Deze casussen zijn geïnspireerd op gendergerelateerde problematiek in het jongerenwerk in Zaandam. Deze casussen worden sinds 2025 ingezet bij de hbo-opleiding Pedagogiek van Hogeschool Inholland, zodat studenten kunnen leren van praktijksituaties. De casussen zijn ook bruikbaar in andere opleidingen voor jeugdprofessionals, zoals de opleiding Social Work (mbo en hbo) en voor intervisiebijeenkomsten in het jongerenwerk. In deze casussen staan praktijksituaties beschreven, waarin een ethisch dilemma of afweging wordt beschreven. Aan het eind van de casus staat een vraag die door deelnemers beantwoord kan worden. Het doel van deze casussen is om deelnemers na te laten denken over handelingsmogelijkheden en perspectieven uit te wisselen. Alle activiteiten zijn resultaten van het onderzoeksproject Gendergelijk Poelenburg, medegefinancierd door ZonMw. De activiteiten zijn ontwikkeld en uitgevoerd in samenwerking met jongeren, jongerenwerkers en stagiaires uit de buurthuizen Poelenburcht en Kleurrijk. Het kernteam van het project, bestaande uit vertegenwoordigers van het jongerenwerk van DOCK, Stichting Emancipator, lectoraat Jeugd en Samenleving en platform Trots op 075, gaf tussentijds feedback bij de ontwikkeling.
DOCUMENT
Aan de hand van casussen uit het ouderenwerk, jongerenwerk, opbouwwerk en de GGZ,wordt beschreven hoe actief burgerschap in de werkpraktijk gestalte krijgt.
DOCUMENT
In hoeverre is er sprake van maatschappelijk draagvlak voor biovergisters? In dit onderzoek zijn publieke discussies over biovergisters in Noord-Nederland als uitgangspunt genomen. Op basis van deze discussies is gekozen voor het nader bestuderen van het draagvlak voor twee biovergisters die relatief veel in het nieuws geweest zijn: een agrarische biovergister die nabij de wijk Klinkenvlier in Coevorden staat en een industriële biovergister die geplaatst zou worden in Foxhol, maar mede door publiek protest niet geplaatst is. Longitudinale contextanalyses en discoursanalyses zijn uitgevoerd op basis van gepubliceerde teksten in online en offline media. Hiermee is het verloop van het debat dat in de media heeft plaatsgevonden in kaart gebracht, zijn de actoren die het debat domineren geïdentificeerd en zijn patronen in de communicatie beschreven. Hierna hebben we kwantitatief en kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder omwonenden van de (plannen voor de) biovergisters. Uit de resultaten blijkt dat omwonenden de biovergisters als onbetrouwbare en gevaarlijke installaties construeren en dat zowel de initiatiefnemers als de overheid weinig vertrouwen genieten. Het draagvlak voor een gerealiseerde biovergister bleek bovendien sterk afhankelijk te zijn van ervaren stankoverlast. Hiernaast blijkt dat waargenomen procedurele en distributieve rechtvaardigheid, het verstrekken van hoogwaardige informatie en vertrouwen een belangrijke rol spelen in de acceptatie. Uit een discoursanalyse is gebleken dat een inhoudelijk debat over de wenselijkheid van biovergisters niet op gang gekomen is: omwonenden geven hun argumenten tegen, maar de overheid verwijst slechts naar regels en procedures die correct opgevolgd zijn. De exploitanten verwijzen eveneens naar regels en procedures en geven aan zich maximaal in te zetten om overlast te voorkomen. Het debat over de wenselijkheid van een biovergister, de plaatsing ervan en de bijdrage die een dergelijke installatie kan leveren aan het verduurzamen van de energievoorziening is niet op gang gekomen. Dit inhoudelijke debat dient gevoerd te worden om te kunnen bepalen of er voldoende draagvlak voor biovergisters is en of het eventueel gecreëerd kan worden.
DOCUMENT
Biogas maakt deel uit van de transitie naar duurzame energie, maar is er maatschappelijk draagvlak voor? Het draagvlak voor twee biovergisters in Noord-Nederland is onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat de inhoudelijke discussie over de wenselijkheid van biovergisters niet op gang gekomen is. Vanwege de ambitieuze plannen die (Noord-) Nederland heeft, is het belangrijk dat het publieke debat alsnog op gang komt. Meer partijen (bv. deskundigen en de milieubeweging) zouden bovendien deel moeten nemen aan het debat.
DOCUMENT
De vraag die we in dit artikel adresseren is: in hoeverre hebben de verschillen tussen hbo en wo invloed op didactische vraagstukken en aanpakken bij het ontwerp van vormen van open en online onderwijs? Om daar meer inzicht in te krijgen schetsen we in dit artikel een hbo- en een wo-casus. In deze casussen worden didactische vraagstukken benoemd en de wijze waarop ze zijn aangepakt. Op basis van deze casussen trekken we een aantal conclusies ten aanzien van de vraagstelling.
