In het kader van het internationale project Designing & Evaluating Innovative Mobile Pedagogies (DEIMP) zijn een literatuurstudie en een verkennend onderzoek uitgevoerd. De focus binnen het project ligt op inzet van innovatieve didactische inzet van mobiele technologie in het basisonderwijs. De doelen zijn om kennis te ontwikkelen over innovatieve inzet van mobiele technologie, leermiddelen te ontwerpen en testen die leerkrachten ondersteunen in het ontwerpen van leerpraktijken én leerpraktijken te delen. In deze presentatie komen de bevindingen van deze eerste onderzoeken aan bod. Zo geven leerkrachten aan wel behoefte te hebben aan de inzet van devices ten behoeve van samenwerkend leren, personalisatie en authentieke leerpraktijken. Deze presentatie werd gegeven tijdens de Onderwijs Research Dagen 2019.
DOCUMENT
Deze posterpresentatie geeft informatie over het onderzoek bij vijf basisscholen in de regio Den Haag die wilden weten hoe mobiele technologie didactisch kan worden ingezet en hoe deze inzet door leerkrachten versterkt kan worden. Deze scholen participeerden als werkveldpartner in het transnationale Erasmus+ onderzoeksproject Designing and Evaluating Innovative Mobile Pedagogies (DEIMP). De huidige situatie is in kaart gebracht aan hand van de iPAC vragenlijst. Vervolgens zijn de resultaten besproken in focusgroepen met leerkrachten, leerlingen en de leidinggevenden. Uit het onderzoek blijkt dat de inzet op dit moment veelal gebonden is aan de gangbare onderwijsmethodesoftware, instructie van de leerkracht en voor het digitaal maken van verwerkingsopdrachten in het klaslokaal. Maar leerkrachten zien zeker meer kansen en geven zowel stimulerende factoren als ondersteuningsbehoefte. Deze poster is gepresenteerd op de Dag van het Onderzoek 2018 bij Hogeschool Inholland.
DOCUMENT
Het doel van het verkennende onderzoek is om inzicht te krijgen in de huidige didactische inzet van de mobiele technologie door leerkrachten op de scholen en welke ondersteuningsbehoefte leerkrachten ervaren. Op basis van deze verkenning kunnen geïnformeerde beslissingen genomen worden ten aanzien van het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van de innovatieve didactische inzet van mobiele technologie op de scholen. Belangrijke vragen hierbij waren: hoe zetten leerkrachten de mobiele technologie in voor leren en lesgeven, wat zijn de doelstellingen die de school daarmee wil bereiken, wat zijn belemmerende en stimulerende factoren en welke ondersteuningsbehoefte hebben leerkrachten? In het onderzoek is gebruik gemaakt van het pedagogisch-didactisch model iPAC om te beschrijven hoe mobiel leren wordt ingezet voor gepersonaliseerd leren, samenwerkend leren en authentieke leertaken. Met een vertaalde iPAC-vragenlijst voor leerkrachten is de huidige situatie in kaart gebracht. De resultaten hiervan zijn besproken in focusgroepen met leerkrachten, maar er is ook gesproken met leerlingen in focusgroepen en met leidinggevenden.
DOCUMENT
Mobiele netwerken vormen een drijvende kracht achter de digitalisering van onze samenleving en het verdienvermogen in alle sectoren van de economie, van industrie en energie tot logistiek en zorg. Nederlandse bedrijven zien grote kansen in 6G netwerktechnologie en toepassingen die vanaf 2030 op de markt komen. De gerichte ontwikkeling van 6G kan daarnaast sterk bijdragen aan de Nederlandse en Europese ambities op het gebied van digitale autonomie en duurzaamheid.
