Bedrijventerreinen spreken vaak maar weinig tot de verbeelding. Veelal zijn het terreinen aan de rand van een gemeente, waar bezoekers alleen komen als ze er echt moeten zijn. Maar dat beeld is langzaam aan het veranderen. Niet alleen zijn bedrijventerreinen goed voor maar liefst een kwart van alle werkgelegenheid in de Metropoolregio Amsterdam (MRA), ze kunnen ook een essentiële rol spelen in de ontwikkeling naar een circulaire economie, rond de energietransitie en vergroening van de leefomgeving. Bedrijventerreinen lopen echter tegen grenzen aan, onder meer op het gebied van ruimte en energie. Hierover gaat de nieuwste podcast in de serie Metropoolregio Actueel. ‘Dit moet lokaal op de agenda.’
LINK
This book – Complexity and Territorial Development – tells the story of how academic staff and students at the Van Hall Larenstein university of applied sciences deal with complexity and planning in education and research. It is intended for everyone who is involved in complex projects, but in particular for current and future students at the university who will be trained in how to handle complex projects. In this book we want to show why planning has become complex, what theories about this subject are relevant, and how this fits in with the practical experience of staff and students.
MULTIFILE
Zet meer financiële middelen en menskracht in bij het beter benutten van bestaande bedrijventerreinen in plaats van de uitleg van nieuwe bedrijventerrein en transformatie van werklocaties. Dat is de kern van een nieuw advies van de Sociaal Economische Raad (SER) Overijssel. 'Die oproep is eigenlijk gericht aan heel Nederland', zegt adviseur Cees-Jan Pen.
LINK
De maatschappelijke uitdaging: Goederenvervoercorridors zijn cruciaal voor de Nederlandse economie, tegelijkertijd vormt verduurzaming van de corridors een steeds grotere uitdaging. De onderzoeksgroep Greening Corridors doet onderzoek naar de ontwikkeling en het functioneren van duurzame logistieke corridors. Drie thema’s staan daarin centraal: - Beter benutten van capaciteit van infrastructuur en vervoermiddelen. - Schone, veilige en autonome modaliteiten. - Digitalisering van de keten. De onderzoeksgroep: Greening Corridors is een sterk consortium van hogescholen dat voortbouwt op 10 jaar samenwerking in het Centre of Expertise KennisDC Logistiek. Het bestaat uit de onderzoeksgroepen van zes hbo-kennisinstellingen: - Hogeschool Rotterdam - HZ University of Applied Sciences - Hogeschool Arnhem Nijmegen - Hogeschool van Amsterdam - Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek - Instituut Fysieke Veiligheid De kennisinstellingen zijn nauw verbonden met belangrijke logistieke knooppunten, triple helix organisaties in de eigen regio en het onderwijs en weten daarmee de onderzoeksresultaten impactvol in de praktijk te brengen. Door de samenwerking kunnen vraagstukken niet alleen op knooppuntniveau, maar ook corridor- en netwerkniveau worden opgepakt. De ambitie: Greening Corridors streeft met het intensiveren van de huidige samenwerking naar versterking van de: - Methodologie van praktijkgericht onderzoek in de logistiek; - Positie en herkenbaarheid van toegepast onderzoek in landelijke logistieke beleids- en kennisagenda’s; - Multidisciplinaire aanpak van logistieke vraagstukken; - Verbinding met universiteiten voor het toepasbaar maken van wetenschappelijke resultaten; - Positie in en deelname aan internationale netwerken en onderzoeksprojecten; - Doorontwikkeling van living labs en learning communities naar duurzame samenwerkingsverbanden waarin docent-onderzoekers, studenten en medewerkers van bedrijven gezamenlijk onderzoeken, innoveren, implementeren en leren. De maatschappelijke bijdrage: De SPRONG-groep draagt bij aan de KIA Energietransitie & Duurzaamheid. Binnen de deel-KIA Toekomstbestendige Mobiliteitssystemen richt de SPRONG-groep zich op de Meerjarige Missiegedreven innovatieprogramma’s: - 9. Innovatieve aandrijving en gebruik van duurzame energiedragers voor mobiliteit. - 10. Doelmatige vervoersbewegingen voor mensen en goederen.
