We investigated the relationship between process quality in early childhood education and care (ECEC) and children’s socio-emotional development in a meta-analysis of longitudinal studies. Our multi-level meta-analysis of 31 publications reporting on 16 longitudinal studies (N = 17,913 children, age: 2.5–18 yrs) demonstrates that the process quality of ECEC is a small but significant predictor of children’s socio-emotional development over time (ES = 0.103, SE = 0.026, p < 0.001, 95% CI: 0.052–0.155). This longitudinal association extends to the age of 18 years in our sample. Process quality of ECEC is, thus, a significant and stable predictor of children’s socio-emotional development and well-being from toddlerhood to adolescence. The longitudinal relationship was moderated by the type of care (center-based vs. home-based) and the informant (parent, professional caregiver, external assessor, or self-report of the child). Implications for future ECEC research are discussed.
MULTIFILE
BACKGROUNDS:Alcohol use among adolescents has become a major public health problem in the past decade and has large short- and long-term consequences on their health. The aim of this systematic review was to provide an overview of longitudinal cohort studies that have analyzed the association between the parent-child relationship (PCR) and change in alcohol use during adolescence.METHODS: A search of the literature from 1985 to July 2011 was conducted in Medline, PsycINFO, and EMBASE in order to identify longitudinal, general population studies regarding the influence of the PCR on alcohol use during adolescence. The studies were screened, and the quality of the relevant studies was assessed. A best-evidence synthesis was used to summarize the results.RESULTS: Twenty-eight relevant studies were identified. Five studies found that a negative PCR was associated with higher levels of alcohol use. Another seven papers only found this association for certain subgroups such as boys or girls, or a specific age group. The remaining sixteen studies did not find any association.CONCLUSIONS: We found weak evidence for a prospective association between the PCR and adolescent alcohol use. Further research to the association of the PCR with several types of alcohol use (e.g., initiation or abuse) and to the potential reversed causality of the PCR and alcohol use is required.
MULTIFILE
OBJECTIVE: Perceived fatigue significantly impacts quality of life after burns, yet how often it occurs is unknown. Therefor this study assessed the prevalence of perceived fatigue of burn survivors.METHODS: In February 2023, a systematic literature search was performed in CINAHL, Embase, PsycInfo, PubMed and Web of Science. Studies reporting the prevalence of post-burn perceived fatigue were included.RESULTS: In ten cross-sectional studies of moderate-high quality with measurements between 5.3 days and 42 years post burn, the prevalence of perceived fatigue varied between 5 % and 78 % with no apparent time trends. Broad study populations hindered explaining this varying prevalence by age or %TBSA. In four high-quality longitudinal studies with 3-5 measurements between 1 and 24 months post burn, the prevalence decreased over time, dropping from approximately 70 to 50 % in adults and 65 to 28 % in children. Studies used various measurement instruments and cut-off points for operationalizing perceived fatigue, severely limiting the interpretation and comparison of prevalence rates across studies.CONCLUSIONS: The high prevalence and persistent nature of perceived fatigue among burn survivors emphasize its crucial role in burn rehabilitation. Future studies should prioritize identifying individuals with adverse trajectories of perceived fatigue and unravelling underlying mechanisms to develop effective treatments for reducing post-burn perceived fatigue.
