Deze rapportage bevat een analyse van het maatschappelijk debat over de terreinen onderwijs, cultuur, wetenschap en media. De analyses zijn in de periode 2010-2015 gemaakt. De analyses van het maatschappelijk debat zijn bedoeld om het beleid beter te doen aansluiten bij de maatschappelijke vraag. De analyse van het media-debat is van de hand van Andra Leurdijk en Saskia Welchen.
Abstract: Background: There has been a rapid increase in the population of senior citizens in many countries. The shortage of caregivers is becoming a pressing concern. Robots are being deployed in an attempt to fill this gap and reduce the workload of caregivers. This study explores how healthcare robots are perceived by trainee care professionals. Methods: A total of 2365 students at different vocational levels completed a questionnaire, rating ethical statements regarding beneficence, maleficence, justice, autonomy, utility, and use intentions with regard to three different types of robots (assistive, monitoring, and companion) along with six control variables: gender, age, school year, technical skills, interest in technology, and enjoying working with computers.
A B S T R A C T Background: Approximately 4 years ago a new concept of learning in practice called the ‘Learning and Innovation Network (LIN)’ was introduced in The Netherlands. To develop a definition of the LIN, to identify working elements of the LIN in order to provide a preliminary framework for evaluation, a concept analysis was conducted. Method: For the concept analysis, we adopted the method of Walker and Avant. We searched for relevant publications in the EBSCO host portal, grey literature and snowball searches, as well as Google internet searches and dictionary consults. Results: Compared to other forms of workplace learning, the LIN is in the centre of the research, education and practice triangle. The most important attributes of the LIN are social learning, innovation, daily practice, reflection and co-production. Often described antecedents are societal developments, such as increasing complexity of work, and time and space to learn. Frequently identified consequences are an attractive workplace, advancements of expertise of care professionals, innovations that endorse daily practice, improvement of quality of care and the integration of education and practice. Conclusions: Based on the results of the concept analysis, we describe the LIN as ‘a group of care professionals, students and an education representatives who come together in clinical practice and are all part of a learning and innovation community in nursing. They work together on practice-based projects in which they combine best practices, research evidence and client perspectives in order to innovate and improve quality of care and in which an integration of education, research and practice takes place’. We transferred the outcomes of the concept analysis to an input-throughput-output model that can be used as a preliminary framework for future research.
Democratieonderwijs wordt steeds belangrijker in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Ervaringsleren, waarbij studenten door sociale interactie bekend raken met democratische concepten, is hiervoor een goede benadering. Binnen die benadering zijn democratiesimulaties een potentieel effectieve manier van werken waar nog beperkt onderzoek naar is gedaan. Simulaties maken de lesstof levendig en stimuleren studenten om verschillende perspectieven te ontdekken en gezamenlijk problemen op te lossen. Mbo-burgerschapsdocenten onderschrijven de meerwaarde van democratiesimulaties, maar voelen zich vaak niet bekwaam om ermee les te geven, vanwege gebrek aan scholing. Docenten gebruiken de werkvorm dus relatief weinig. Met dit onderzoek willen we meer inzicht krijgen in de pedagogisch-didactische competenties die docenten nodig hebben voor het uitvoeren van democratiesimulaties en in de manieren waarop docenten hierin kunnen worden geprofessionaliseerd. Een consortium bestaande uit Hogeschool van Amsterdam (HvA), Universiteit van Amsterdam (UvA), Noorderpoort Practoraat Burgerschap en tien mbo-scholen zal het onderzoek uitvoeren, samen werkveldpartijen: Expertisepunt Burgerschap, ProDemos, Nederlandse Vereniging Leraren Maatschappijleer, Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken en JOB-mbo. Het levert twee producten op. Ten eerste een overzicht van concrete pedagogisch-didactische competenties die nodig zijn voor het gebruiken van democratiesimulaties. Ten tweede een evidence-informed docentprofessionaliseringstraject (DPT) om docenten te professionaliseren in deze competenties. Hiervoor worden professionaliseringsactiviteiten, professionaliseringsmaterialen en handelingsprotocollen ontwikkeld en wordt bestaand simulatielesmateriaal aangescherpt. Deze producten worden ontworpen met het oog op brede toepasbaarheid, ook binnen het voortgezet onderwijs, hbo en universiteit, en specifiek voor lerarenopleidingen. Het project bestaat uit drie onderzoeksfasen: in fase 1 worden de pedagogisch-didactische competenties geconcretiseerd en een DPT ontwikkeld, gebaseerd op wetenschappelijke literatuur en in samenwerking met een expertgroep. In fase 2 wordt het DPT gepilot bij mbo-docenten. In fase 3 doen 40 docenten mee met het DPT en geven zij simulatielessen. Het DPT zal kwalitatief worden geëvalueerd (via observaties, docent-interviews en student-focusgroepen) en het effect op docentcompetenties zal worden gemeten via experimenteel onderzoek.
