Full text te downloaden via link. Anderhalf jaar na het uitbrengen van de eerste druk is dit handboek alweer toe aan een tweede druk. Daar zijn we erg blij mee. Het handboek wordt veelvuldig gebruikt door professionals, vrijwilligers en ouderen zelf om samen aan de slag te gaan rondom het thema gezondheid. In de eerste druk hebben we ons, als docenten en onderzoekers Social Work, vooral gericht op sociale gezondheid. Dit hebben we gedaan omdat sociale gezondheid vaak onderbelicht is, als het gaat over gezondheid, terwijl uit menig onderzoek blijkt dat sociale activiteiten een grote positieve invloed hebben op de gezondheid. Vanuit de Hogeschool Utrecht kwam de vraag naar meer beweegactiviteiten. Daarom hebben we nu (alleen voor de Nederlandse versie) een bijlage ontwikkeld met beweegactiviteiten, als extra-onderdeel bij het Handboek ‘Gezond Ouder worden’. Studenten, professionals en vrijwilligers kunnen hiermee aan de slag binnen hun contact met 65-plussers. Zij kunnen op een laagdrempelige manier allerlei activiteiten met ouderen doen, die ouderen wel laten bewegen, maar die niet expliciet tot sport gerekend kunnen worden. De sociale component is ook hierin aanwezig. Plezier staat voorop. Wij hopen dat deze bijlage een nuttig hulpmiddel zal zijn bij het bevorderen van het plezier in bewegen voor ouderen.
MULTIFILE
Wat is healthy ageing? In dit hoofdstuk bespreken de auteurs een aantal definities en gaan ze in op de 'Big Five for a Healthy Life". Ook wordt gezond ouder worden in het kader van de levensloopbenadering geplaatst, waarbij het leven van mensen beschouwd wordt als een aaneenschakeling van levensfasen en levensgebeurtenissen. Elke gebeurtenis of situatie kan in de context van de levensfase betekenis krijgen. Centraal in deze benadering staat dat elke fase gepaard gaat met uitdagingen en dat in elke fase veranderingen en aanpassingen nodig zijn om gezond oud(er) te worden.
LINK
De schuldenproblematiek in Nederland is nog steeds groeiende. De impact op de schuldenaar, maar ook op de samenleving, is groot. Financiële problemen zijn voor een groot deel een gedragsvraagstuk. In deze dissertatie staat het gedrag van de groep consumenten met een financiële achterstand centraal. Uit de analyses blijkt dat het niet één specifieke gedraging is die leidt tot financiële problemen, maar een combinatie van verschillende gedragingen die het risico op financiële problemen vergroten. Zo spelen niet bijhouden van de administratie, post en niet vooruit plannen een rol. Analyses naar de oorzaken van deze gedragingen laten bovendien zien dat er verschillende factoren en processen zijn die samenhang vertonen met het financiële gedrag. Onder meer de rol van self-efficacy, self-control en sociale steun, is onderzocht en blijken een samenhang te hebben. Financiële problemen kennen een eigen dynamiek. Eenmaal geconfronteerd met financiële problemen, verandert het gedrag van de consument. Deze verandering wordt deels veroorzaakt, doordat hij zich moet aanpassen en bijvoorbeeld meer gaat bezuinigen. Maar de verandering van gedrag is ook het gevolg van processen zoals schaarste en een veranderende houding ten opzichte van schulden.
DOCUMENT
Het schooljaar 2011-2012 wordt gezien als de beginfase van de Haagse Aanpak Gezond Gewicht (HAGG) in de wijk Bouwlust/Vrederust. Tijdens deze fase is onderzoek verricht naar het bereik, adoptie en effect van de activiteiten van de HAGG. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van een activiteitenmonitor, interviews met kinderen, ouders en scholen en observatiegegevens van de consumptie van eten/drinken tijdens de ochtendpauze. In totaal zijn twaalf activiteiten georganiseerd gericht op het eten van fruit, het drinken van water of bewegen. De activiteiten hebben met name de doelgroep in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar kunnen bereiken. De mate van participatie van wijkpartners in de HAGG activiteiten verschilt per thema, waarbij de participatie voor het thema water het grootste was. Door het instellen van een fruit- of watermoment lijkt het mogelijk om gezond gedrag te stimuleren tijdens schooltijd. ABSTRACT The 2011-12 school year is seen as the initiation phase of "HAGG", the Dutch Healthy Weight community programme in the city of The Hague. During the initiation phase of the programme, data were collected on reach, adoption and effectiveness of the HAGG activities, using an activity database, interviews among children, parents, and schools and observational data on fruit and water consumption during school time. In total, twelve activities were organized. The activities were directed towards fruit consumption, water consumption or physical activity. The activities reached the target population in the age of 4-13 years, especially. At the community level the degree of participation of different community partners was the highest for the drinking water activities. Fruit and drinking water breaks are likely to increase fruit and water consumption during school time.
DOCUMENT
Dit handboek richt zich vooral op zelfmanagement-vaardigheden. Dat houdt in: het ontwikkelen van een effectieve en positieve manier van omgaan met onze gezondheid. We behandelen alledaagse en veelvoorkomende onderwerpen zoals drinken, voeding, sport en bewegen, geloof in de toekomst, veerkrachtigheid, sociale participatie en het voorkomen van eenzaamheid. Naast beknopte achtergrondinformatie biedt dit handboek ook verschillende oefeningen die je kunt gebruiken om je persoonlijke gezondheidstoestand te beoordelen, veranderen of te verbeteren. Als je leidinggevende bent of een groep ouderen leidt dan kun je dit handboek gebruiken om meer te leren over groepsbegeleiding.
