Dit rapport gaat over de vraag welke interventies bijdragen aan een betere samenwerking tussen beoefenaars van diverse beroepsgroepen in de zorg. De vraag is gesteld naar aanleiding van het pilotproject multiprofessioneel onderwijs (MPO) dat in 1999 is gestart in Nijmegen. Ter begeleiding van de verdere ontwikkeling en de wetenschappelijke onderbouwing, ook in verband met een verdere verspreiding van resultaten, is er behoefte aan onderzoek. Dit rapport is het resultaat van een vooronderzoek, gebaseerd op literatuuronderzoek en aangevuld met vijf interviews.
DOCUMENT
Door het Integraal Zorgakkoord verandert de gezondheidszorg ingrijpend. Hierdoor zal ook de fysiotherapiepraktijk zich moeten aanpassen en innovatieve bedrijfsmodellen dienen te ontwikkelen. Hoe dat kan laat Rutger IJntema (Innovatie Platform Fysiotherapie) zien tijdens Fysiopraktijk Anno Nu op 26 november. Hij gaat samen met praktijkhouder en fysiotherapeute Daniëlle Deuss-Joosten in op de vraag: welke nieuwe modellen zijn er buiten de zorgverzekering om? En: hoe kan fysiotherapie nog vernieuwender worden op het gebied van gezondheid, leefstijl en bewegen?
LINK
In de huidige gezondheidszorg ontvangen patiënten vaak zorg van verschillende zorgverleners, bijvoorbeeld de huisarts (eerstelijns zorg) en de specialist in het ziekenhuis (tweedelijns zorg). Wanneer een patiënt die geneesmiddelen gebruikt in het ziekenhuis opgenomen wordt, brengt dit vaak de betrokkenheid van verschillende voorschrijvers met zich mee. Na ontslag uit het ziekenhuis ontstaan hierdoor vaak zogenoemde geneesmiddelgerelateerde problemen. Informatie over het geneesmiddelengebruik van de patiënt wordt bij het ontslag uit het ziekenhuis namelijk vaak onvolledig overgedragen naar de eerstelijnszorgverleners. Daarnaast wordt de patiënt niet altijd goed geïnformeerd over de veranderingen van zijn geneesmiddelen, zoals bijvoorbeeld over aanpassingen in de dosering of nieuwe geneesmiddelen. De ontstane geneesmiddelgerelateerde problemen kunnen de patiëntveiligheid in gevaar brengen. Ze kunnen bijvoorbeeld resulteren in een ongeplande heropname in het ziekenhuis of andere gezondheidsschade voor de patiënt. Zo ervaart een op de vijf patiënten binnen drie weken na ontslag een bijwerking van een geneesmiddel. De focus van de studies beschreven in dit proefschrift ligt op de periode direct na het ontslag uit het ziekenhuis. We noemen dit de heropname in de eerste lijn. Patiënten, maar ook hun mantelzorgers, voelen zich vaak onvoorbereid voor de thuiskomst. Tijdens de ziekenhuisopname nemen de zorgverleners in het ziekenhuis de zorg voor de patiënt op zich. Het moment van ontslag betekent dat zij zelf de regie over hun gezondheid en geneesmiddelen weer moeten overnemen. Het is daarom van belang om kort na het ontslag uit het ziekenhuis het geneesmiddelengebruik met de patiënt te evalueren om onduidelijkheden over bijvoorbeeld hun nieuwe geneesmiddelenschema weg te nemen. Van oudsher hadden openbaar apothekers als hoofdtaak het bereiden en verstrekken van geneesmiddelen. Tegenwoordig zijn zij echter meer en meer betrokken bij het begeleiden van patiënten met betrekking tot hun geneesmiddelengebruik. Deze andere rol kan cruciaal zijn bij het garanderen van de medicatieveiligheid gedurende en na de overgang van het ziekenhuis naar huis. Daarom is het doel van dit proefschrift om de problemen die optreden bij de heropname in de eerste lijn te ontrafelen en om de rol van de openbaar apotheker hierin te onderzoeken.
LINK
Er is een groep mensen in Utrecht die niet voldoende profiteert van het aanbod op het gebied van gezondheids- en welzijnsinterventies. Met name mensen met een lage sociaaleconomische status (SES) en/of lage gezondheidsvaardigheden. Deze groep heeft vaker dan gemiddeld te maken met bestaansonzekerheid, door bijvoorbeeld armoede.
