The sustainable supply of fish in the face of climate change and other drivers of change is a policy priority for Pacific nations. Creel and market surveys are increasingly used to document catches but this information has not been aggregated at a regional scale. In this paper we provide a comprehensive and standardized list of Pacific marine foodfishes in 22 Pacific Island Countriesand Territories to enable comparative analyses and improved national surveys. National lists of marine teleost fish caught for food were cleaned of errors and standardized to current valid names using authoritative global databases. National lists were subsequently aggregated to subregional and regional scales. Pacific people were found to consume more than 1000 species of marine fish (presently 1031 species), with the highest diversity observed in Melanesia and the lowest in Polynesia. A total of 14% of species names have changed since surveys were completed. An estimated 3847 species of marine fish are recorded from the region, most of which are small reef species. This list of Pacific foodfish is available through the Pacific Data Hub curated by the Pacific Community. Conclusions. The study quantifies, for the first time, the great diversity of fishes consumed by Pacific people and highlights the need for more baselines of catch, acquisition and consumption. These findings provide a foundation across the region for analysing species’ relative importance in local economies and diets, supporting fisheries management and food security policies critical to the wellbeing of Pacific people in a changing world.
LINK
Caribbean coral reefs are in rapid decline and artificial reefs are increasingly often deployed to restore lost three-dimensional structure. The majority of artificial reefs and other marine infrastructure is built from concrete, with Ordinary Portland Cement (CEM I) as the most important ingredient. However, the production of CEM I results in substantial CO2 emissions. In addition, there are indications that the material is colonized by different benthic assemblages compared to natural reefs. To make artificial reefs more sustainable and ecologically optimal, research into alternative materials is required. For this study, CEM I was compared with five alternative substrates: a mixture of CEM III cement with recycled CEM I fines (CEM III), Calcium Sulfoaluminate cement (CSA), geopolymer-sediment tiles (GS), lime-sediment tiles (LS), and Xiriton (E0). Settlement of the long-spined sea urchin Diadema antillarum on the different materials was tested under marine laboratory conditions. Competent D. antillarum larvae were added to beakers with a tile made from one of the substrates and monitored for settlement after two days. Half of the tiles of each material were covered with a four-week old biofilm, the other half had no biofilm. Results show that substrate type and the presence of a biofilm affected settlement rates significantly. After 48h, highest settlement rates were found on CEM III with biofilm (30% settlement), CSA with biofilm (26% settlement) and E0 with biofilm (20% settlement). Without biofilm, the same substrates yielded only 4 to 10% settlement. CEM I, GS, and LS had overall low settlement rates (<5%) irrespective of biofilm. Post-settlement morphology was not affected by substrate type or biofilm, with juveniles having a mean test diameter of 593 ± 12 µm and a mean spine length of 487 ± 27 µm. This study provides alternative choices for regular concrete that enhance the larval settlement of the key herbivore D. antillarum. We recommend studying these alternative materials in the field to obtain a better understanding of the effects of substrate on the ecological community development over larger time- and spatial scales.
LINK
Het onderzoek brengt de effecten in kaart van veranderingen in de openbare verlichting op de (beleving van) sociale veiligheid en verkeersveiligheid in een vijftal Overijsselse gemeenten: Enschede, Hardenberg, Hof van Twente, Losser en Olst-Wijhe. In totaal werden tien projecten uitgevoerd, waarvan zes projecten in woonwijken en vier projecten buiten de bebouwde kom (dit betrof autowegen, fietspaden en een recreatiegebied). In de woonwijken was sprake van een overgang van traditionele verlichting naar LED verlichting. Bij de projecten buiten de bebouwde kom was sprake van vermindering van verlichting. Licht en Donker Advies was belast met de organisatorische kant van het project (onder meer het werven van gemeenten die onderzoeksprojecten konden aandragen) en Saxion voerde de onderzoeken in deze gemeenten uit. Deze rapportage geeft in hoofdlijnen de resultaten weer van de verschillende deelonderzoeken, die per gebied zijn uitgevoerd door studenten van Saxion gedurende de afgelopen twee jaar. De geleverde onderzoeksdata en berekeningen zijn voor deze rapportage opnieuw gecontroleerd en uitgevoerd door onderzoekers van het Saxion lectoraat Risicobeheersing. De presentatie van de gegevens is zoveel mogelijk gelijkvormig gemaakt en een aanvullende analyse is uitgevoerd waarin de resultaten van de deelonderzoeken zijn vergeleken.
MULTIFILE
3. Innovatiewerkplaats ‘APK Werkscan’Arbeid is de laatste decennia sterk veranderd. Elk jaar ontstaan en verdwijnen beroepen. Bedrijven zien zich regelmatig genoodzaakt om de oriëntatie op de corebusiness te herzien (Kelly, 2016). Veel sterker dan vroeger is hierdoor een oriëntatie op competenties en rollen bepalend geworden in plaats van op de vaste functierollen en -inhoud. Daarnaast is ook de inrichting van de arbeid individueler geworden, denk aan het veel mobieler zijn ten aanzien van de werkplek en het tijdstip van werken. Hierdoor ligt meer nadruk op de eigen kracht van de werknemer. Het klassieke functioneringsgesprek doet geen recht meer aan de hedendaagse werknemer, die autonomie en competentie nodig heeft om de aansluiting met de snel veranderende omstandigheden te behouden. Tegelijk wordt hij meer dan vroeger met verantwoordingseisen (protocollen en keurmerken) geconfronteerd. De innovatiewerkplaats ‘APK Werkscan’ richt zich op de vragen: “Hoe kan ICT bijdragen aan duurzame inzetbaarhid van werknemers in alle fasen van de loopbaan?” en “Welke bijdrage kunnen de gegenereerde onderzoeksdata leveren aan de algemene Human Capital Agenda van een bedrijf?”
