In 2016 startte de Hogeschool van Amsterdam met het project Dashboardmethode. Een dashboard is een visuele weergave van de meest belangrijke informatie die nodig is in het bereiken van één of meerdere doelstellingen: geordend op een enkel scherm zodat de informatie in één oogopslag te lezen is. Meerdere steden gebruiken dergelijke dashboards, soms met een bepaald thema maar veelal om te laten zien hoe het met een stad gaat. Het is maar een voorbeeld van hoe alles in onze steden, onze ‘smart cities’, steeds meer beheerst wordt door dataprocessen en technologie. Betere toegang tot data en meer data lijken hierin het adagium: met meer informatie over problemen kunnen we ook beter beleid vormen omtrent die problemen. Hoewel dit niet evident is – want over wat voor data hebben we het dan eigenlijk? - is er wel een groeiende behoefte aan betere toegang tot data en informatie. Zeker op buurtniveau lijkt er een groeiende behoefte omdat de grote variatie van partijen, bewoners en problemen in een buurt om een effectievere aanpak van grootstedelijke problematiek vraagt. En juist op buurtniveau zien we vaak nog dat informatie niet up-to-date is en/of slecht toegankelijk is. Deze behoefte was aanleiding voor het project Dashboardmethode, waarbij het doel was het ontwikkelen van een methodiek waarbij de informatie over de problemen en ook effecten van interventies op buurtniveau gevolgd kunnen worden, begrepen en weergegeven in een ‘dashboard’. In het project staat de aanvliegroute centraal en willen we inzichtelijk maken (1) hoe de grote variatie van partijen die acteren in buurten hun informatie beter kunnen gaan delen, (2) hoe dit het startpunt wordt van een productieve dialoog waardoor (3) de samenwerking tussen lokale partijen verbetert. De eerste pilot in de Lodewijk van Deysselbuurt is inmiddels in volle gang. In deze pilot zijn we gestart met een netwerk van jongerenorganisaties die zelf een behoefte ervaren om meer kennis te delen met elkaar. In de pilot is een geleide netwerkdialoog gevoerd: in verschillende sessies is een duidelijker beeld ontstaan van de informatiebehoefte van deze professionals en het type en soort informatie dat zij met elkaar willen delen. Door een dergelijke onderhandeling over kennis te voeren wordt er gebruik gemaakt van de lokale kennis aanwezig in een wijk en wordt een informatie ‘overload’ voorkomen. Deze dialogen leidden weer tot verdere inrichting en ontwerp van het platform: zo ontstond er een iteratief proces tussen dialoog en ontwerp. Gebleken in de pilot is dat, in de ontwikkeling van een online platform, dit alleen een ‘tool’ is in het stimuleren van een offline platform, het kan nooit een vervanging zijn. De ‘tool’ op zich is niet de oplossing, maar de aanjager van een oplossing. Daarbij is het essentieel dat de netwerkleden zelf gemotiveerd zijn om een dergelijk platform vorm te geven. Deze motivatie kan alleen ontstaan als zij zelf inzien waarom het platform een mogelijke oplossing kan bieden voor de problemen die zij in hun werk tegenkomen. De nut en noodzaak moet dus duidelijk zijn, zeker met het oog op de verduurzaming van een dergelijk platform. In het vormgeven van het online platform, wordt dus tegelijkertijd ook het offline platform vormgegeven. Om dit mogelijk te maken is het belangrijk om aan te sluiten bij een bestaand netwerk in de wijk, te beginnen bij lokale sleutelpersonen. Deze personen verschaffen toegang tot het netwerk en bieden de mogelijkheid om het netwerk uit te breiden. Dit biedt kansen voor opschaling van het platform.
In dit boekje wordt wijkontwikkeling geplaatst in de betekenis van de buurt voor ontwikkeling van bewoners. Er worden vier typologien onderscheiden: de leefbaarheidsklant, de communitybewoner, de woonpassant en de thuisbasisbewoner.Dit wordt verbeeld in een buurtbindingsmatrix. Vanuit het perspectief van de bewoners wordt het belang van de buurt voor hun eigen ontwikkeling (behoeftenloopbaan)beschreven.
