Elk jaar keren in Nederland tienduizenden gedetineerde personen terug vanuit detentie in de samenleving. Eén van de leefgebieden waarop in de begeleiding tijdens detentie dient te worden gefocust, is schulden. Ondanks dat veel gedetineerde personen kampen met (complexe) schulden wordt hieraan in de praktijk echter relatief weinig aandacht besteed en is er nog weinig inzicht in hoe al tijdens detentie effectieve begeleiding bij schulden kan worden geboden aan gedetineerde personen. Dit onderzoek is een evaluatie van de pilot ‘Schuldenzorgvrij uit detentie’ van de gemeente Den Haag die heeft plaatsgevonden in PI Alphen aan den Rijn. In deze pilot is onderzocht wat de ervaringen zijn indien al tijdens detentie wordt beginnen met het regelen van schulden van gedetineerde personen en wat daarbij knelpunten en succesfactoren zijn. De volgende hoofdvraag stond daarbij centraal: Hoe wordt de uitvoer van de pilot ‘Schuldenzorgvrij uit detentie’ ervaren en wat zijn belangrijke succesfactoren en aandachtspunten bij de uitvoer van de pilot? Om deze hoofdvraag te beantwoorden zijn de volgende methoden gehanteerd: i) in totaal 23 halfgestructureerde individuele diepte-interviews met deelnemers aan de pilot (N=5), medewerkers van PI Alphen aan den Rijn (N=5), de gemeente Den Haag (N=10), de reclassering (N=2) en het ministerie van Justitie en Veiligheid (N=1); ii) observatie van 2 reflectiesessies; en iii) analyse van 159 D&R-plannen. Op basis van deze methoden is gekomen tot de volgende antwoorden op de deelvragen: 1. Wat is de aard en omvang van de schuldenproblematiek bij gedetineerde personen in PI Alphen aan den Rijn die uitstromen naar de gemeente Den Haag? Meer dan 80% van de gedetineerde personen in PI Alphen aan den Rijn die uitstromen naar de gemeente Den Haag geven aan schulden hebben. Het type schulden van de gedetineerde personen betreft het meest CJIB-schulden. De gevolgen van de schulden zijn groot: er wordt veel stress ervaren vanwege schulden en schulden hebben een negatieve uitwerking op het re-integratieproces. 2. Hoe wordt de ondersteuning bij schuldenproblematiek ervaren buiten/voorafgaand aan de pilot? Hoewel schuldenaanpak één van de vijf basisvoorwaarden voor re-integratie is waaraan tijdens detentie dient te worden gewerkt, ontbreekt volgens alle betrokkenen een goede, consistente aanpak die aansluit bij de complexe schuldensituaties waarmee gedetineerde personen vaak te maken hebben. Gedetineerde personen buiten de pilot worden gedurende de vrijheidsstraf wel gemotiveerd om aan de slag te gaan met de schulden en schulden worden bijvoorbeeld opgenomen in het D&R-plan, maar de ondersteuning is oppervlakkig. Er is met name te weinig specifieke kennis, expertise en tijd beschikbaar om de juiste ondersteuning te bieden bij de complexe schuldensituaties. 3. Wat is het succes- of vorderingspercentage van de pilot? In totaal zijn er 22 aanmeldingen geweest voor de pilot. Dit heeft bij 12 personen geleid tot een schuldregeling of werden zij nog ondersteund om tot een schuldregeling te komen. Bij zes deelnemers is tijdens de pilot een saneringskrediet verleend en konden zij aan het afbetalingstraject beginnen of zijn hier reeds mee begonnen. Bij de negen andere deelnemers verschilt het op welk punt van het proces de deelnemers zich bevinden, maar werd nog gewerkt aan het rondkrijgen van een saneringskrediet. Daarnaast zijn 39 adviesgesprekken gehouden met gedetineerde personen in PI Alphen aan den Rijn. 4. Hoe wordt de uitvoer van de pilot door de deelnemers en betrokken experts ervaren? De pilot wordt over het algemeen door alle betrokkenen, zowel door deelnemers als betrokken experts, als zeer positief ervaren. De aanpak en ondersteuning door de schuldregelaars en samenwerking met andere betrokkenen vanuit de PI, reclassering en gemeente wordt gewaardeerd en draagt bij aan het verminderen van de negatieve gevolgen van schuldenproblematiek. Medewerkers van de PI gaven aan dat zij zelf doorgaans niet de expertise in huis hebben om te ondersteunen bij complexe schuldensituaties en dat op deze manier veel uit handen kan worden genomen en er belangrijke stappen kunnen worden gezet bij het ondersteunen van schulden. Het starten met intensief schuldregelen tijdens detentie werd als zeer positief ervaren, onder meer vanwege de grote negatieve gevolgen van schulden en omdat gedetineerde personen tijdens detentie ‘toch in de wachtstand zitten’. Alleen al het (idee van het) niet meer hebben van schulden levert rust en minder stress op, wat bijdraagt aan een positiever toekomstperspectief. 