In deze notitie willen wij met betrekking tot het werken op oudere leeftijd in relatie tot het wetsvoorstel over de verhoging van de AOW-leeftijd een aantal conclusies trekken
DOCUMENT
De voorgestelde verhoging van de AOW naar 67 jaar is een onnodig en onzinnig plan. In de leeftijdscategorie van 55 tot 65 jarigen werkte bij de mannen in 2006 maar 38% en bij de vroyuwen maar 8% . Laten we daarom eerst proberen de arbeidsparticipatie van die leeftijdsgroep te verhogen. Als het gaat om bezuinigingen (AOW maatregel moest 4 miljard opbrengen) zorg dan dat de multinationals hun wettelijke vennootschapsbelasting van 25,5 % betalen. Dat levert het viervoudige op!
DOCUMENT
De verhoging van de AOW-leeftijd pakt voor lageropgeleiden een stuk minder gunstig uit dan voor hoogopgeleiden. Wat zijn de oorzaken van dit verschil?Enkele aandachtspunten voor HR om het tij te keren.
DOCUMENT
De wettelijke verhoging van de AOW-leeftijd heeft een positief effect op de omvang van de werkende beroepsbevolking in Nederland. Mede daardoor vallen de maatschappelijke gevolgen van de vergrijzing minder negatief uit. Er zijn echter aanzienlijke verschillen in de gevolgen van de maatregel voor laag- en hoogopgeleide werknemers. Laagopgeleide oudere werknemers worden in het werk vaak gehinderd door gezondheidsklachten. Pensioenfondsen met veel laagopgeleiden zien een groei van de WAO-instroom van oudere werknemers. Ook bij het doorwerken na de pensioenleeftijd zijn er verschillen tussen laag- en hoogopgeleide werknemers. In dit artikel worden deze zaken onderbouwd. Tevens geven we enkele aandachtspunten voor HRM
LINK
Het wetsvoorstel om de AOW-leeftijd in Nederland te verhogen naar 67 jaar is door de val van het kabinet voorlopig uitgesteld. Na de verkiezingen zal het onderwerp bij de vorming van een nieuwe regering opnieuw op de agenda staan. Het is een thema dat voor de continuering van onze welvaart van groot belang is. Daarbij zou de aandacht niet eenzijdig gericht moeten zijn op de pensioenleeftijd. Uiteindelijk gaat het om het thema kwaliteit van de arbeid, en dat zou weer hoog op de agenda moeten komen te staan. Het gaat niet alleen om doorwerken, maar om het gezond en productief kunnen (blijven) deelnemen aan de snel veranderende arbeidsmarkt. Daarvoor moeten arbeidsorganisaties de arbeidsprocessen slimmer en duurzamer organiseren.
DOCUMENT
De PVV wordt wel een rechtse partij genoemd vanwege haar anti-Islam opstelling. Daarnaast kent het verkiezingsprogramma ook veel linkse standpunten zoals meer geld voor zorg en onderwijs, geen verhoging AOW, geen aantasting sociaal uitkeringsstelsel. Kijken we echter naar het stemgedrag van de PVV in de 2e Kamer dan blijkt dat juist weinig sociaal. Henk & Ingrid worden bedrogen!
