Kinderen en jongeren leren niet alleen op school, maar ook daarbuiten. Informele leeromgevingen kunnen ‘het verschil maken’ voor hun ontwikkeling, niet alleen door scholing van kennis en vaardigheden, maar ook als plaats waar jeugdigen nieuwe sociale rollen kunnen ervaren en hun identiteit ontwikkelen. De in dit rapport gepresenteerde studie onderzoekt de leeropbrengsten (kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming) van maakprogramma’s voor kinderen en het opleidingsprogramma voor maakplaats-coaches in Maakplaats 021. Gegevensverzameling bestaat uit documentanalyse, zelfevaluaties door kinderen en interviews met maakplaats-coaches. Uit de zelfevaluaties van kinderen en de interviews met maakplaats-coaches blijkt dat kinderen groeien op het gebied van technologie, socialisatie en persoonsvorming. Kinderen geven aan dat zij graag naar de maakplaats komen en er veel leren. De leeractiviteiten die zij zelf benoemen betreffen voornamelijk de technologie. Volgens coaches en ouders groeien de kinderen ook als persoon en ontwikkelen zij hun identiteit. Elkaar hulp geven en hulp vragen – een belangrijke vaardigheid die geoefend kan worden in informele leeromgevingen – blijft iets achter bij de andere leeropbrengsten.
Video is niet meer weg te denken uit het dagelijks leven. Velen van ons kijken dagelijks uren naar video's op televisie en internet. Ook in het onderwijs is de rol van video steeds belangrijker geworden. Instructievideo's zijn wijdverspreid om studenten kennis en kunde bij te brengen. Naast expertvideo's, kunnen studenten zelf ook steeds makkelijker video's maken. In het beroepsonderwijs kunnen studenten bijvoorbeeld hun werkzaamheden filmen. In het project 'GoPro: GrensOverstijgend PRaktijkOpleiden', onderzoeken we hoe dit soort studentvideo's bij kunnen dragen aan de verbetering van leeropbrengsten in het mbo (BBL niveau 2 en 3).
Peerreview is een leeractiviteit waarbij studenten elkaar feedback geven. In het hoger onderwijs wordt veel gebruik gemaakt van peerreview. En terecht, want op basis van een grote hoeveelheid onderzoek kan inmiddels worden aangenomen dat peerreview het leerproces kan ondersteunen en de kwaliteit van de leeropbrengsten kan verhogen. Maar dit gebeurt niet vanzelf. Om peerreview effectief in te zetten, is het nodig dat de leeractiviteit goed wordt georganiseerd en daarbij moet aan behoorlijk wat voorwaarden worden voldaan. Dit blijkt nog niet zo eenvoudig. Het organiseren van een effectief peerreviewproces is een complex en vraagt om een vooraf goed beredeneerde aanpak. Wanneer peerreview niet goed wordt voorbereid kan het zelfs averechtse effecten opleveren. Lectoraat Teaching, Learning & Technology onderzoekt daarom hoe peerreview effectief in leerprocessen kan worden ingezet. In deze animatie doorlopen we kort de stappen om tot een beredeneerd peerreview proces te komen.
MULTIFILE
Leraren van de Montessori Scholengemeenschap Amsterdam (MSA) hebben binnen de grootstedelijke context te maken met grote uitdagingen ten aanzien van diversiteit en kansengelijkheid. Die uitdagingen vragen om duurzame veranderingen van praktijken en routines in een school en daarmee een gezamenlijke inzet van alle betrokkenen op team- en organisatieniveau. Het gezamenlijk vinden van antwoorden op die uitdagingen vraagt immers om het ontwikkelen en bundelen van kennis en expertise, met andere woorden om het met en van elkaar leren over grootstedelijke onderwijsvraagstukken. Dit vraagt om wezenlijke veranderingen in de wijze waarop leraren van en met elkaar leren. Om die veranderingen te initiëren is een integrale en systemische aanpak nodig waarin interventies worden doorgevoerd om leren op team- en organisatieniveau te stimuleren. De aanpak van dit praktijkprobleem vraagt om een herijking van het beroepsbeeld en –structuur door de leraar als teamspeler te profileren, om wezenlijke transities in de wijze waarop professionalisering van de leraar binnen MSA georganiseerd en uitgedragen wordt en om fundamentele veranderingen in de inrichting van de schoolorganisatie. Dat leidt tot de volgende hoofdvraag: Hoe kan ik interveniëren in een conventioneel schoolsysteem om het leren op team- en organisatieniveau te versterken teneinde bij te dragen aan duurzame school- en onderwijsontwikkeling? Hierbij is de verwachting dat door veranderprocessen en weloverwogen interventies in gang te zetten die zowel de leraar als andere betrokkenen in een schoolsysteem ertoe aanzetten om in georganiseerde vorm met en van elkaar gericht te leren er een duidelijke leercontext gerealiseerd wordt waardoor de leeropbrengsten duurzame school- en onderwijsontwikkeling versterken. Doel van dit PD-traject is derhalve om een verschuiving te realiseren van individueel leren naar team- en organisatieleren binnen MSA waardoor leraren en andere betrokkenen binnen de school gezamenlijk effectiever vorm geven aan duurzame school- en onderwijsontwikkeling.
