovengemiddeld hoog zijn. Deze uitwerking vindt plaats in nauwe samenwerking met de beroepspraktijk en op basis van eerdere evaluaties, ingevuld door vluchtelingen en asielzoekers die de oorspronkelijke module gevolgd hebben. Beoogd resultaat is een psychomotorische module die inzetbaar is bij alle (GGZ-)instellingen waar psychomotorisch therapeuten werken met getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers. 2. Het ontwikkelen van een toolbox behandelevaluatie voor vluchtelingen en asielzoekers. Het is voor psychomotorisch therapeuten van belang om hun behandeling te evalueren. Het invullen van vragenlijsten is voor zowel vluchtelingen als begeleiders een tijdrovende en intensieve aangelegenheid, mede door het feit dat vaak tolken ingezet moeten worden. In dit project wordt een voor de doelgroep geschikt meetinstrument ontwikkeld en beproefd. Beoogd resultaat is een toolbox voor de behandelevaluatie die inzetbaar bij alle (GGZ-)instellingen waar psychomotorisch therapeuten werken met getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers. Het is van belang bovenstaande producten te evalueren op toepasbaarheid. Een derde punt in dit project is dan ook het uitvoeren van een evaluatie van beide aanpassingen met behulp van enkele n=1 studies.
Nederland kent 75.000 tot 116.000 gezinnen met meervoudige en complexe problemen (GMCP). Deze problemen verslechteren de kwaliteit van leven van ouders en kinderen, vergroten de kans op uithuisplaatsing van kinderen en psychische problemen van kinderen in de volwassenheid. De jaarlijkse maatschappelijke kosten bedragen circa 10 miljard euro. De behandelnoodzaak is daarom groot. In GMCP staat de gezinsdynamiek onder druk. Ouders ervaren intense opvoedstress wat de ouder-kindinteractie negatief beïnvloedt en leidt tot hechtings- en gedragsproblemen bij kinderen. Bevordering van intrapersoonlijke empowerment van ouders kan opvoedstress verminderen, samen met het streven naar ‘goed genoeg ouderschap’, de opvoedstrategieën ‘vertragen’ en ’verdragen’ en versterking van het sociaal netwerk. Huidige gezinsgerichte interventies in de kinder- en jeugdzorg zijn niet altijd passend als intense opvoedstress samengaat met trauma, persoonlijkheidsproblematiek, angst, depressie én als ouders emotionele geremdheid of beperkte taalvaardigheid hebben. Dit vermindert de effectiviteit en duurzaamheid van de behandeling. Vaktherapie (beeldende, dans-, drama-, muziek-, psychomotorische therapie en speltherapie) is ervaringsgericht en sluit daardoor mogelijk beter aan. Vaktherapie vermindert stress en verbetert emotieregulatie en waargenomen zelfeffectiviteit. Vaktherapie is echter nog meer gericht op persoonlijke problemen van ouders dan op uitdagingen in het ouderschap en sluit nog onvoldoende aan bij de gezinsdynamiek van GCMP en geboden hulp. Vaktherapeuten en gezinsbegeleiders vragen om de ontwikkeling van vaktherapeutische gezinsinterventies om opvoedstress van ouders van GMCP te verminderen. In het ‘Bouwen in Vertrouwen’ project wordt een gezinsgerichte vaktherapeutische behandelmodule ontwikkeld en geëvalueerd gericht op het verminderen van opvoedstress in GMCP. Dit gebeurt in een leernetwerk van zorgprofessionals, praktijkonderzoekers, docenten en studenten. Het leernetwerk gebruikt daarbij een systematische aanpak voor interventieontwerp (Intervention Mapping) en state-of-the-art technologieën (Key Enabling Methodologies) die ondersteunen bij het ontwikkelen en structureren van de behandelmodule. De ontwikkelde behandelmodule wordt vervolgens met een multiple-baseline studie op effectiviteit onderzocht en, middels het leernetwerk, duurzaam geïmplementeerd.