In december is de nieuwe aanvraagronde gesloten voor scholen die de ambitie hebben om onderzoek een vaste plek te geven in hun ontwikkeling. Deze academische opleidingsscholen willen door onderzoek de school binnen te halen, hun aanpak en werkwijze onderbouwen en nieuwe inzichten binnen halen. De opkomst van academische scholen past in een bredere beweging waarin de ontwikkeling van onderwijsaanpakken meer en meer neergelegd wordt op de plek waar dat hoort: namelijk bij de leraren die dat onderwijs uiteindelijk vorm geven. Dit proces krijgt op verschillende manieren vorm: door onderzoek naar effectiviteit van aanpakken zodanig op te zetten dat het meer direct aansluit bij vragen en concerns van leraren en het zodanig te rapporteren dat het beter toegankelijk is voor leraren en makkelijker te vertalen naar de eigen onderwijspraktijk. Maar ook door leraren uit te dagen tot het zelf doen van onderzoek naar de eigen school- en lespraktijk. Dit onderzoek doet verslag van beide manieren om onderzoek relevant voor de school te laten zijn. Allereerst gaat het in dit onderzoek om leraren binnen (academische) basisscholen die in ontwikkelgroepen gebruik maken van een onderzoeksmatige aanpak om hun onderwijs te verbeteren. Een boeiend en spannend proces dat nieuwe vaardigheden van leraren vraagt en een nieuwe cultuur binnen de scholen waar ze werken. Tegelijk is dit onderzoek een analyse van de wijze waarop dit proces verloopt, van wat schoolleiders en onderzoeksbegeleiders ondernemen om leerkrachten te ondersteunen in het onderzoeks- en ontwikkelproces en hoe leerkrachten die ondersteuning ervaren. Het onderzoek is uitgevoerd door Tonny Bruin, ondersteuner en adviseur van De Activiteit, expertisecentrum voor ontwikkelingsgericht onderwijs en gedurende het onderzoek lid van de kenniskring van het lectoraat Leren & Innoveren van de HvA. Daarmee gaat het dus om een onderzoek ‘van buiten’ en komt de vraag op in hoeverre dit onderzoek mank gaat aan een ‘kloof tussen onderwijs en onderzoek’. Tonny heeft verschillende maatregelen genomen om de kloof zo goed mogelijk te dichten: Allereerst komt de aanleiding voor het onderzoek vanuit de scholen zelf. Drie van de vier scholen in dit onderzoek maken deel uit van de Stichting ASKO, een bestuur voor katholiek onderwijs in Amsterdam. De OGO-scholen binnen ASKO hebben al enige jaren de status van academische opleidingsschool en proberen daarmee onderzoek een integraal onderdeel te laten zijn van het proces van onderwijsontwikkeling. In dat proces gaat het enerzijds om de vraag hoe effectief het onderwijs bijdraagt aan het leren van leerlingen en hoe dat verbeterd kan worden, maar dus ook om de vraag hoe effectief het onderzoek bijdraagt aan onderwijsverbetering en aan het leren van leerkrachten binnen de school en hoe dat verbeterd kan worden. De scholen zijn daarmee dragers van de onderzoeksvraag. Daarnaast is voor het onderzoek gebruik gemaakt van een theoretisch kader dat aansluit bij de taal en de concepten die de scholen hanteren, namelijk een theoretisch kader dat afkomstig is uit de cultuurhistorische stroming, die ook de grondslag vormt voor het OGO-onderwijs. Daarmee sluit de taal van het onderzoek zoveel mogelijk aan bij de taal van de leerkrachten. Tenslotte is het onderzoek zoveel mogelijk in dialoog met de betrokkenen uitgevoerd. Door focusgesprekken met onderzoeksgroepen, interviews met schoolleiders en onderzoeksbegeleiders en door discussie met de betrokkenen over de betekenis van de uitkomsten heeft het onderzoek geleid tot versterking van eigenaarschap en tot nieuwe inzichten bij de betrokkenen. In die zin heeft het onderzoek de betrokkenen geïnspireerd en was het aanleiding tot nieuwe impulsen in het leerproces binnen de scholen
DOCUMENT
Er is minder aandacht en financiering voor de wetenschappelijke basis van de stralingsbescherming, het aantal onderzoeksgroepen en hun output nemen af en stralingsbeschermingskennis raakt steeds meer versnipperd. Uit enquête en workshop volgt dat het stralingsbeschermingsonderwijs nog wel toeneemt, maar dat het daarbij vooral gaat om opleidingen in de praktische stralingsbescherming en om te voldoen aan wettelijke eisen ten aanzien van stralingsbeschermingsdeskundigheid, en niet om wetenschappelijk onderwijs
DOCUMENT
Leren en ontwikkelen is haar passie. Ze is adviseur, lector en hoogleraar. Toch kon ze niet zo goed leren. En wellicht ontwikkelde ze juist daardoor een liefde voor het leren. Ze weet inmiddels veel van de lerende organisatie en professionele ontwikkeling. Met collega’s in onderzoeksgroepen van de hogeschool schrijft ze kloeke boeken. Om bruggen te slaan tussen theorie en praktijk. Onorthodox, nieuwsgierig, liefhebster van chaos en orde, deze keer bij de boekenkast: Manon Ruijters.