5. Wat zijn de succesfactoren en aandachtspunten van de pilot? De belangrijkste succesfactoren zijn: i) de kennis, beschikbaarheid en tijd van schuldregelaars in detentie om zo de juist informatie en ondersteuning te kunnen bieden; ii) een goede samenwerking tussen betrokkenen; iii) de ervaren gedrevenheid van betrokkenen; iv) motivatie van- de deelnemers. Aandachtspunten zijn: i) het aantal deelnemers aan de pilot; ii) (samen)werken en hoge werkdruk in de PI kan uitdagend zijn indien het ondersteunen bij schuldenproblematiek veel extra werk vraagt van medewerkers in de PI; iii) hulp van familie en vrienden van deelnemers is vaak essentieel maar niet altijd mogelijk; iv) de informatievoorziening over de duur van het schuldregelen en het verloop van de pilot kan nog verbeterd worden. Op basis van deze conclusies zijn de volgende drie kernaanbevelingen gedaan: i) een verbreding van de pilot wordt door de betrokkenen als wenselijk ervaren; ii) aanstelling van een vaste schuldregelaar kan al veel ondersteuning bieden en werk uit handen nemen; iii) verdere definiëring van inzet schuldhulpverlening.
DOCUMENT
In dit rapport worden de resultaten besproken van twee studies die voedseleducatie-interventies op middelbare scholen in Flevoland evalueren. Beide studies hebben gebruik gemaakt van focusgroepen met scholieren. In de eerste studie worden vijf interventies rondom voedsel en gezondheid geëvalueerd, in de tweede studie is onderzocht hoe de leerlingen aankijken tegen de eiwittransitie en of een interventie rondom de veldboon die houding beïnvloedt.
DOCUMENT
Er is onderzocht of studenten na deelname aan de zomercursus rekenen, taal en studievaardigheden van de opleidingen business studies, accountancy en bedrijfseconomie, beter presteren op reken- en taalopgaven in vergelijking tot hun prestaties voorafgaand aan de zomercursus én in vergelijking tot studenten die niet hebben deelgenomen aan de zomercursus. Studenten die hebben deelgenomen aan de zomercursus hebben voorafgaand aan de zomercursus een aantal reken- en taalopgaven gemaakt en een algemene vragenlijst ingevuld. Een controlegroep die niet heeft deelgenomen aan de zomercursus heeft een vergelijkbare algemene vragenlijst ingevuld. Daarnaast hebben alle studenten, zowel de deelnemers aan de zomercursus als de controlegroep, een diagnostische instaptoets voor taal en rekenen gemaakt bij de start van het studiejaar.
DOCUMENT
Het plan van aanpak gepresenteerd in deze handreiking is bedoeld als leidraad voor het ontwerpen, ontwikkelen, implementeren en evalueren van verschillende Learning Communities binnen het RAAK-5 project Het Nieuwe Telen: gas erop! Het is bedoeld om zowel inzichten als instrumenten te bieden aan coördinatoren en facilitatoren voor de implementatie van de lokale Learning Communities gedurende het project. Deze handreiking is een noodzakelijke aanvulling op het project vanwege de prominente rol van Learning Communities binnen het project, maar ook omdat er geen wetenschappelijk gebaseerde ontwerpprincipes voor LC’s te vinden zijn. Er zijn veel projecten die Learning Communities uitvoeren, maar een grondige zoektocht naar literatuur en internetbronnen resulteerde niet in ontwerpprincipes.
DOCUMENT
In het tweede studiejaar van de opleiding Business Studies van Inholland is gebruik gemaakt van de businessgame T-Challenge. Uit de evaluatie van de procesgang en ervaren (leer)effecten van deze game blijkt dat dit instrument in potentie een krachtige leeromgeving is, maar dat het realiseren van gewenste leereffecten een didactische inbedding vraagt en gerichte interventies van docenten.