LINK
Door het lectoraat Monumentenzorg in de praktijk van de Hogeschool Utrecht is ons gevraagd een onderzoek te verrichten naar de methoden die worden toegepast voor het beschrijven van de cultuurhistorie in wijken van stedelijke vernieuwing aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden. Tevens zouden daarin bevindingen worden vermeld over de effectiviteit daarvan. Met dit onderzoek wil het lectoraat een basis leggen voor verder onderzoek naar dit onderwerp. In het voor u liggende rapport treft u een uitwerking aan van ons onderzoek. Dit rapport is samengesteld door twee studenten van de Reinwardt Academie te Amsterdam en is geschreven in het kader van de derdejaarsstage.
MULTIFILE
Toelichting op de oprichting van het lectoraat 'Geïntegreerd natuur- en landschapsbeheer' van hogeschool Van Hall Larenstein en beschrijving van twee casussen waarin wordt nagegaan of en hoe geïntegreerde landschapsontwikkeling werkt in de praktijk.
DOCUMENT
Uit het rapport: "In het kader van een SIA RAAK MKB-project beantwoorden lectoraten van HU en HAN samen met opleidingen en bedrijfsleven de vraag: Hoe kan het voortraject van sociale woningbouwrenovatieprojecten efficiënter en effectiever gemaakt worden vanuit een algemene procesaanpak (toolbox) inclusief bijbehorend procesinstrumentarium (tools) die naar gelang de situatie flexibel kan worden ingezet? Binnen het eerste werkpakket komen de onderzoekers tot een conceptontwikkeling van een beheersarchitectuur. Dit doen zij door gebruikte beheerssystemen in de praktijk te inventariseren en te inventariseren waar de MKB-ers tegenaanlopen tijdens sociale woningbouwrenovatie. Uit een uitgebreide literatuurstudie volgen de beheersconcepten uit de theorie. Een koppeling van praktijk en theorie geeft de eerste inzichten om tot een beheersarchitectuur te komen. In een eerder deelrapport hebben de onderzoekers een inventarisatie gemaakt van beheersconcepten in de literatuur. Deze beheersconcepten sturen op één of enkele kritieke succesfactoren zoals Chua et al (1999) omschreven hebben. Maar aan de andere kant stelt elk beheersconcept ook voorwaarden aan de gebruikers. In dit tweede deelrapport inventariseren de onderzoekers twee casussen van voltooide sociale woningbouwrenovaties. Uit de eerste casus blijkt dat de actoren verschillend aankeken tegen het projectsucces. Het was dan ook niet vreemd dat de verschillende actoren een verschillende kant op probeerden te sturen. In de tweede casus was er tussen de actoren een grotere overeenkomst in beleving tussen wat projectsucces is. De onderzoekers concluderen hieruit dat het essentieel is dat het projectteam aan het begin van de samenwerking, in samenwerking met alle actoren, het projectsucces omschrijft. De onderzoekers hebben voor de casussen de gebruikte beheerssystemen beschreven. Uit de analyse blijkt dat het projectteam in beide casussen stuurt op enkele kritieke succesfactoren. Maar ook is duidelijk te zien dat het projectteam niet alle kritieke succesfactoren onder controle had. Dit waren de rootcauses voor de problemen die tijdens deze casussen optraden. Achteraf gezien hadden deze problemen wellicht voorkomen kunnen worden door het toepassen van een van de beheersconcepten die de onderzoekers in de literatuur hebben gevonden. De onderzoekers stellen dan ook achteraf vast dat casus 1 gebaat zou zijn bij een Agile aanpak in combinatie met Target Value Design en Early Contractor involvement. Bij casus 2 had Early Contractor Involvement een nog beter resultaat kunnen geven. Maar het is goed om te beseffen dat een beheersconcept geen wondermiddel is. De succesfactoren zijn slechts ten dele te beheersen met gebruikmaking van complete beheersconcepten. Het projectteam zal per kritieke succesfactor moeten bepalen hoe deze te beheersen. Dat betekent dat de uiteindelijke Lean Project Preparation Toolbox niet slechts gevuld is met een aantal beheersconcepten maar met diverse aanvullende tools: tools om gezamenlijk een realistische op elkaar afgestemde planning te maken. tools om de risico’s goed in te schatten. tools om de geaccepteerde risico’s te verwerken in het budget. tools om goede opnames te maken. formeel oplossingsproces voor disputen. methodes om bewonersparticipatie te vergroten. De generieke beheersarchitectuur die in de rest van het onderzoek getest gaat worden is een stappenplan waarbij de volgende stappen doorlopen worden: Stap 1: Omschrijving projectsucces Stap 2: Inventarisatie op de overige elementen Stap 3: Maak oorzaakgevolg diagram"
DOCUMENT
In de PPS ‘Implementatie van voedingsinterventies in intramurale zorginstellingen en horeca’ is samen met de partners real life onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om gezonder te eten. Op basis van wetenschappelijke inzichten en vooral de eigen ervaring in de praktijk van alledag hebben we verschillende interventies in 11 casussen in intramurale zorginstellingen, horeca, kinderdagverblijven en scholen ontwikkeld, getest en geëvalueerd.We hebben daarbij gekeken naar effecten op de consumptie van gezonder voedsel en we hebben ook de effecten voor de medewerkers die de interventies uitvoeren onderzocht.
DOCUMENT