DOCUMENT
Begin 2020 heeft de gemeente Den Haag aan De Haagse Hogeschool (Lectoraat Urban Ageing) gevraagd om samen met Hulsebosch Advies en AFEdemy een integrale monitor te ontwikkelen en uit te voeren waarbij, door middel van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, onderzoek wordt gedaan naar de stand van zaken van Den Haag als seniorvriendelijke stad en tevens te kijken naar huidige trends aangaande ouderen. Tevens vroeg de gemeente om de ontwikkeling van een meetinstrument dat in de toekomst eenvoudig bij herhaling kan worden ingezet voor onderzoek: de standaard Age Friendly Cities and Communities Questionnaire (AFCCQ) voor ouderen1. In een stadsenquête en in zogenaamde stadsateliers zijn ouderen gevraagd naar hun bevindingen. In totaal hebben 393 Haagse ouderen meegedaan aan de enquête en 50 aan de stadsateliers. De aan de ouderen gestelde vragen gingen over de volgende acht onderwerpen die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gezamenlijk de seniorvriendelijkheid van een stad bepalen: ●Huisvesting; ●Sociale participatie; ●Respect en sociale inclusie; ●Burgerschap en werkgelegenheid; ●Communicatie en informatie; ●Sociale en gezondheidsvoorzieningen; ●Buitenruimte en gebouwen; ●Transport; ● en aanvullend, een negende domein: Financiën. CC-BY NC ND https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/lectoraten/details/urban-ageing#over-het-lectoraat
MULTIFILE
In dit artikel wordt de literatuur verkend op het terrein van een meer sociaalparticipatieve benadering van actief burgerschap. In deze literatuur wordt de ontwikkeling van burgerschap verbonden met de noodzaak zicht te ontwikkelen op handelingscontexten die voor zowel burgers als sociale professionals van belang zijn. We verkennen relevante literatuur van onder andere De Tocqueville, Dewey, Putnam, Lichterman en Biesta. Door aandacht te besteden aan burgerschap als praktijk beogen we dichter op de huid van het werk van sociale professionals te kruipen, waardoor de huidige ontwikkelingen rondom de bevordering van actief burgerschap bevraagd kunnen worden. Wat deze literatuurverkenning in beeld brengt is dat actief burgerschap niet tot bloei komt vanuit een opgelegde moraal, maar verbonden dient te worden met het dagelijkse handelen van burgers, waarin het “al doende leren” samen op gaat met de ontwikkeling van betekenisvolle praktijken. Sociale professionals hebben vooral tot taak dit type praktijken te ondersteunen en te faciliteren.
DOCUMENT
There is an increasing awareness that the landscape around cities can contribute significantly to the well-being of urban citizens. Various studies and experiences in the Netherlands and other countries show that the combination of agriculture with care and education has great potential. The number of care farms has increased from 75 in 1999 to 500 in 2005. In urban areas, a diversity of groups can benefit from care farms or other types of social services in the rural area. It concerns among others, people with mental problems, with (chronic) psychiatric demands, with addiction problems, elderly, children with behavior and/or psychological problems and long term unemployed. The city of Amsterdam recognizes the unique and valuable qualities of the rural area and its potential for the well-being of its citizens. In and around Amsterdam various organizations have initiated innovative projects that connect urban demands with agricultural entrepreneurs. A transition to a new kind of agriculture and landscape contributing to health and well-being of urban citizens is possible.
DOCUMENT
De voorbije jaren is er een aanzet gedaan tot het bestrijden van leegstand. Wat was het effect van deze inspanningen en wat heeft de eerste generatie maatregelen ons geleerd dat we kunnen gebruiken voor het komende decennium dat in het teken lijkt te staan van economische voorspoed? Wij zetten de hoofdrolspelers bij elkaar aan tafel en vroegen hen: ‘What’s next?’ Duidelijk werd dat we pas aan het begin staan van de noodzakelijke verduurzamings- en cultuuromslag waarin we beter met vastgoed moeten omgaan. Publieke en private partijen zijn nog zoekende naar hun rol in deze omslag. Tijdens het rondetafelgesprek zijn alle betrokkenen het er mee eens: er is een gebrek aan visie, regie én aan gezond verstand.
DOCUMENT
Background: Lung fibroblasts are implicated in abnormal tissue repair in chronic obstructive pulmonary disease (COPD). The exact mechanisms are unknown and comprehensive analysis comparing COPD- and control fibroblasts is lacking. Aim: To gain insight in the role of lung fibroblasts in COPD pathology using unbiased proteomic and transcriptomic analysis. Methods: Protein and RNA was isolated from cultured parenchymal lung fibroblasts of 17 stage IV COPD patients and 16 non-COPD controls. Proteins were analyzed using LC-MS/MS and RNA through RNA sequencing. Differential protein and gene expression in COPD was assessed via linear regression, followed by pathway enrichment, correlation analysis and immunohistological staining in lung tissue. Proteomic and transcriptomic data was compared to investigate the overlap and correlation between both levels of data. Results: We identified 40 differentially expressed (DE) proteins and zero DE genes between COPD and control fibroblasts. The most significant DE proteins were HNRNPA2B1 and FHL1. Thirteen of the 40 proteins were previously associated with COPD, including FHL1 and GSTP1. Six of the 40 proteins were related to telomere maintenance pathways, and were positively correlated with the senescence marker LMNB1. No significant correlation between gene and protein expression was observed for the 40 proteins. Conclusions: The 40 DE proteins in COPD fibroblasts include previously described COPD proteins (FHL1, GSTP1) and new COPD research targets like HNRNPA2B1. Lack of overlap and correlation between gene and protein data supports the use of unbiased proteomics analysis and indicates that different types of information are generated with both methods.
DOCUMENT