De technische en economische levensduur van auto’s verschilt. Een goed onderhouden auto met dieselmotor uit het bouwjaar 2000 kan technisch perfect functioneren. De economische levensduur van diezelfde auto is echter beperkt bij introductie van strenge milieuzones. Bij de introductie en verplichtstelling van geavanceerde rijtaakondersteunende systemen (ADAS) zien we iets soortgelijks. Hoewel de auto technisch gezien goed functioneert kunnen verouderde software, algorithmes en sensoren leiden tot een beperkte levensduur van de gehele auto. Voorbeelden: - Jeep gehackt: verouderde veiligheidsprotocollen in de software en hardware beperkten de economische levensduur. - Actieve Cruise Control: sensoren/radars van verouderde systemen leiden tot beperkte functionaliteit en gebruikersacceptatie. - Tesla: bij bestaande auto’s worden verouderde sensoren uitgeschakeld waardoor functies uitvallen. In 2019 heeft de EU een verplichting opgelegd aan automobielfabrikanten om 20 nieuwe ADAS in te bouwen in nieuw te ontwikkelen auto’s, ongeacht prijsklasse. De mate waarin deze ADAS de economische levensduur van de auto beperkt is echter nog onvoldoende onderzocht. In deze KIEM wordt dit onderzocht en wordt tevens de parallel getrokken met de mobiele telefonie; beide maken gebruik van moderne sensoren en software. We vergelijken ontwerpeisen van telefoons (levensduur van gemiddeld 2,5 jaar) met de eisen aan moderne ADAS met dezelfde sensoren (levensduur tot 20 jaar). De centrale vraag luidt daarom: Wat is de mogelijke impact van veroudering van ADAS op de economische levensduur van voertuigen en welke lessen kunnen we leren uit de onderliggende ontwerpprincipes van ADAS en Smartphones? De vraag wordt beantwoord door (i) literatuuronderzoek naar de veroudering van ADAS (ii) Interviews met ontwerpers van ADAS, leveranciers van retro-fit systemen en ontwerpers van mobiele telefoons en (iii) vergelijkend rij-onderzoek naar het functioneren van ADAS in auto’s van verschillende leeftijd en prijsklassen.
Chronische gewrichtsaandoeningen zijn veelvoorkomende aandoeningen waarmee patiënten bij de fysiotherapeut of oefentherapeut komen. Aandoeningen zoals artrose en reuma veroorzaken problemen in het dagelijks functioneren vanwege pijn en verminderde mobiliteit. Genezing is vaak niet mogelijk, maar het bevorderen van zelfmanagement kan verergering voorkomen. Oefentherapeuten en fysiotherapeuten spelen een centrale rol in het ondersteunen van zelfmanagement bij patiënten met gewrichtsaandoeningen. De inzet van online toepassingen, waaronder mobiele applicaties, en online platforms, die gericht zijn op het bevorderen van zelfmanagement (in dit voorstel gedefinieerd als Behavioral Intervention Technologies: BITs) kunnen patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen ondersteunen. Echter, voor veel professionals is het onduidelijk hoe BITs kunnen worden ingezet om zelfmanagement te vergroten en hoe dit gecombineerd kan worden met fysieke begeleiding. Daarom onderzoeken we in dit tweejarige project de manier waarop oefen- en fysiotherapeuten coaching op zelfmanagement via BITs kunnen vormgeven. In werkpakket 1 brengen we met een review, observaties en een concept mapping in kaart welke elementen en randvoorwaarden van BITs belangrijk zijn voor het bevorderen van zelfmanagement. Zodra we inzicht hebben in deze elementen en randvoorwaarden wordt in co-creatie met stakeholders toegewerkt naar beroepsrollen en beroepscompetenties die voorwaardelijk zijn voor het gebruik van BITs. Met de input van deze onderzoeksactiviteiten ontwikkelen we samen met de doelgroep de AmSOS methodiek die professionals helpt bij het gebruik van BITs om zelfmanagement te bevorderen bij patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen (WP2). Om te bepalen in hoeverre de methodiek bruikbaar is in de praktijk wordt in WP3 een haalbaarheidsstudie opgezet waarbij 25 eerstelijnsfysio- en/of oefentherapiepraktijken de AmSOS methodiek gaan gebruiken in de behandeling van patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen. Omdat gewrichtsaandoeningen een substantieel onderdeel zijn van de curricula, maar tegelijkertijd weinig aandacht wordt besteed aan technologie en zelfmanagement, ontwikkelen we in WP4 een onderwijsmodule voor scholing van studenten en praktiserende oefen- en fysiotherapeuten.