DOCUMENT
Het onderzoek is in mei 2005 van start gegaan met ongeveer dertig studenten. Ze hebben verschillende facetten, die met het begrip Pedagogische Sensitiviteit te maken hebben, in kaart gebracht. Het is de uitdaging om dit moeilijk te vangen begrip toch uit te lichten en daarmee een taal te ontwikkelen om met elkaar uit te wisselen. Onder andere door middel van mind mapping en verzamelen van materiaal, dat volgens de studenten met Pedagogische Sensitiviteit te maken heeft, is de groep tot een eerste begripsbepaling gekomen. Pedagogische Sensitiviteit wordt omschreven als: ongrijpbaar, relationeel, waardegeladen en persoonsgebonden. Ontvankelijkheid, gestemdheid en gerichtheid worden eveneens aan het begrip gekoppeld. Na de eerste verkennende fase is de groep opgesplitst in drie kleinere onderzoeksgroepen. Twee van deze groepen blijven zich richten op het verschijnsel Pedagogische Sensitiviteit in zijn totaal in relatie tot de te hanteren onderzoeksmethodologie. De ene groep werkt vooral met verhalen (narratieve analyse) en de tweede groep werkt meer beeldend en hanteert onder andere een visueel-antropologische analysemethode. De derde groep onderzoekt de betekenis van aanraken vanuit een fenomenologisch perspectief.
DOCUMENT
Het zou mooi zijn als de gedragscode besproken gaat worden in lectoraten en in onderzoeksgroepen. En er worden meer mogelijkheden genoemd: onderzoekers kunnen hun eigen onderzoek reviewen met behulp van de gedragscode, de gedragscode kan ondersteunen bij het onderwijs over methodologie. Andriessen ziet ook voor Nieuw Meesterschap een aantal mogelijkheden om bij te dragen aan de invoering van deze gedragscode bv in de rubriek 'Uit de praktijk'.
DOCUMENT
Uit de samenvatting: "Sinds medio 2017 is het Nationaal Lectorenplatform Urban Energy actief. De betrokken lectoren beogen het praktijkgericht onderzoek rond de gebouwde omgeving op hogescholen te verbinden en te stroomlijnen. Dit doen ze teneinde bij te dragen aan de energietransitie: met duurzame bronnen voorzien in onze energievoorziening. Een belangrijk instrument om de expertise van de lectoren te delen is een digitale onderzoekskaart, die beschikbaar is via: http://www.nlurbanenergy.nl. Daarnaast is er behoefte aan meer inzicht als het gaat om termen als vraagarticulatie en onderzoekssamenwerking. Meer precies wilden we achterhalen wat de behoefte is van het mkb aan praktijkgericht onderzoek van hogescholen in het domein Urban Energy. Daartoe hebben we een verkennende studie uitgevoerd naar praktijkgericht onderzoek binnen het domein Urban Energy. Hiervoor interviewden we de betrokken lectoren en ondernemers uit het innovatief MKB. Daarnaast maakten we gebruik van een enquête die we via verschillende kanalen onder de aandacht brachten bij het innovatief mkb."