De overheid streeft naar het sluiten van de kringlopen in de landbouw. Bio(dynamische) boeren, verenigd in de BD-vereniging (opgericht in 1937, 300 boerenleden en 1700 overige leden) willen de kringloop op het eigen bedrijf inzichtelijk krijgen, berekenen hoe efficiënt grondstoffen worden benut en kijken waar verbeteringen mogelijk zijn. Daarom gaat de practor Kringlooplandbouw Ruud Hendriks van Aeres MBO samen met MBO-studenten van Aeres MBO Dronten op twee biodynamische bedrijven: - op overzichtelijke, visuele wijze de bedrijfskringloop mbt stikstof en fosfaat in beeld brengen; - de benutting van stikstof en fosfaat berekenen aan de hand van een Excel-formulier dat inzicht biedt in de berekeningen; - vergelijken van de gegevens uit de Excel met de gegevens vanuit het model NDICEA, een stikstof en organische stof model dat door veel adviseurs gebruikt wordt; - de pilot-bedrijven vergelijken met andere bedrijven die NDICEA gebruiken; - bekijken waar verbeteringen in de kringloop bij de pilotbedrijven mogelijk zijn; - doorlopend meten hoe het nu zit met de hoeveelheid stikstof op de bedrijven en hoe veranderingen in bedrijfsvoering doorwerken op de kringloopsluiting. Op deze wijze krijgen boeren en studenten meer zicht op de (on)mogelijkheden om de kringloop verder te sluiten en op de werking van het model NDICEA. De werkwijze zal worden gedeeld met collega-boeren om zo samen te werken aan een verdere sluiting van de kringlopen. De practor verwerkt de resultaten in lesmateriaal en CIV Groen deelt de resultaten met de andere groene MBO-scholen.
Voor ruim de helft van de Nederlandse jongeren vormt het vmbo-onderwijs een belangrijke fase in hun ontwikkeling richting beroep en samenleving. Interesse in en kennis van technologie kunnen in belangrijke mate bijdragen aan een goede uitgangspositie voor maatschappelijke participatie en doorstroom naar vervolgonderwijs. Het is dan ook zorgwekkend dat, met name in de grootstedelijke omgeving en onder leerlingen met een migratieachtergrond, slechts een klein aandeel van de vmbo-leerlingen kiest voor bèta-technische vakken. Het vak techniek, dat werd ingevoerd bij de basisvorming, is inhoudelijk verouderd en wordt op veel scholen niet meer aangeboden. Techniek is daardoor niet meer herkenbaar in het vmbo-t-programma. Met steun van de landelijke stimuleringsregeling ‘Sterk Techniekonderwijs’ proberen Utrechtse vmbo-scholen techniek opnieuw op een aantrekkelijke manier in hun programma’s vorm te geven. Daarbij wordt de nadruk gelegd op ontwerp- en maakactiviteiten. De verwachting is dat dergelijke opdrachten met gebruikmaking van moderne maak-technologieën bijdragen aan blijvende interesse en betekenisvolle kennisintegratie. Bij het ontwikkelen van het vernieuwde technologieonderwijs rijzen diverse praktische en theoretische vragen. Het is duidelijk dat ontwerp- en maakactiviteiten enthousiasme oproepen, maar er is nog veel onduidelijk over de mogelijkheden om dergelijke activiteiten structureel in het vmbo-onderwijs in te bedden en over de ontwerpvereisten die nodig zijn om dergelijke activiteiten effectief te laten bijdragen aan de ontwikkeling van een blijvende interesse in techniek, technologische geletterdheid en de kennisbasis die nodig is voor vervolgonderwijs. In het hier voorgestelde project werken we samen met het Utrechtse Globe College, een voortrekker in het revitaliseren van het algemeen vormend techniekonderwijs, aan de beantwoording van deze vragen. Aansluiting bij landelijke ontwikkelingen en kennisdeling met regionale partners wordt gerealiseerd middels een klankbordgroep. In kortcyclisch ontwerpgericht onderzoek ontwikkelen we good-practices en ontwerpprincipes. Daarmee bieden we scholen, curriculumontwikkelaars en lerarenopleidingen concrete handvatten en theorie voor het vormgeven van aantrekkelijk en effectief ontwerp- en maakonderwijs.