DOCUMENT
Binnen de nieuwe opleiding Social Work van de Hogeschool Utrecht is gehoor gegeven aan de toenemende wens van studenten om meer te doen met eigen ervaringen met psychische kwetsbaarheid. Deze wens is onder meer vertaald in een peersupportgroep voor studenten, die in de periode maart t/m juni in 2018 en 2019 liep. Veel studenten beschikken over een behoorlijk potentieel aan ervaringskennis wat door middel van peer support in een veilige setting kan worden verkend. Deelnemers worden zich bewust van dit potentieel door hierop met elkaar reflecteren en (verder) te ontwikkelen. Een peer support groep werkt taboedoorbrekend en biedt ondersteuning aan studenten met een psychische kwetsbaarheid. Peer support ondersteunt ook aankomend professionals gebruik te maken van eigen kwetsbaarheid. Voor veel (aankomend) hulpverleners was het tot voor kort ongebruikelijk om dit te doen. Intussen worden de verhoudingen tussen cliënt en hulpverlener anders gedefinieerd en richt de (herstelgerichte) zorg zich steeds nadrukkelijker op destigmatisering, de inzet van ervaringsdeskundigheid, gelijkwaardigheid en openheid in de begeleidingsrelatie. Peer support-programma’s worden steeds vaker geïmplementeerd in (zorg)organisaties om mensen te helpen omgaan met problemen, maar spelen ook in de beroepsontwikkeling van aankomend sociaal werkers een belangrijke rol. Deze rapportage is een samenvoeging van een eerdere interne rapportage van de peer supportgroep uit 2018 (Leunen; Lamers & Van Slagmaat, 2018) en een evaluatie van de peer supportgroep in 2019.
DOCUMENT
Wij onderzochten twee trajecten die aan scholen worden aangeboden. Beiden zijn gericht op een onderzoeks- en verbetercultuur in scholen: Groeikracht en De Transformatieve School. De focus van dit onderzoek ligt op in hoeverre de trajecten worden uitgevoerd in scholen zoals beoogd, wat de werkzame mechanismen van de twee trajecten zijn en wat de mogelijke invloed van contextfactoren is. Doel Dit onderzoek bestaat uit twee delen: 1) een monitorstudie van de twee trajecten om hun kansrijkheid in beeld te brengen en 2) een instrument-ontwikkel/teststudie om effecten van de trajecten te kunnen meten in een meerjarig vervolgonderzoek. Groeikracht is een traject waarin schoolteams in staat worden gesteld om het onderwijs zelf – bottom-up – te verbeteren. De organisatie biedt leraren en schoolleiders tijd, kennis en kunde, zodat zij vanuit de eigen praktijk, vanuit hun eigen ambitie kunnen starten en daarbij leren om kennis uit onderzoek effectief toe te passen. De Transformatieve School is een professionaliserings- en cultuurveranderingsprogramma voor scholen in een stedelijke omgeving. Binnen dit programma wordt ingegaan op de effecten van een super-diverse buitenschoolse leefwereld op de schoolcultuur. Resultaten In dit project hebben we inzicht gekregen in de uitvoering en waardering van de twee trajecten, en in de mechanismen en contextfactoren die een rol spelen in de twee trajecten. Uit het onderzoek blijkt dat beide programma’s veelbelovend zijn als we kijken naar de werkzame mechanismen en de kwaliteit van de uitvoering. Hoewel de scholen verschillen in de uitvoering (dit lijkt met name bij Groeikracht het geval), worden de kernactiviteiten grotendeels volgens de gestelde normen uitgevoerd. Beide programma’s zijn uitgebreid beschreven en theoretisch onderbouwd, voldoen aan belangrijke randvoorwaarden (zoals draagvlak creëren) en sluiten aan op een aantal algemeen werkzame principes die een belangrijke rol spelen bij de effectiviteit van professionaliseringsprogramma’s. De conclusies en aanbevelingen staan beschreven in dit eindrapport.
