Het zou mooi zijn als de gedragscode besproken gaat worden in lectoraten en in onderzoeksgroepen. En er worden meer mogelijkheden genoemd: onderzoekers kunnen hun eigen onderzoek reviewen met behulp van de gedragscode, de gedragscode kan ondersteunen bij het onderwijs over methodologie. Andriessen ziet ook voor Nieuw Meesterschap een aantal mogelijkheden om bij te dragen aan de invoering van deze gedragscode bv in de rubriek 'Uit de praktijk'.
Uit de samenvatting: "Sinds medio 2017 is het Nationaal Lectorenplatform Urban Energy actief. De betrokken lectoren beogen het praktijkgericht onderzoek rond de gebouwde omgeving op hogescholen te verbinden en te stroomlijnen. Dit doen ze teneinde bij te dragen aan de energietransitie: met duurzame bronnen voorzien in onze energievoorziening. Een belangrijk instrument om de expertise van de lectoren te delen is een digitale onderzoekskaart, die beschikbaar is via: http://www.nlurbanenergy.nl. Daarnaast is er behoefte aan meer inzicht als het gaat om termen als vraagarticulatie en onderzoekssamenwerking. Meer precies wilden we achterhalen wat de behoefte is van het mkb aan praktijkgericht onderzoek van hogescholen in het domein Urban Energy. Daartoe hebben we een verkennende studie uitgevoerd naar praktijkgericht onderzoek binnen het domein Urban Energy. Hiervoor interviewden we de betrokken lectoren en ondernemers uit het innovatief MKB. Daarnaast maakten we gebruik van een enquête die we via verschillende kanalen onder de aandacht brachten bij het innovatief mkb."
Het aantal dierlijke graverijen in fysieke infrastructuren, waaronder waterkeringen, spoordijken en autowegen, neemt de laatste jaren hard toe. Dit komt door exponentiële groei van de bever die in Nederland een beschermde status heeft. Waterschappen geven aan dat de inspectie en detectie van graverijen door bevers geen gemakkelijke opgave is. De gevolgen voor de veiligheid van primaire waterkeringen en spoordijken kunnen aanzienlijk zijn. Om grip te krijgen op graverijen, zijn tot op heden verschillende aanpakken gehanteerd van lopen door watergangen in waadpakken met prikstokken t/m de inzet van GPR, camera- en sonartechnologie alsook getrainde speurhonden. Tot op heden is er nog geen oplossing gevonden voor ongewenste graverijen door bevers. Met dit onderzoeksproject wordt nieuwe technologische kennis ontwikkeld en toegevoegd aan de state-of-the-art op het gebied van detectie van beveractiviteiten (graverijen). In dit project wordt een robot platform (hardware/software) ontwikkeld dat beverschades aan kritieke publieke infrastructuren kan detecteren en monitoren. Hiervoor zijn robuuste technologieën nodig die gangenstelsels/kamers kunnen waarnemen (perceptie), zelfstandig in kaart kunnen brengen (autonome navigatie). Daarnaast moeten operators (veldwerkers) het robot platform eenvoudig kunnen toepassen in hun dagelijkse gebruik (mens-robot interactie). Het consortium bestaat uit publiek partijen (waterschappen, Rijkswaterstaat, provincies), prorail technologieontwikkelaars en dienstleveranciers (MKBs, ander privaat partijen), onderzoeksgroepen van Saxion (lectoraten SMART en TCI), opleidingen en overkoepelende innovatie boosters. Zij zetten kennis en capaciteit in om antwoord te geven op de centrale onderzoeksvraag: “Welke bestaande navigatie- en perceptietechnologieën kunnen binnen een periode van 2 jaar worden doorontwikkeld tot de realisatie en inzet van een gebruiksvriendelijk beverbeheer robotplatform waarmee ongewenste beveractiviteiten vroegtijdig kunnen worden gedetecteerd en herstelmaatregelen effectief kunnen worden ingezet?” Opbrengsten van het project dragen bij aan duurzaam beverbeheer, preventieve detectie en kosteneffectieve inzet van maatregelen die nadien op basis van de verschillende detectiemethoden kunnen worden ontwikkeld. Daarnaast vindt borging van (technologische) kennis plaats in alle deelnemende partijen en opleidingen.
