In de algemene perceptie hoort onderzoek thuis bij universiteiten en bedrijfslaboratoria. Ook in de huidige Wet op het Hoger onderwijs en het Wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt geen primaire onderzoekstaak bij het HBO gelegd. Artikel 1.3. zegt "Hogescholen hebben het verzorgen van hoger beroepsonderwijs tot taak. Zij kunnen onderzoek verrichten voorzover dit verband houdt met het onderwijs aan de instelling." Zo ontstaat een beeld van HBO als 'lesfabriek'. Dergelijke beelden doen evenwel geen recht aan de feitelijke werkelijkheid, noch aan de doelstellingen die binnen het HBO en het onderwijsbeleid leven. In dit artikel willen we daarom de kloof dichten tussen beelden, realiteit en aspiraties. Daartoe wordt eerst de recente relevante beleidscontext geschetst, waarna de meest gangbare mythes tegen het licht gehouden worden.
Sinds 2003 werk ik in het HBO. Het verhaal van het onderzoek in het hbo heb ik voor een groot gedeelte meegemaakt en deels ook mee gemaakt. Ik ben zeer vereerd dat ik aan dit verhaal een nieuw hoofdstuk mag toevoegen door het aanvaarden van de leerstoel Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek aan Hogeschool Utrecht. De Hogeschool Utrecht (HU) is een ambitieuze hogeschool in een dynamische regio. Niet alleen ambitieus in onderwijs maar ook in onderzoek. De hogeschool is een ‘University of Applied Sciences’ omdat studenten behalve goed onderwijs ook onderzoek nodig hebben om een goede beroepsbeoefenaar te worden (Hogeschool Utrecht, 2014). De hogeschool wil groeien in praktijkgericht onderzoek van hoge kwaliteit. In die ambitie past het oprichten van het lectoraat Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek (MPO). Het lectoraat heeft als doel een bijdrage te leveren aan de verdere professionalisering van het praktijkgericht onderzoek In Nederland. Het lectoraat is uniek doordat het zich richt op praktijkgericht onderzoek binnen alle verschillende disciplines in het hbo, van techniek tot educatie en gezondheidszorg tot de kunsten. Het hoger beroepsonderwijs levert via lectoraten al vijftien jaar een belangrijke bijdrage aan onze kenniseconomie. Het onderzoek in het hbo is in die tijd volwassen geworden en heeft zich een plaats verworven in de Nederlandse kennisinfrastructuur. Het onderzoek past bij het praktijkgerichte karakter van het hoger beroepsonderwijs. Het is praktische relevant en tegelijkertijd methodologisch grondig (Butter, 2013b). Voldoen aan deze twee eisen blijkt in de praktijk echter niet altijd eenvoudig. De spanning tussen beide is het thema van deze publicatie.
In dit artikel wordt het belang aangegeven van onderzoeksvaardigheden in het HBO. Met de komst van de lectoraten en de nieuwe positionering van het HBO is het belangrijk om een antwoord te vinden hoe het onderzoek binnen het HBO vorm gegeven moet worden. Hierbij wordt gekeken naar de bruikbaarheid van verschillende onderzoeksmethoden en naar rollen die een student binnen een curriculum in het onderzoek kan hebben. Dit artikel is een bijdrage van de lectoraten Ambient Intelligence van Saxion, Hogeschool van Amsterdam en Fontys aan NIOC 2011 en is verschenen in de Proceedings van NIOC 2011.
MULTIFILE
De Thematafel Veiligheid heeft in de loop van 2023 een hernieuwde, krachtige impuls gekregen, in 2024 sloten ook het NIPV en de Politieacademie zich aan en met Defensie is het gesprek aangegaan. Vanuit deze bestuurlijke basis ziet de Thematafel voor de jaren 2025-2026 een bijzondere uitdaging door de snel veranderende geopolitieke situatie en de implicaties hiervan voor de veiligheid van de Nederlandse samenleving. De Thematafel zet stevig in op de verdere strategische ontwikkeling van het hbo-onderzoek, in verbinding met de betrokken lectoren, met Europese collega’s en in nauwe samenwerking met organisaties in het brede palet van het Nederlandse veiligheidsdomein.