Hoewel cariës (gaatjes in het gebit) eenvoudig te voorkomen is heeft bijna de helft van alle vijfjarige kinderen cariës. Hiervan leidt naar schatting 10% aan ernstige cariës. Ernstige cariës op jonge leeftijd beperkt de algemene gezondheid, de kwaliteit van leven en belemmert de algemene ontwikkeling. Hoewel het een wettelijke basistaak van jeugdgezondheidszorg is, ontbreekt bij het consultatiebureau (CB) de focus op mondzorg. Adviezen op het CB over mondzorg en bezoek aan een mondzorgprofessional vanaf twee jaar blijken niet effectief. Slechts 33% van de kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar heeft eenmaal een tandarts bezocht. Preventie in mondgezondheid bij peuters komt te laat en dit raakt met name kinderen uit de lagere sociale klassen. De schade is dan vaak al aanzienlijk en bij ernstige cariës is behandeling onder algehele anesthesie vaak vereist. Naast het feit dat kinderen te laat een mondzorgprofessional bezoeken, zijn er in Nederland geen interventies ter bevordering van mondgezondheid van peuters die voldoende onderbouwd, transparant en (kosten)effectief zijn. In dit gerandomiseerde praktijkonderzoek wordt het effect geëvalueerd van een preventief mondzorgprogramma gericht op het verbeteren van de mondgezondheid bij peuters in vergelijking met usual care. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de urgentie van de evaluatie van preventieve en zelfzorg bevorderende interventies gericht op jonge kinderen en het reduceren van ongelijkheden binnen de mondzorg. Gebaseerd op het succesvolle Schotse Childsmile zal er vanuit de eerstelijns mondzorg een mondzorgcoach (MZC) bij het consultatiebureau gedetacheerd worden om deze JGZ basistaak te ondersteunen. De MZC zal tijdens reguliere CB-bezoeken geïndividualiseerd preventief mondzorgadvies geven aan ouders op basis van het effectief gebleken non–operative caries treatment and prevention (NOCTP) principe. Bij succes van de MZC wordt een forse stijging verwacht van het aantal cariësvrije peuters (30%), een aanmerkelijke cariësreductie per kind (30%, ofwel circa 1,5 gaatje) en een significante kostenreductie.
Het Godivapp Applied in Pediatric Primary care (GoAPP) project ontwikkelt, onderzoekt en realiseert de implementatie van een e-health applicatie voor uitwisseling van videomateriaal in zelfstandige praktijken (MKB) in de eerstelijnsgezondheidszorg. Voor een goede analyse van bewegingsproblemen bij baby?s uit risicogroepen is het van belang de motorische ontwikkeling te meten en te volgen in de tijd. Kinderfysiotherapeuten gebruiken hiervoor een observatie-instrument, de Alberta Infant Motor Scale (AIMS). In 2014 en 2015 heeft de GODIVA-onderzoeksgroep (GrOss motor Development of Infants using home Video registration with the AIMS) van Hogeschool Utrecht een methode ontworpen, waarbij de ontwikkeling gevolgd kan worden aan de hand van video?s gemaakt door ouders. De methode wordt door professionals gezien als een aanvulling op bestaande methoden, die het monitoring van kinderen doelmatiger en transparanter maakt. De methode past uitstekend in de huidige e-health ontwikkeling en zelfmanagement/empowerment van ouders. Voor research met de videomethode is een prototype applicatie ontwikkeld waarmee op veilige wijze de filmbeelden verstuurd kunnen worden en opgeslagen. Het prototype is nog niet geschikt voor gebruik binnen de beroepspraktijk. Eerstelijns Kinderfysiotherapiepraktijken zouden graag de applicatie gebruiken. Zij verwachten dat het een waardevolle uitbreiding is van hun mogelijkheden en een kans om als praktijk te innoveren. Zij zien, als zelfstandige ondernemers, echter ook belemmeringen, zoals ICT-ondersteuning en een passende tarifering van een videoconsult. Voor deze kleine bedrijven spelen ook betaalbaarheid en gebruiksgemak een essentiële rol. Binnen GoAPP zijn vijf perspectieven voor innovatie en implementatie van e-health bij elkaar gebracht: eindgebruikers, zorginhoudelijk, harde technologie, zachte technologie en bedrijfskundig perspectief. Georganiseerd rondom drie werkpakketten wordt interdisciplinair onderzoek gedaan naar (1) optimalisatie van het videoportal, (2) implementatie, en (3) bedrijfskundige haalbaarheid, via ontwerpgericht onderzoek, literatuuronderzoek, implementatieanalyse en business-case onderzoek. Een vierde werkpakket richt zich op doorgroei van het netwerk kinderfysiotherapeuten naar een Community of Practice. Doel: Een innovatieve videomethode voor het observeren van de motoriek van zuigelingen, geschikt voor eerstelijnspraktijken kinderfysiotherapie, met een passend implementatieplan en business modelling.