Actuele vraagstukken zoals klimaatverandering, plastic soep en toekomstige schaarste van fossiele grondstoffen zijn hedendaagse onderwerpen die ook zijn invloed beginnen te hebben op consumentengedrag. Verpakkingen zijn de laatste decennia een belangrijk onderwerp in de maatschappelijke bewustwording omtrent duurzaamheid, hernieuwbare grondstoffen en circulair gebruik. Papier en kunststof zijn de meest gebruikte verpakkingsmaterialen. De MKB partners in BioKLEUR merken ook een toenemende vraag naar biobased materialen en zien kansen om nieuwe markten te creëren voor hun producten, vooral als er een mogelijkheid is de materialen 100% biobased te maken. Het probleem dat de MKB-partners belemmert om de 100 % biobased materialen te produceren is dat op de markt biobased kleurstoffen zeer beperkt beschikbaar zijn en indien beschikbaar voldoen ze niet aan de kwaliteitscriteria gesteld voor toepassingen in papier en kunststof. Daarom zijn de synthetische kleurstoffen momenteel de enige oplossing. Omdat synthetische kleuren zo stabiel zijn, zijn ze niet afbreekbaar in het milieu. De stoffen zijn ook vaak toxisch en samen met de stabiliteit ontstaat er een cumulatief effect. Dit zelfde probleem gaat ontstaan wanneer deze synthetische kleurstoffen in biologisch afbreekbaar verpakkingsmateriaal worden gebruikt en in het milieu terecht komen. Natuurlijke kleurstoffen zijn een mogelijke oplossing. Het project wordt uitgevoerd door Avans Hogeschool in samenwerking met Stenden hogeschool, NRK -Branchevereniging , Waterschap Brabanse Delta en 11 MKB partners in biobased producten, innovatie en design. Het project zal leiden tot verdieping in en gebruiksklaar maken van kennis over natuurlijke kleuren en de toepassingsmogelijkheden in papier en kunststof en sterk bijdragen aan het doel van de deelnemende MKB-partners en de behoefte van de maatschappij om tot de 100 % biobased en milieuvriendelijke producten te komen.
Als gevolg van de voortschrijdende extramuralisering worden burgers die een CVA (beroerte) hebben doorgemaakt, steeds eerder uit het ziekenhuis ontslagen en vindt revalidatie al in een vroegtijdige fase na het CVA in de eigen leefomgeving plaats. Verpleegkundigen en paramedici in de eerste lijn zien zich daardoor geconfronteerd met CVA-zorg van toenemende complexiteit, die tevens afstemming vraagt op de eigen leefomgeving en behoeften van deze patiënten. De eerstelijns infrastructuur voor interprofessionele samenwerking is echter beperkt, mede als gevolg van onvoldoende logistieke mogelijkheden voor frequent interdisciplinair overleg. Niettemin is samenwerking en communicatie door de betrokken zorgprofessionals een belangrijke randvoorwaarde voor het bieden van persoonsgerichte thuisrevalidatie ter bevordering van optimaal functionerende CVA-patiënten in hun dagelijkse leven. De inzet van technologie ter ondersteuning van eerstelijns samenwerking kan daaraan bijdragen. Een eerder uitgevoerd project in opdracht van de Topsector LSH, waarin de behoeften en wensen ten aanzien van mogelijkheden voor technologische ondersteuning van interdisciplinaire samenwerking zijn verkend, heeft een conceptontwerp van een digitaal CVA-portaal opgeleverd. Dit ontwerp voorziet professionals die betrokken zijn bij een CVA-patiënt van de mogelijkheid om relevante informatie te delen door inzage in geselecteerde delen van elkaars Elektronische Patiënten Dossiers (EPD’s). Omdat de patiënten als de eigenaar van het portaal en van hun eigen thuisrevalidatie worden gezien, is de toegankelijkheid van het CVA-portaal voor patiënten en hun naasten essentieel. Het doel van dit project is de doorontwikkeling van een conceptontwerp van een digitaal CVA-portaal in co-creatie met eindgebruikers op basis van inclusief actie-onderzoek en de evaluatie van de werkzaamheid en de toegankelijkheid voor zorgaanbieders èn zorgvragers. Wensen en behoeften van CVA-patiënten uit verschillende sociaaleconomische lagen en van verpleegkundigen en paramedici vormen de basis voor de totstandkoming van een CVA-portaal dat een efficiënt en effectief interprofessioneel revalidatieproces voor individuele patiënten en hun naasten ondersteunt en ook als zodanig ervaren wordt door patiënten.