Background: Emergency department utilization has increased tremendously over the past years, which is accompanied by an increased necessity for emergency medicine research to support clinical practice. Important sources of evidence are systematic reviews (SRs) and meta-analyses (MAs), but these can only be informative provided their quality is sufficiently high, which can only be assessed if reporting is adequate. The purpose of this study was to assess the quality of reporting of SRs and MAs in emergency medicine using the PRISMA statement. Methods: The top five emergency medicine related journals were selected using the 5-year impact factor of the ISI Web of Knowledge of 2015. All SRs and MAs published in these journals between 2015 and 2016 were extracted and assessed independently by two reviewers on compliance with each item of the PRISMA statement. Results: The included reviews (n = 112) reported a mean of 18 ± 4 items of the PRISMA statement adequately. Reviews mentioning PRISMA adherence did not show better reporting than review without mention of adherence (mean 18.6 (SE 0.4) vs. mean 17.8 (SE 0.5); p = 0.214). Reviews published in journals recommending or requiring adherence to a reporting guideline showed better quality of reporting than journals without such instructions (mean 19.2 (SE 0.4) vs. mean 17.2 (SE 0.5); p = 0.001). Conclusion: There is room for improvement of the quality of reporting of SRs and MAs within the emergency medicine literature. Therefore, authors should use a reporting guideline such as the PRISMA statement. Active journal implementation, by requiring PRISMA endorsement, enhances quality of reporting.
Introduction: Oral health care of older people in long-term care facilities is insufficient, stressing the need for clear evidence-based implementation strategies to improve oral care. In 2013, a systematic review was performed and new evidence was published. This study aimed to gain insights into implementation strategies used to promote or improve oral health care for older people in long-term care facilities, explore their effectiveness and uncover strategy content in behavioral change techniques, and report the differences between the current results and those of the 2013 study. Methods: A systematic review of the literature according to PRISMA guidelines and meta-analyses of implementation strategies were performed. Cochrane Library, PubMed, and CINAHL databases were searched for papers published between 2011 and 2023. Strategies were identified using the Coding Manual for Behavioral Change Techniques. Meta-analyses of oral health outcomes (“plaque” and “denture plaque”) were performed with random-effects models using R language for statistical computing. Results: 16 studies were included in the current results; 20 studies were included in the 2013 findings. More high-quality studies (67 %) were included in this review than in 2013 (47 %). Dental care professionals were involved in 14 of the 16 studies. Fourteen of the 16 studies used and/ or combined five or more different implementation strategies: knowledge, intention, awareness, self-efficacy, attitude, and facilitation of behavior. Implementation positively affected the knowledge and attitudes of the nursing staff; however, the oral health of older people did not necessarily improve. In the 2013 review, more studies indicated combined oral health measurements were effective (71 %) than in the current review (20 %–33 %). Meta-analysis of four studies on dental plaque (0—3 scale) showed a significant, statistically small mean difference of -.21 (CI -.36; -.07, Cohen's d -.29) between the control and treatment group. Meta-analysis of three studies on denture plaque (0—4 scale), showed a significant, statistically large mean difference of -.76 (CI -1.48; -.05, Cohen's d -.88). Conclusions: In this review, more implementation strategies and combinations were used to implement oral care in long-term care. Implementation strategies positively affected the knowledge and attitudes of nursing staff; however, the oral health of older people did not necessarily improve. Meta-analyses on plaque showed that oral care implementations are effective; for denture plaque, the effect size was large and thus may have more clinical value than for dental plaque.
Evaluations of forensic observations considering activity level propositions are becoming more common place in forensic institutions. A measure that can be taken to interrogate the evaluation for robustness is called sensitivity analysis. A sensitivity analysis explores the sensitivity of the evaluation to the data used when assigning probabilities, or to the level of uncertainty surrounding a probability assignment, or to the choice of various assumptions within the model. There have been a number of publications that describe sensitivity analysis in technical terms, and demonstrate their use, but limited literature on how that theory can be applied in practice. In this work we provide some simplified examples of how sensitivity analyses can be carried out, when they are likely to show that the evaluation is sensitive to underlying data, knowledge or assumptions, how to interpret the results of sensitivity analysis, and how the outcome can be reported. We also provide access to an application to conduct sensitivity analysis.