DOCUMENT
In Nederland hebben mensen met een hoge sociaaleconomische status meer kansen op een goede gezondheid dan mensen met een lage sociaal economische status. Ondanks de groeiende welvaart in Nederland en de toegenomen sociale mobiliteit blijken sociaaleconomische gezondheidsverschillen een hardnekkig fenomeen. Hoe komt dat nu, en wat kunnen we daar aan doen? Verschillende lectoraten van Platform Stad en Wijk doen hier al jaren onderzoek naar. In het digitale magazine ‘Gezondheidsverschillen’ bundelen we deze kennis. Deze publicatie is een samenwerking van zestien lectoraten van elf verschillende hogescholen die samenwerken in het Platform Stad en Wijk. Deze onderzoeksgroepen van hogescholen verschaffen inzicht in en dragen oplossingen aan voor maatschappelijke vraagstukken in stad en wijk. Met name gericht op participatie en veerkracht.
LINK
Een gezonde leefstijl geeft voor mensen met een verstandelijke beperking grote potentiële gezondheidswinst en meer mogelijkheden tot participatie in de maatschappij. Mensen met een verstandelijke beperking hebben voor een gezonde leefstijl ondersteuning nodig van professionele begeleiders en een gezonde leefomgeving die gezond gedrag stimuleren.In het project De Krachten Gebundeld werkten vier Nederlandse onderzoeksgroepen samen met ervaringsdeskundigen, hun naasten en 19 zorgorganisaties. Het doel was het ontwikkelen van kennis en praktijkproducten die bijdragen aan een gezondheidsbevorderende omgeving voor mensen met een matige tot zeer ernstige verstandelijke en meervoudige beperking, waarin zij worden ondersteund bij en verleid tot een gezonde leefstijl, specifiek op het gebied van voldoende beweging en gezonde voeding.
DOCUMENT
Voor u ligt het booklet Sensing Streetscapes: perspectieven op verdichting. Het bundelt de interviews van elf ontwerpbureaus, drie gemeentelijke senior stedenbouwers, de voormalige rijksadviseur, vijf mondiale academische pioniers van de neuro-architectuur en een verkenning naar negen bijzondere Chinese woningbouwprojecten.Deze uitgave is onderdeel van het tweejarig onderzoeksproject Sensing Streetscapes. Hierin werken onderzoekers van de HvA samen met de praktijk en internationale onderzoeksgroepen aan het ontleden van het begrip menselijke maat voor het ruimtelijk ontwerp. De conceptversie van het booklet werd op het eindseminar-excursie van 28 mei 2021 gepresenteerd. Aan de publicatie zijn de inzichten uit het eindsymposium en excursie toegevoegd, alsmede een top-10 lijst van lessen voor het verdichten met een menselijke maat op ooghoogte.
MULTIFILE
Citizen participation is booming, especially the number of urban bottom-up initiatives where information and communication technologies (ICT) are deployed is increasing rapidly. This growth is good news for society as recent historical research shows that the more citizens actively and persistently interfere with public issues, the more likely a society will be resilient. And yet, at the same time, a growing number of scholars argue that due to the unprecedented impact of ICT, the public sphere is at stake. How to understand both trends? How do the anti-‘public sphere’ developments relate to the growing number of citizens’ initiatives using ICT? And if these citizen initiatives can indeed be understood as manifestations of public spheres, how can ICT foster or hinder the development of these public spheres? These questions will be explored by analyzing a Dutch citizen initiative called ‘Buuv’ (an online ‘market’ place for and by local residents) from a ‘public sphere’ perspective. The author will turn to The human condition (1958) of Hannah Arendt in order to elaborate a ‘public sphere’ perspective. An Arendtian perspective (as any perspective) highlights, however, some aspects and underexposes other aspects. Furthermore, chances are that Arendt’s thoughts are somewhat outdated, in the sense that we now live in a world where the online and the offline life intertwine — an experience that is referred to with the term ‘onlife’. Bearing these remarks in mind, the author will elaborate on the value of Arendt’s ideas to 1) the endeavor of understanding current trends in society—more urban bottom-up initiatives and anti-‘public sphere’ developments due to the broad uptake of ICT—and 2) the endeavor of revitalizing the public sphere in an onlife world. IEEE copyright
MULTIFILE