DOCUMENT
In de periode rond de millenniumwisseling zijn veel publicaties uitgebracht over toekomstige ontwikkelingen op het gebied van arbeid (onder meer Van Driel 2001; Gaspersz & Verhoeff 2001; Leijnse 2002; Licher 2001; Paauwe & Williams 1999; Schnabel 2000; Weehuizen 2000). In diezelfde periode heb ik met enkele TNO-collega’s twee publicaties uitgebracht met een vooruitblik naar de toekomst. Dat betreft HRM in de toekomst dat ik in 2003 samen met Erik Jan van Dalen en Sjiera de Vries heb geschreven en De toekomst werkt; mens en bedrijf in 2020 uit 2007, waar ik samen met Joost van Genabeek en Cees Wevers de redactie van heb gevoerd. De publicatie HRM in de toekomst (Gründemann, Van Dalen & De Vries 2003) signaleert vier kernontwikkelingen die niet alleen essentieel zijn gezien hun effect op HRM en arbeid, maar ook omdat het vrij zeker is dat zij zich gaan voordoen. Deze kernontwikkelingen zijn: 1. veranderingen in de samenstelling van de beroepsbevolking 2. ontwikkelingen rond ICT en arbeid 3. flexibilisering van arbeidsrelaties 4. verandering in de betekenis van (betaald) werk
DOCUMENT
In het eerste deel van mijn les presenteer ik u de demografische ontwikkelingen die leiden tot een sterke toename van het aantal senioren in onze samenleving en tot schaarste op de arbeidsmarkt. Vervolgens bespreek ik de maatregelen die de Nederlandse overheid heeft genomen om deze ontwikkelingen in de hand te houden. Uiteraard kijken we ook naar de effecten van deze maatregelen, die zichtbaar worden in de omvang van de arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Deze participatie is de laatste jaren in Nederland fors toegenomen. Toch is er nog steeds een aanzienlijke groep werknemers die vroegtijdig het arbeidsproces verlaat. De oorzaken hiervan liggen zowel bij de werkgever als bij de werknemer. Enerzijds is de werkgever terughoudend ten aanzien van oudere werknemers. Anderzijds willen veel werknemers graag vroegtijdig stoppen met werken om van de oude dag te (kunnen) genieten (het welbekende Zwitserleven Gevoel). Na de bespreking van de ontwikkelingen aan de aanbodkant van de arbeidsmarkt, ga ik ook in op de verwachte ontwikkelingen aan de vraagkant. Daarbij blijkt dat de verwachte schaarste op de arbeidsmarkt niet alleen een gevolg is van een afname van het aanbod, maar ook te maken heeft met de groei van de Nederlandse economie. Werkgevers zullen zich extra moeten inspannen om hun werknemers aan de organisatie te binden. Vervolgens behandel ik enkele theoretische concepten die goed aansluiten bij de genoemde ontwikkelingen en een bruikbaar kader vormen voor verder onderzoek. Dat betreft de economische Human Capital Theory, het Psychologisch Contract, Goed Werkgeverschap en Prosociaal Organisatie Gedrag. Daarna komt de praktijk aan de orde. De wijze waarop arbeidsorganisaties en HR in kunnen spelen op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt,vereist zowel curatieve als preventieve maatregelen. Curatieve maatregelen dragen er tot bij dat oudere werknemers langer blijven doorwerken en hun vroegtijdig vertrek uit het arbeidsproces nog enige tijd uitstellen. Bij preventieve maatregelen gaat het om het ontwikkelen van nieuwe kennis en vaardigheden (Leven Lang Leren), het zorgen voor voldoende variatie in het werk en om het bevorderen van de gezondheid van de werknemers. Daarbij vraag ik speciale aandacht voor de laagopgeleide werknemers. De door hun opgebouwde kennis en ervaring zal eerder verouderen dan die van hoger opgeleide werknemers. Werkgevers investeren minder in deze groep werknemers en zelf aarzelen zij ook vaak ten aanzien van scholing en opleiding. Al met al concludeer ik dat er de komende jaren een forse uitdaging ligt voor bedrijven en voor de HR-professional om op de langere termijn de personeelsvoorziening voor de organisatie op orde te houden.
DOCUMENT
Pleidooi om meer rekening te houden met kwalitatieve en zachte factoren in het reilen en zeilen van organisaties.
MULTIFILE
Recently, the Dutch government raised the retirement age of workers in the Netherlands. In this study we focused on the work values of low-skilled older workers, the extent to which their jobs fulfill these values, and the effect of work values on the willingness of these workers to extend their working life. This study is based on a literature review and a secondary analysis on a large database of persons aged 45 and older (STREAM). The study shows that extrinsic work values are more important for low-skilled older workers, and intrinsic work values more relevant for high-skilled older workers. The most important work values for low-skilled older workers are fulfilled slightly more often than those of high-skilled older workers. The extent to which important work values are fulfilled in the jobs of low-skilled older workers is positively correlated with job satisfaction and with their own assessment of whether or not to continue working for another 12 months. Based on this research, we formulated recommendations for HR practices on the employability of low-skilled older workers
DOCUMENT