Civic crowdfunding is een nieuw en snel groeiend instrument om buurtinitiatieven te financieren. Er bestaan echter nog veel vragen bij gebiedsprofessionals op het gebied van civic crowdfunding. Om maatschappelijke projecten te laten bloeien, moeten ze snel kunnen beoordelen of een project suc-cesvol kan worden en of de gemeente een rol kan nemen. Deze kennis ontbreekt nu. Er is te weinig bekend over welke crowdfunding initiatieven succesvol zijn en hoe gebiedsprofessionals een ge-meentelijke organisatie zo benaderen, dat ze snel en effectief voor bewoners kunnen optreden. Het onderzoek richt zich op nieuwe functies voor professionals binnen gemeenten, zoals gebieds-managers, gebiedsmakelaars en participatiemedewerkers. Zij zoeken in samenwerking met bewo-ners, (sociaal) ondernemers en maatschappelijke organisaties naar mogelijkheden om bewonersini-tiatieven te laten bloeien. Het onderzoek richt zich specifiek op de vraag hoe gebiedsprofessionals hun gemeentelijke organi-satie kunnen inrichten op deze vorm van burgerparticipatie en hoe zij kennis en menskracht kunnen mobiliseren in gebieden (civic crowdsourcing). Door het programma ontstaat een kennisnetwerk tussen Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Rotterdam, de VNG Academie, professionals bij ruim 14 gemeenten en de twee belangrijkste civic crowdfunding platforms in Nederland
Van burgers wordt een grote bijdrage verwacht bij het realiseren van de duurzaamheidsdoelstellingen uit onder meer het Klimaatakkoord en het Deltaplan klimaatadaptatie. Beleidsmedewerkers duurzaamheid en communicatieadviseurs bij gemeenten stimuleren milieuvriendelijk gedrag onder inwoners met een variëteit aan interventies, waaronder vouchers voor LED-lampen, socialemediacampagnes, energiecoaches en persuasieve technologie als energiebesparingsapps. Ondanks de veelheid aan interventies lukt het gemeenteprofessionals niet om inwoners te bereiken, die zich weinig betrokken voelen bij duurzaamheid. Gemeenteprofessionals zien de aansluiting van deze interventies bij de sociale en persoonlijke omstandigheden van inwoners (bijvoorbeeld energiearmoede) en bij de sociale structuren in de wijk (buurtinitiatieven, wijkorganisaties, sleutelfiguren, etc.) als een belangrijk knelpunt. We ontwikkelen samen met vier wijken in vier gemeenten een sociotechnische aanpak om duurzaamheidsgedrag te stimuleren onder inwoners met een lage betrokkenheid bij dit onderwerp. Met etnografische methoden brengen we voor elke wijk eerst de persoonlijke en sociale omstandigheden, de sociale structuur, bestaande interventies en hun (gebrek aan) onderlinge samenhang in beeld. De uitkomsten vormen de basis voor een participatorydesignproces voor een persuasieve toepassing (bijv. een website, app of serious game), waarin inwoners, organisaties en initiatieven uit de wijk een centrale rol spelen en waarin nieuwe methoden worden ontwikkeld om weinig betrokken inwoners te betrekken. Beoogd resultaat bestaat uit een modulaire persuasieve toepassing en sociale interventies om milieuvriendelijk gedrag te stimuleren, die goed aansluiten bij de persoonlijke en sociale omstandigheden van inwoners. De ontwikkelde persuasieve technologie en sociale interventies maken gebruik van sociale gedragsveranderingsprikkels. Deze toepassing wordt geïntegreerd met bestaande interventies en bestaande sociale structuren door middel van customer journeys, afgestemd op de specifieke wijk. Aanpak, toepassing en customer journeys worden ingezet en geëvalueerd in pilots in de vier wijken. De modulaire toepassing, customer journeys, sociotechnische participatieve aanpak, ontwerprichtlijnen en geleerde lessen uit de pilots worden in een toolbox ‘Milieuvriendelijk gedrag stimuleren in de wijk’ samengebracht.
De warmtetransitie in de gebouwde omgeving is cruciaal voor het terugbrengen van klimaatemissies tegen 2050. Hoewel warmtenetten voor bepaalde wijken als kostenefficiënt en duurzaam worden gezien, is de bereidheid om aan te sluiten laag. Een kleinschaliger aanpak op buurtniveau met inzet van buurtinitiatieven en energiecoöperaties kan hierbij helpen, terwijl het koppelen schaalvoordelen bevordert. Een consortium van Saxion Hogeschool met praktijkpartners en casussen in 6 gemeenten, onderzoekt hoe ontwerp en samenwerking voor gekoppelde buurtwarmtenetten kunnen bijdragen aan acceptatie en waarde. De resultaten zullen bijgedragen aan besluitvorming en samenwerking, met kennisverspreiding voor bredere toepassing in Nederland.