In het kader van Cultuureducatie met Kwaliteit II onderzoeken Corinne van Beilen (Master Kunsteducatie) en Rhea Hummel (Master Kunsteducatie en Master of Music), hoe leergemeenschappen cultuureducatie vorm kunnen krijgen op een manier die maximaal aansluit bij de betrokken (basis)scholen, hun leerlingen en de culturele partners.In de provincies Groningen en Drenthe wordt binnen de regeling CMK II gewerkt aan de ontwikkeling van cultuureducatie. Dit richt zich op samenwerkingstrajecten tussen onderwijsinstellingen en culturele partners, in de vorm van leergemeenschappen cultuureducatie.'Binnen een leergemeenschap werken één of meerdere scholen samen met één of meerdere culturele partners, bijvoorbeeld kunstenaars, kunstencentra, theatergezelschappen, musea, cultuuraanbieders, etc. Binnen de leergemeenschap wordt bepaald welke rollen de leerkracht en de culturele partner hebben in de uitvoering en hoe dat past in een gedeelde visie op cultuureducatie. Het uitgangspunt is kennisdeling van alle partijen. In leergemeenschappen wordt door het uitwisselen van expertise nieuwe vormen van cultuureducatie ontwikkeld en wordt samengewerkt in de uitvoering hiervan. Deze nieuwe vormen worden vervolgens uitgeprobeerd binnen de school en er wordt binnen de leergemeenschap op gereflecteerd door alle partijen' (K&C/Compenta, 2019).In dit praktijkonderzoek werken de betrokken onderzoekers samen met onderwijs-, culturele en ondersteuningeninstellingen aan de ontwikkeling van een werkwijze die toekomstige leergemeenschappen kunnen vertalen naar de eigen vraag en context. Het ontwikkelen van een onderzoeksaanpak m.b.t. de leeropbrengsten op individueel niveau/leergemeenschappen cultuureducatie tb.v. Cultuureducatie met Kwaliteit II in de provincies Drenthe en Groningen.
Computational thinking (CT) wordt beschouwd als een van de 21e-eeuwse vaardigheden. Zoals de term doet vermoeden, heeft CT raakvlakken met zowel digitale vaardigheden als denkvaardigheden (SLO, 2019; Hotze & Keijzer, 2018). Het afgelopen decennium is groeiende aandacht ontstaan voor CT in het basis- en voortgezet onderwijs (o.a. Luyten, Veen, & Meelissen, 2015; KNAW, 2012). Echter, in het pabocurriculum wint CT maar mondjesmaat terrein, waardoor aanstaande leerkrachten onvoldoende worden voorbereid op het toepassen van CT in hun onderwijspraktijk. Ook onderzoek naar CT richt zich met name op basis- en voortgezet onderwijs (o.a. Voogt, Brand-Gruwel, & Van Strien, 2017), terwijl aandacht voor CT op lerarenopleidingen achterblijft. Initiatieven tot curriculumontwikkeling vanuit curriculum.nu (2018) benoemen CT als onderdeel van een toekomstbestendig curriculum. Het is daarom van belang dat onderzoek een brug slaat tussen de veranderende beroepspraktijk van basisschoolleerkrachten en het pabocurriculum. Dit postdoconderzoek beschrijft een gezamenlijke inspanning van twee pabo’s binnen samenwerkingsverband Radiant om CT in te bedden in het pabocurriculum; de vakgebieden rekenen-wiskunde en W&T dienen hierbij als vakinhoudelijke context. Onderzoek in theorie en praktijk geeft nieuwe inzichten in de manier waarop CT in het pabocurriculum voorkomt en in de kennis, vaardigheden en houding van pabodocenten, pabostudenten en basisschoolleerkrachten op het gebied van CT. Tevens levert dit onderzoek ontwerpcriteria op voor concreet onderwijsmateriaal evenals aanbevelingen die toegepast kunnen worden in het pabocurriculum. Deze aanbevelingen en ontwerpcriteria leiden tot ontwerponderzoek op twee lagen: er worden lessen ontworpen voor het pabocurriculum en voor de basisschool door middel van lesson study, waarbij het gezamenlijk ontwerpen en analyseren van leeropbrengsten centraal staat. Op basis hiervan worden best practices in kaart gebracht. Beoogde opbrengst van het postdoconderzoek is kennisontwikkeling op het gebied van CT op pabo’s en een digitale omgeving waar pabodocenten praktische handvatten kunnen vinden om CT onderdeel te maken van hun onderwijs.