DOCUMENT
Inzet van serious games als scholingsinstrument voor zorgprofessionals of als patiëntinterventie neemt sterk toe. Serious games kunnen kosten besparen en zorgkwaliteit verbeteren. (Potentiële) afnemers vragen, in lijn met het medische onderzoeksparadigma, vaak naar de klinische effectiviteit (internal validity) van deze games. Het gros van de Nederlandse game-ontwikkelaars bestaat echter uit kleine ondernemingen die het aan middelen en expertise ontbreekt om de hiervoor benodigde longitudinale onderzoekstrajecten uit te voeren. Tegelijkertijd tonen mkb’ers, meestal zonder ervan bewust te zijn, tijdens het game-ontwikkelproces al verschillende validiteitsvormen aan volgens het design-onderzoeksparadigma (face validity, construct validity, e.d.). Door dit niet bij hun afnemers kenbaar te maken, komt een constructieve dialoog over validiteit moeilijk op gang en lopen mkb’ers opdrachten mis. Het ontbreekt hen aan een begrippenkader en praktische handvatten. Bestaande raamwerken zijn nog te theorie-gedreven. Om mkb’ers te helpen de 'clash' te overbruggen tussen het medische en het design-onderzoeksparadigma, ontwikkelen lectoraten ICT-innovaties in de Zorg (Hogeschool Windesheim, penvoerder) en Serious Gaming (NHL Stenden Hogeschool) samen met elf mkb’ers, afnemers, studenten en experts in een learning community drie hulpmiddelen: •Checklist: praktische mkb-richtlijnen voor het vaststellen van validiteit; •Beslisboom: op basis waarvan mkb’ers onderbouwd de juiste validatiemethode kunnenselecteren; •Serious game: om samen met (potentiële) afnemers te spelen, zodat verschillende soortenvaliditeit expliciet benoemd worden. De hulpmiddelen worden inhoudelijk gevoed door casestudies waarin mkb’ers gevolgd worden in hoe validiteit momenteel wordt vastgesteld en geëxpliciteerd in het ontwikkelproces. Vervolgens brengen we de ontworpen hulpmiddelen in de mkb-praktijk voor evaluatie. Opgeleverde hulpmiddelen stellen mkb’ers in staat werkbare validatiemethoden toe te passen gedurende het game-ontwikkelproces om acceptabele bewijslast op te leveren voor potentiële afnemers, waardoor hun marktpositie versterkt. Ook draagt het project bij aan operationalisering van bestaande raamwerken en kunnen de hulpmiddelen in game design-curricula worden geïncorporeerd.
Basisscholen van samenwerkingsverbanden RIBA en BLICK op onderwijs en ScholenNetwerk BSI verenigen zich in hun zorgen over problematische vriendschapsdynamieken tussen bovenbouwmeisjes en de negatieve impact op hun emotioneel welzijn en schoolfunctioneren. Schoolprofessionals en ouders zien dat sommige meisjesvriendschappen worden gekenmerkt door weinig onderling vertrouwen, weinig stabiliteit en ruzies. Zij zijn verontrust over de negatieve emoties die deze vriendschapsdynamieken bij meisjes veroorzaken. Het baart hen zorgen dat sommige meisjes deze emoties vervolgens excessief bespreken met vriendinnen (co-rumineren), wat hun emotioneel welzijn en schoolfunctioneren verder aantast. Dochters van ouders met een chronische fysieke beperking lijken deze vriendschapsproblematiek bovengemiddeld te ervaren. Schoolprofessionals ervaren ernstige handelingsverlegenheid bij het voorkomen en doorbreken van dit negatieve ontwikkelpad. Zij missen een interventieprogramma waarmee meisjes systematisch en effectief begeleid kunnen worden bij het opbouwen en onderhouden van positieve vriendschapsrelaties. Met voorliggend project werken we aan dit interventieprogramma. Via (1) analyses op bestaande data verkrijgen wij eerste inzichten in verbanden tussen vriendschapsdynamieken, emotioneel welzijn en schoolfunctioneren bij bovenbouwmeisjes. Met (2) een dagboekstudie brengen wij de aard van real-life en online vriendschapsdynamieken tussen bovenbouwmeisjes in kaart. Middels (3) een longitudinale observatiestudie onder vriendinnenkoppels observeren wij microprocessen van co-rumineren. In deelstudies 2 en 3 toetsen wij verbanden met emotioneel welzijn en schoolfunctioneren. We includeren hiertoe een potentieel hoog-risicogroep (dochters van ouders met fysieke beperking) en gemiddeld-risicogroep (dochters van ouders zonder beperking). We (4a) benutten de resultaten van deze deelstudies om via co-creatie/co-design tussen wetenschappelijk-klinische experts, schoolprofessionals, ouders en meisjes een gepersonaliseerd, blended eHealth interventieprogramma te ontwikkelen. We (4b) ondersteunen scholen bij de implementatie van dit programma en (5) onderzoeken de gebruiksvriendelijkheid en effectiviteit middels een Cluster Randomized Trial. De onderzoeksresultaten worden ingebed in de curricula van betrokken opleidingsinstituten en worden via een Kennisknooppunt en aangesloten Academische Werkplaatsen, Centrum voor Jeugd en Gezin en patiëntenorganisaties landelijk toegankelijk en toepasbaar gemaakt voor basisscholen.
Door nieuws te volgen wordt de burger geïnformeerd over wat er speelt in de samenleving. Een vereiste voor een goed werkende democratie. Maar steeds meer mensen keren het nieuws de rug toe. Wat betekent dit voor de burger en de rol van nieuwsmedia in een democratische samenleving?