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
In dit RAAK-mkb project werken penvoerder Hogeschool van Amsterdam, Kennisinstellingen TU Delft en TNO samen met veertien mkb-ondernemers, drie grootbedrijven, drie brancheorganisaties en vier gebouweigenaren aan het onderzoek naar hoogwaardig hergebruik van vlakglas. Het project heeft als doel de vragen te beantwoorden die de mkb-bedrijven op dit gebied hebben en bij te dragen aan de toepassing van circulaire raambeglazing met 100% hergebruikt vlakglas. Jaarlijks komt er meer dan 90.000 ton glas uit bouw- en sloopafval vrij, dat vooral wordt gedowncycled. Gelijktijdig leidt de benodigde nieuwbouw en verduurzamingsopgave tot meer vraag naar bouwmaterialen. Hergebruik van glas uit ramen is een duurzame oplossing hiervoor. Het energieverbruik, de CO2 voetafdruk en het verminderen van gebruik van nieuwe grondstoffen zijn duurzame gevolgen van hoogwaardig hergebruik. De glasverwerkende bedrijfspartners in deze aanvraag zien bedrijfskansen in het selecteren, opwaarderen en verwerken van gebruikt basis vlakglas tot circulair speciaal vlakglas, maar ervaren uitdagingen om dit technisch en financieel voor elkaar te krijgen. De succesvolle marktintroductie van 50% circulair isolatieglas van onderzoekspartner GSF Glasgroep geeft echter vertrouwen in de verdere ontwikkeling van de ontmantelings- en hergebruikstrategie van isolatieglas. De ingenieurs- en architectenbureaus zien bedrijfskansen in het leveren van geveloplossingen met een lage CO2-voetafdruk, maar hebben geen inzicht in welke soorten circulair glas op korte termijn veilig (her)gebruikt kunnen worden. Alle partners zijn het erover eens dat door gezamenlijk onderzoek de waardepropositie wordt versterkt en daarmee maatschappelijke duurzaamheidsambities worden gerealiseerd. Het onderzoek combineert kennis van glaseigenschappen, productiemogelijkheden en ondernemerschap en concentreert zich op de ontwikkeling van 3 soorten circulair speciaal glas: Gehard vlakglas Gelaagd vlakglas Warmte-isolerend gecoat vlakglas Het onderzoek bestaat uit praktijktesten, laboratoriumtesten en veldonderzoek aangevuld met milieu-analyses en marktconsultaties. Samen met glasverwerkende bedrijven (mkb), ingenieurs/adviesbureaus (mkb), geeft het consortium inzicht in de kansen en risico’s van het circulaire speciaal glas waarmee de mkb-ondernemers duurzame waarde kunnen leveren.
Aanleiding: De belangstelling voor gezonde en veilige voeding is groot. Bij de gezondheidseffecten van voeding spelen de darmen een cruciale rol. Verschillende soorten bedrijven hebben behoefte aan natuurgetrouwe testmodellen om de effecten van voeding op de darmen te bestuderen. Ze zijn vooral op zoek naar modellen waarvan de uitkomsten direct vertaalbaar zijn naar het doelorganisme (de mens of bijvoorbeeld het varken) en die niet gebruikmaken van kostbare en maatschappelijke beladen dierproeven. Doelstelling Het project 2-REAL-GUTS heeft als doel om twee innovatieve dierproefvrije darmmodellen geschikt te maken voor onderzoek naar voedingsconcepten en -ingrediënten. De twee darmmodellen die worden toegepast zijn darmorganoïden, minidarmorgaantjes bestaande uit stamcellen, en darmexplants bestaande uit hele stukjes darm verkregen uit relevante organismen. Beide modellen hebben potentieel heel uitgebreide toepassingsmogelijkheden en hebben ook grote voordelen ten opzichte van de huidige veelgebruikte cellijnen, omdat ze meerdere in de darm aanwezige celtypen bevatten en uit verschillende specifieke darmregio's te verkrijgen zijn. Gezamenlijk gaan de partners werken aan: 1) het aanpassen van de kweekomstandigheden zodat darmmodellen geschikt worden om de vragen van partners te beantwoorden; 2) het vaststellen van de toepassingsmogelijkheden van de darmmodellen door verschillende stoffen en producten te testen. Beoogde resultaten Kennisconferenties, publicaties en exploitatie van de modellen zullen zorgen voor het verspreiden van de opgedane kennis. Omdat het project gebruikmaakt van moderne, op de toekomst gerichte laboratoriumtechnieken (kweekmethoden met stamcellen en vitaal weefsel, moleculaire analyses en microscopie), leent het zich uitstekend om geïmplementeerd te worden in het hbo-onderwijs. Als spin-off zal het project dan ook voorzien in een specifieke, voor Nederland unieke hbo-minor op het gebied van stamcel- en aanverwante technologie (zoals organ-on-a-chiptechnologie).