DOCUMENT
Cybercriminaliteit is een veelvoorkomend probleem geworden in Nederland (CBS, 2022). Nederlandse gemeenten hebben cybercrime dan ook breed als beleidsprioriteit opgepakt. Gemeenten geven daarbij aan behoefte te hebben aan handvaten om hun inwoners en ondernemers weerbaarder te maken tegen cybercriminaliteit. In het project “Cyberweerbaarheid: Een gemeentelijk offensief ter preventie van slachtofferschap van cybercrime” werken professionals uit twaalf4 gemeenten en vier5 regionale veiligheidsnetwerken samen met onderzoekers van de Haagse Hogeschool, Hogeschool Saxion en het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) aan wetenschappelijk onderbouwde interventies waaromee ambtenaren openbare orde en veiligheid de cyberweerbaarheid van burgers en bedrijven binnen hun gemeente kunnen vergroten. In dit rapport staat slachtofferschap van cybercriminaliteit onder mkb’ers centraal. Het midden‐ en kleinbedrijf (mkb) wordt relatief vaak slachtoffer van cybercriminaliteit en ondervindt hiervan in hoge mate schade (CBS, 2018; Notté et al., 2019). Met name de toename van slachtofferschap van ransomware binnen het mkb is een zorgelijke ontwikkeling. Het is van groot belang dat mkb’ers maatregelen nemen om een ransomware aanval te voorkomen en de schade zo veel mogelijk te beperken. Beschermende maatregelen worden echter door veel mkb’ers slechts in geringe mate ingezet (Bekkers et al., 2021; CBS, 2021; Notté et al., 2019; Veenstra et al., 2015). De cyberweerbaarheid van mkb’ers (het vermogen van een organisatie om cyberincidenten te weerstaan, daarop te kunnen reageren en van te herstellen, zodat de organisatie operationeel blijft) is daardoor te beperkt. In dit rapport presenteren we de ontwikkeling en evaluatie van een interventie genaamd “MKB Cyber Buddy’s”. Het doel van de interventie is om de weerbaarheid van mkb’ers tegen ransomware te vergroten. De interventie is er op gericht om mkb’ers niet alleen te informeren over cybercriminaliteit, maar ze ook door actieve deelname tot een positieve gedragsverandering te brengen. Onder mkb’ers verstaan we in dit onderzoek ondernemers met minimaal één en maximaal 250 werknemers. De hoofdvraag in dit rapport is: Is de interventie “MKB cyber buddy’s” een effectieve interventie voor Nederlandse gemeenten om de cyberweerbaarheid van mkb’ers in hun gemeente met betrekking tot ransomware te bevorderen? Het doel van dit rapport is tweeledig. Enerzijds beschrijft dit rapport de onderbouwing en ontwikkeling van de interventie “MKB Cyber Buddy’s”. Anderzijds beschrijft dit rapport de evaluatie van de pilot die is uitgevoerd in 2022, betreffende de effectiviteit, sterke kanten, valkuilen en onvoorziene gevolgen van de interventie. Hiermee zullen inzichten geboden worden in hoe de interventie verbeterd kan worden en in de toekomst op grotere schaal kan worden ingezet.
DOCUMENT
Onder de regeling Innovatiearrangement 2005 zijn 21 projecten goedgekeurd en gestart. Tussen eind 2009 en half 2010 hebben deze 21 projecten hun projectperiode beëindigd. Een goed moment om systematisch in kaart te brengen wat in de projecten gerealiseerd is. Daarbij is gekeken naar de doelstellingen die de projecten beoogden, de interventies die ze hebben ontwikkeldom aan de doelstellingen te voldoen en de mate waarin al zicht is op concrete resultaten. De projecten zijn geanalyseerd door de plannen die ze bij aanvang hebben geformuleerd naast de feitelijke realisatie te leggen. Om deze analyse kunnen maken , is gebruikgemaakt van de beschikbare projectdocumenten. Die documenten zijn voornamelijk materiaal dat door de projecten zelf is opgeleverd in het proces van monitor en audit. In dat proces brachten projectbetrokkenen de voortgang van het project zelf in kaart aan de hand van formats: het betrof een projectplan, tussenrapportage, eindrapportage en eventuele onderzoeken (al dan niet door externen uitgevoerd in opdracht van de projectleiders). Daarnaast diende het verslag van de auditcommissie die de projecten halverwege bezoekt en evalueert en een eindbeschouwing door procesmanagers van Het Platform Beroepsonderwijs (HPBO), als bron voor de analyse dit onderzoek.
DOCUMENT