De doelstelling van dit onderzoek is na te gaan of indicatoren voor ontwikkeling van potentieel gebruikt kunnen worden om een voorspelling te doen over toekomstige excellente prestaties van studenten. Vierdejaarsstudenten Verpleegkunde hebben zichzelf gescoord op vragenlijsten over motivatie, ‘mindset’ voor ontwikkeling en multiculturele persoonlijkheid. Daarnaast scoorden docenten deze studenten op een lijst met indicatoren voor excellentie. De uitkomsten zijn gebruikt om de correlatie te berekenen tussen de scores op de drie vragenlijsten en de indicatoren voor excellentie. De resultaten laten zien dat de subschalen van de ‘Multiculturele Persoonlijkheidsvragenlijst’ (MPV) correleren met indicatoren voor excellentie. Meer precies correleren culturele empathie, het hebben van een ‘open mind’ en sociaal initiatief positief met indicatoren voor excellentie, terwijl emotionele stabiliteit en flexibiliteit negatief correleren. De uitkomst biedt een basis om in vervolgonderzoek na te gaan of de MPV ook gebruikt kan worden voor het identificeren van geschikte studenten voor honoursprogramma’s.
“Authentieke Vanille uit de kas” richt zich op het ontwikkelen van producten en praktische richtlijnen voor glastelers voor een hogere opbrengst van in de kas geteelde Vanillepeulen uit gezonde planten met meer Vanille en een authentieke geur en smaak. Het hiervoor benodigde onderzoek staat onder leiding van het lectoraat Biodiversiteit en Generade, het Center of Expertise Genomics van Hogeschool Leiden. In het project participeren kennisinstellingen, MKB-bedrijven uit de tuinbouw en bedrijven met expertise in chemie, bodemverbetering en genomics. Het project bestaat uit vier deelonderzoeken: 1. Het bestuivingsonderzoek richt zich op ontwikkeling van een instrument voor optimale overdracht van pollen in Vanillebloemen. 2. Een inventarisatie van het microbioom in Vanilleplanten en -peulen in het wild uit het regenwoud in Costa Rica, plantages op Reunion en Nederlandse kassen zal meer inzicht geven in de correlatie tussen de samenstelling van deze microben en het Vanillegehalte van de peulen en hun lokale geur en smaak. De inventarisatie zal gedaan worden met Next Generation DNA metabarcoding van markers ontwikkeld voor schimmels en bacterieen. 3. Daarnaast richt het onderzoek zich op de fermentatie van de Vanillepeul. Er zal worden onderzocht welke combinatie van microben leidt tot productie van een zo hoog mogelijk gehalte aan precursors van Vanille in groene peulen en een authentieke geur en smaak. Dit wordt gedaan met een combinatie van experimenteel teeltonderzoek en chemische analyses. 4. Momenteel wordt aantasting door schimmels en virussen in de kas met de hand verwijderd. Deze behandeling is kostbaar maar voor biologische teelt de enige optie. Een vierde pijler van het onderzoek zal daarom gericht zijn op de verbetering van het substraat. Met behulp van experimenteel onderzoek zal worden nagegaan welke mix aan microben in het substraat nodig is voor bescherming tegen aantasting door kwaadaardige schimmels.
Het is erg moeilijk om het welzijn van herpeten vast te stellen zonder invasieve handelingen, zoals corticosteron metingen in het bloed, te verrichten. Dit onderzoek richt zich op het gebruik van non-invasieve (observatie en ontlasting) methoden als valide indicaties van het welzijn van herpeten. Zo kunnen stesshormonen gemeten worden in ontlasting van herpeten (Scheun, Greeff, & Ganswindt, 2018) waardoor bloedonderzoek niet nodig is. Onderzoek heeft uitgewezen dat bij in het wild levende herpeten (roodwangschildpadden, Cash et al. 1997) al binnen een half uur het corticosteron gehalte in het bloed significant hoger is na een hanteersessie. Het is nog niet bekend hoelang het duurt voordat deze corticosteron in de ontlasting te vinden is. De focus van dit onderzoek ligt op de baardagame (Pogona vitticeps) als meest gehouden herpeet in gevangenschap. Na validatie van de observeerbare stressindicatoren met metingen van stresshormonen in de ontlasting, zullen er dieren worden gehuisvest volgens verschillende richtlijnen; bijvoorbeeld van LICG, PvH, het Groot Handboek Terrariumkunde. Vervolgens wordt er gekeken of er een verschil is in de uitingen van stressindicatoren bij verschillende huisvestingsmethoden. Met de metingen van stresshormonen kan tegelijkertijd de vraag beantwoord worden hoelang corticosteron in de ontlasting zichtbaar blijft. De verwachte op te leveren producten zijn; observeerbare gedragsindicatoren voor het meten van welzijn bij de Baardagame, richtlijnen voor het bepalen van welzijn van de Baardagame door professionals zoals de RVO en bijgestelde huisvestingsrichtlijnen te gebruiken door de hobbyist. Dit (praktijk)onderzoek is een samenwerking tussen drie Aeres mbo-locaties Dierverzorging, het practoraat Dierenwelzijn en -gezondheid, het lectoraat ‘Smart Animal Behaviour & Welfare Management’ van Hogeschool Van Hall Larenstein, een dierenartspraktijk en twee belangenverenigingen. De onderzoeksvraag luidt; ‘Is er een correlatie tussen observeerbare stressindicatoren en de stresshormoon spiegel van de Baardagame’?
Er komen steeds meer technologieën beschikbaar die het interessant maken om biotisch bedrijfsafval lokaal te verwerken tot nieuwe grondstoffen, op het bedrijf waar het afval ontstaat of in samenwerking met naastliggende bedrijven. Hiermee wordt afvaltransport beperkt en kan de potentiële waarde van het afval ten goede komen aan de lokale ondernemers. De deelnemende mkb-bedrijven willen zelf metingen kunnen verrichten aan hun biotische reststromen om met deze informatie rendementsverhogingen te realiseren met hun eigen verwerkingssystemen. Bestaande meettechnieken zijn zeer accuraat, maar ook ingewikkeld, te traag en te duur voor de beoogde toepassing. In een zojuist afgerond KIEM-VANG project (CE.01.011) zijn de eisen, wensen en randvoorwaarden onderzocht en zijn de eerste proefmodellen gemaakt en getest. De tests lijken erop te wijzen dat het mogelijk is om met goedkope sensortechniek zinvolle metingen op een laagdrempelige wijze mogelijk te maken. Er is echter nog meer onderzoek nodig om de gevonden correlaties verder te testen, zodat er een prototype gemaakt kan worden als een proof-of-concept. Met dit prototype verwachten we, mits de tests goed verlopen, dat het mogelijk is marktpartijen te vinden voor de productie en vermarkting t.b.v. de valorisatie. De praktijkvragen leiden tot de volgende hoofdonderzoeksvraag: “Hoe kan de nieuwe sensortechnologie effectief toegepast worden, zodat hiermee eigenschappen van biotische reststromen laagdrempelig zichtbaar gemaakt kunnen worden?” Indien een antwoord gevonden wordt op deze vraag, worden ondernemers in staat gesteld om waardevolle informatie te vergaren voor het verwerken van biotisch afval. Het project levert de volgende uitkomsten: 1. Testrapporten van tests in het lab en in de praktijkomgeving. 2. Beknopte rapportage van het technische haalbaarheidsonderzoek. 3. Prototype van het meetsysteem. 4. Een marktverkenning, o.a. om te bepalen hoe om te gaan met de verkregen resultaten. 5. Publicatie t.b.v. onderwijs en verder onderzoek.