Net als in het boek van Dan Brown, de ‘Da Vinci Code’, is de politie altijd op zoek naar aanwijzingen die naar de dader kunnen leiden. Waar in het boek allerlei cryptische symbolen en codes verborgen achtergelaten worden als aanwijzingen, zal in de praktijk bij forensisch onderzoek van de politie of het NFI, sporen gevonden moeten worden op een plaats delict. Het onderwerp van dit projectvoorstel, DaVinciQD, ligt op het dateren van een van dat soort sporen, namelijk vingersporen. Er wordt standaard in forensisch onderzoek naar vingersporen gezocht en indien gedetecteerd en veiliggesteld, worden zij ter plaatse of in het forensisch lab onderzocht en vervolgens vergeleken met een grote databank. Relevant is het om te bepalen of een vingerspoor afkomstig is van de dader en dus relevant voor het forensisch onderzoek. Om dit te bepalen is het niet alleen noodzakelijk om een vingerafdruk zichtbaar te maken en te koppelen aan een persoon, maar ook om deze te kunnen relateren aan het tijdsframe van het gepleegde misdrijf. Daarom de vraag om een methode te ontwikkelen die in staat is om vingerafdrukken te dateren. Het bepalen van het moment van achterlaten van een vingerspoor is cruciaal enerzijds om te bepalen of deze relevant is voor het lopende onderzoek, maar ook in de context van bewijsvoering en een eventuele veroordeling van een dader. Een consortium bestaande uit de onderzoeksgroepen Advanced Forensic Technology en NanoBio van Saxion, het Nederlands Forensisch Instituut, de Nationale Politie, de Universiteit Twente en enkele private bedrijven, zal een methode ontwikkelen om met behulp van quantum dots de datering van vingersporen mogelijk maken. De methode zal niet alleen in het lab, maar ook in de praktijk van de forensisch onderzoeker getest en gevalideerd worden.
Nadat er een misdrijf heeft plaatsgevonden, doen forensisch onderzoekers van de Nationale Politie ter plekke onderzoek naar de toedracht van het incident. Hiertoe wordt gezocht en onderzoek verricht naar sporen op de plaats delict die aanwijzingen of antwoorden kunnen geven op de vragen: Wat is er gebeurd, hoe, en wie is hier verantwoordelijk voor? In dit onderzoeksvoorstel, DaVinciQD 2.0, gaan we onderzoek doen naar het dateren van biologische sporen, meer specifiek vingerafdrukken en bloedspatten. Voor forensisch onderzoek is het relevant om te bepalen of een aangetroffen vingerafdruk of bloedspoor afkomstig is van de dader. Maar het beantwoorden van de wie/wat vraag is in veel gevallen niet voldoende. Wat als de verdachte verklaart aanwezig te zijn geweest op de plaats-delict, maar niet ten tijde van het misdrijf, bijvoorbeeld omdat deze persoon daar woont of werkt? In dat geval wil je een antwoord op de hoe en wanneer-vraag: Wanneer is dit spoor aangebracht? Daarom is er vanuit de praktijk de dringende vraag naar een dateringsmethode die op de plaats-delict kan bepalen hoe oud een gevonden spoor is. HIermee wordt snel een antwoord verkregen, waarmee het forensische onderzoeksproces sneller en efficiënter kan worden uitgevoerd. De onderzoeksgroepen Applied Nanotechnology en Technologies for Criminal Investigations van Hogeschool Saxion, het Nederlands Forensisch Instituut, de Nationale Politie, Universiteit Twente, TU Delft en enkele private bedrijven willen gezamenlijk een methode ontwikkelen om met behulp van quantum dots de datering van biologische sporen op de plaats-delict mogelijk te maken. Deze nanometer-grote quantum dots zullen zodanig gefunctionaliseerd worden dat zij specifiek aan eiwitten in het spoor kunnen binden, om zo door middel van aanstralen met forensisch licht datering mogelijk te maken. De methode zal allereerst ontwikkeld en getest worden in het lab, om daarna ook in de praktijk van de forensische onderzoeker getest, gevalideerd en uitgeleerd te worden.