In Nederland wordt flink nagedacht over mobiliteitsconcepten waarmee problemen als emissies, fijnstof, parkeerdruk en congestie kunnen worden teruggedrongen. Vooral in stedelijke omgevingen is hier veel aandacht voor om de leefbaarheid en toegankelijkheid binnen deze gebieden te vergroten. Lichte elektrische voertuigen (LEVs) zijn klein, schoon en wendbaar en kunnen in de mobiliteitstransitie die dit toekomstbeeld vereist een prominente rol spelen. Één van de vereisten voor deze transitie is de mogelijkheid om deze voertuigen – van monowheels tot microcars – veilig en toegankelijk te kunnen laden, zodat zij hun functie als duurzame vervanger van traditionelere vervoersmiddelen met verbrandingsmotor kunnen vervullen. Hiervoor is een wijdverspreid netwerk van laadmogelijkheden nodig. Voor LEVs is dit in theorie niet zo heel moeilijk, omdat de accu's van deze voertuigen zowel via (publieke) laadpalen als via een willekeurig stopcontact zouden kunnen worden opgeladen. Gemak dient de mens, zou je dus zeggen? Echter, bestaande laadpalen zijn hiervoor op dit moment niet beschikbaar. Daarnaast hebben veiligheidsrisicoanalisten de noodklok geluid over de veiligheidsrisico's van het laden van LEV-accu's. Zij vrezen dat door onjuist hanteren of het laten vallen of stoten van de accupakketten de brandveiligheid van de accu's niet te garanderen en controleren is; een probleem dat de brandweer publiekelijk onderschrijft. In “LEV: Laad Maar!” duiken vier praktijkpartners in deze nieuwe problematiek en beantwoorden we de vraag: Middels welke laad technologieën kan het veilig en toegankelijk laden van LEVs in Nederland worden verbeterd? Het doel is om een handreiking voor techniekontwikkelaars en veiligheidsadviseurs te ontwikkelen op basis waarvan keuzes over de laadsystemen voor LEVs kunnen worden ondersteund. Hiertoe worden in dit project literatuuronderzoek, interviews en studentenprojecten met betrekking tot optimale ontwikkeling van laadinfrasystemen uitgevoerd. De resultaten zullen worden gepubliceerd in factsheets, vakpublicatie(s) en presentatie(s) voor de doelgroep, en worden opgenomen in het onderwijs op de HAN over laadinfra en (LEV-)accusystemen.
Aanleiding Aanleiding van dit RAAK-PRO project is het toenemend aantal scheepsongevallen in met name de zuidelijke Noordzeeregio. Vaarroutes en knooppunten worden steeds drukker en de risico's op aanvaringen nemen toe. Ook wordt de Noordzee steeds vaker voor andere doeleinden gebruikt; denk aan windmolens, zandmotoren, kweek- en proefvelden, olie- en gaswinning en natuurgebieden. Daardoor wordt de open ruimte schaarser en worden scheepsroutes nog intensiever gebruikt. Met welke concrete oplossingen kan het aantal scheepsongevallen worden verlaagd? Doelstelling De doelstelling van dit project is te onderzoeken hoe de maritieme veiligheid in de Noordzee kan worden vergroot. Het projectteam ontwikkelt en realiseert innovatieve oplossingen voor het voorkomen van aanvaringen op de druk bevaren scheepsroutes in de Noordzee. Ze doen dit door praktijkgericht onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek is gericht op het vergroten en verdiepen van kennis en kunde ten aanzien van scheepsongevallen en de mogelijkheden om deze te voorkomen. Het zal onder meer gaan om oplossingen op het gebied van nieuwe protocollen, modellen, ontwikkelde inzichten en innovatieve producten. In vier deelonderzoeken zal onderzoek worden gedaan naar; 1. oorzaken van scheepsongevallen en calamiteitenbestrijding; 2. routetopologie en verkeersmanagement; 3. technische eigenschappen vervoerseenheid; 4. maritieme informatievoorzieningen en augmented reality. Beoogde resultaten Het project zal een aantal concrete producten opleveren, zoals augmented-realityoplossingen en andere fysieke oplossingen die helpen ongevallen te voorkomen. De in dit project ontwikkelde kennis wordt gebundeld en concrete resultaten, die de veiligheid daadwerkelijk kunnen verbeteren, worden verankerd in het onderwijs en in de trainingen aan zowel studenten als de beroepspraktijk.