De onderzoeksprogramma’s van de Aeres Hogeschool (Gezond leven in de groen stad [Almere], Duurzaam Ondernemen [Dronten] en Wijsheid [Wageningen]) willen we verder professionaliseren. Veranderingen rondom de Centres of Expertise, de kansen uit de Nationale Wetenschapsagenda en de toenemende samenwerking met Wageningen UR dragen bij aan de doorontwikkeling van deze onderzoeksprogramma’s. We willen opschalen naar meer en betere koppelingen aan (inter)nationale en regionale ontwikkelingen, maatschappelijke trends en wereldvraagstukken. De kwaliteitsborging van onderzoek willen we binnen Aeres Hogeschool en in directe samenwerking met andere hogescholen verder ontwikkelen en implementeren. Hierdoor creëren we een innovatie-ecosysteem met verschillende actoren die het HBO-onderzoek verder doen groeien. Vanuit de hogeschool worden de in impulsgelden gebruikt om een goede infrastructuur te ontwikkelen voor CoE Groen (Aeres, HAS Hogeschool, Inholland en Van Hall Larenstein) en CEW (CoE waar Aeres Hogeschool in wil participeren). Deze impuls aanvraag is bedoeld om de basis te leggen voor de invulling van een meerjarige infrastructuur. Doel is optimale versterking via hao-brede onderzoeksclusters om bij te dragen aan focus en massa op relevante maatschappelijke thema’s in het groene domein. Vanuit faculteit Wageningen wordt onderzoek verricht naar kennisopbouw en –uitwisseling ten aanzien van bekwaamheid van beginnend HBO professionals op het terrein van de Sustainable Development Goals (SDGs) en hoe HBO’ers hun rol als docenten, opleiders of adviseurs zouden kunnen invullen om de SDGs bekwaamheid van beginnend HBO professionals zeker te stellen. De onderzoeksinfrastructuur wordt daarin versterkt door verdieping in breder verband en versterking van de samenwerking met zes hogescholen in het Competencies for Sustainable Development (Goals) Consortium verder te verstevigen en te intensiveren. Doel is om dit te vervullen door inzet van Impuls gelden in te zetten voor een NWO-regeling of RAAK Pro aanvraag. Strategisch is het voor Aeres Hogeschool belangrijkrijk om het unieke van onze faculteit in Wageningen verder te ontplooien.
Doel van het vak Lichamelijke Opvoeding (LO) is dat leerlingen niet alleen beter leren bewegen, maar dat er ook aandacht is voor omgangs- en regelbekwaamheden (bijvoorbeeld fair play, het zelfstandig kunnen spelen van een spel, het organiseren van een activiteit, etc.). Ook het verwerven van (zelf)kennis en inzicht is een doel en daarmee het ontwikkelen van een eigen beweegidentiteit. De huidige praktijk van leerlingevaluatie sluit hier onvoldoende op aan en is soms zelfs demotiverend voor leerlingen. De focus van evalueren ligt daarbij vooral op de (eind)prestatie. Om leerlingen te motiveren en te ondersteunen, zou het leerproces van leerlingen richting de te bereiken doelen meer centraal moeten staan. Leraren LO vinden het echter een uitdaging om leerprocessen te monitoren en formatief te evalueren. Het ontbreekt binnen de LO aan een gebruiksvriendelijk en effectief instrument om dit te doen, passend bij de uiteenlopende doelen van het vak. Onderzoeksliteratuur en beperkte praktijkervaringen stellen een digitaal portfolio voor als mogelijk geschikt instrument. De Sportfolio App is een voorbeeld van zo’n digitaal portfolio, recent ontwikkeld voor LO. Deze app biedt nu nog onvoldoende aansluiting bij de gevarieerde doelen van het vak en is niet gericht op formatieve evaluatie. In het voorgestelde project, vormgegeven volgens de principes van Participatory Design Research, worden ontwerpprincipes en gebruiksrichtlijnen opgeleverd van een digitaal portfolio, waarmee effectief en gebruiksvriendelijk leervorderingen van leerlingen bij het vak LO inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Deze principes en richtlijnen zullen toepasbaar zijn op verschillende vormen van (digitale) portfolio’s, waardoor scholen deze kunnen aanpassen aan de eigen mogelijkheden en wensen. Om dit te bereiken wordt er samengewerkt in een netwerk van hbo-onderzoekers, lerarenopleiders, leraren LO uit het voortgezet onderwijs, en ontwikkelaars van de Sportfolio App. De projectopbrengsten worden breed gedissemineerd binnen het werkveld van de LO.