-
DOCUMENT
Juristen bij overheidsorganisaties moeten kritischer kijken naar de beslissingen die ze nemen. De Toeslagenaffaire laat zien dat zij meer oog kunnen houden op de menselijke maat, betogen Gerdo Kuiper en Arnt Mein.
DOCUMENT
Met het rijksbrede programma ‘Nederland Circulair in 2050’ wil de Rijksoverheid een omslag maken naar een circulaire economie, met als uitgangspunt 50% minder verbruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) in 2030. In hun voorbeeldfunctie tegenover bedrijven en consumenten hebben overheidsorganisaties als doel gesteld om in 2020 slechts 35% restafval te genereren binnen hun bedrijfsvoering. Een afdeling Facility Management, gericht op ondersteuning van het primaire proces, kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Maar hoe doe je dat? Facilitaire professionals van overheidsorganisaties ervaren knelpunten die hen belemmeren om de doelstellingen te behalen. Zij vinden het bijvoorbeeld lastig om de circulaire gedachte en circulair gedrag in alle schakels van het bedrijfsproces te stimuleren. En beschikken niet altijd over de juiste kennis om gericht actie te ondernemen. In dit project wordt dan ook handelingsgericht onderzoek verricht rondom de vraag: “Met welk handelingsprotocol kunnen facilitaire professionals van de Rijksoverheid duurzaam gebruikersgedrag stimuleren, de afval- en grondstofstromen verduurzamen en daarmee bijdragen aan een circulaire bedrijfsvoering?” De projectpartners Dienst Justitiële Inrichtingen en FM Haaglanden willen samen met De Haagse Hogeschool een handelingsprotocol ontwikkelen zodat facilitaire professionals de circulaire bedrijfsvoering binnen overheidsorganisaties kunnen optimaliseren. Het project speelt daarmee in op de huidige handelingsverlegenheid bij facilitaire professionals die in zeer korte tijd de ambitie van 35% restafval in 2020 dienen te halen. De urgentie van het project is daarmee zeer groot. In twee jaar ontwikkelt De Haagse Hogeschool dit handelingsprotocol samen met de projectpartners. Het projectplan bestaat uit activiteiten die zijn gericht op 1) het inventariseren en stimuleren van duurzaam gedrag bij eindgebruikers, 2) het inventariseren en stimuleren van duurzaam gedrag bij facilitaire professionals, 3) het ontwikkelen en toepassen van een praktisch handelingsprotocol voor facilitaire professionals van de Rijksoverheid en 4) het dissemineren in praktijk, onderwijs en onderzoek.
Met dit KIEM GoCI-project onderzoeken en ontwikkelen wij interventies om jongeren te stimuleren om duurzamere kledingkeuzes te maken. Deze interventies kunnen worden toegepast door mkb-bedrijven, gemeenten, modeketens en andere consumentengerichte non-profit organisaties. Tevens bouwen we een netwerk op welke zich inzet voor duurzame gedragsverandering bij consumenten rondom kleding, waarbij we in het bijzonder letten op de rol van mkb-bedrijven en gemeenten in deze transitie. Dit legt de basis voor een beoogd vervolgonderzoek in de vorm van een RAAK voorstel met hetzelfde onderwerp: gedragsverandering gericht op duurzamere kledingkeuzes. De basis voor dit project wordt gevormd door een vooronderzoek voor de gemeente Almere en de bedrijven UNRAVELAU, SEEFD en Van Loof waarin meerdere interventies zijn ontworpen om jongeren te stimuleren om duurzamere kledingkeuzes te maken. In dit KIEM GoCI-project starten we met de prototypes uit dit vooronderzoek. De eerste stap is om de prototypes te evalueren op bruikbaarheid/ aantrekkelijkheid bij de doelgroep. Daarnaast wordt onderzocht welk effect de interventies hebben, zoals bewustzijnsverandering en toegenomen intentie om duurzamere kledingkeuzes te maken. De tweede stap in dit project is om te inventariseren welke interesses en behoeften andere consumentgerichte organisaties hebben voor het stimuleren van duurzamere kledingkeuzes en welke ervaringen ze hierin al hebben opgebouwd. De derde stap betreft het verbeteren van de prototypes op basis van de verbeterpunten die komen uit de evaluatie van de interventies (stap 1), samen met ervaringen met andere interventies gericht op duurzaam kledinggedrag die uit de netwerkgesprekken naar voren komen (stap 2). Afsluitend – stap 4 – vindt een bijeenkomst plaats voor betrokken stakeholders met als doel om tot een toekomstige samenwerking te komen. Tijdens de bijeenkomst bespreken we praktijkvragen van de verschillende partijen en benodigde verdere stappen voor verkenning van de vraagstukken uit het veld: deze activiteiten dienen als opmaat naar de vraagarticulatie voor een bredere RAAK-aanvraag.
Food hubs in Noord-Nederland zien een mogelijkheid tot substantiële verbreding van hun dienstverlening door regionale voedselproducten niet alleen aan eindconsumenten te verkopen, maar ook aan grotere instellingen zoals zorgaanbieders. Van de laatste hebben de ziekenhuizen de intentie vastgelegd om maatschappelijk verantwoord in te kopen. De eerste stappen in de voedsellevering van de hubs aan de ziekenhuizen worden voorzichtig gezet, maar worden bemoeilijkt door inkoopvoorwaarden met betrekking tot leveringsgemak, hoeveelheden, kosten en leveringsgaranties. Bovendien zijn food hubs relatief kleine ondernemingen tegenover professionele inkopers van de ziekenhuizen. Er zijn echter ook goede kansen voor de food hubs door onderling samen te werken en door in te spelen op dieetwensen van patiënten. De centrale vraag van het onderzoeksproject van de Hanzehogeschool Groningen, waarin 9 food hubs en 2 ziekenhuizen deelnemen, is met welk businessmodel de food hubs aan de eisen en wensen van de ziekenhuizen kunnen voldoen. Het gaat dan om een businessmodel waarin de wijze van samenwerken tussen de food hubs, boeren en eventuele verwerkers, het productaanbod en prijs, alsook de wijze van communiceren met de ziekenhuizen geïntegreerd zijn. Er wordt gebruik gemaakt van design science. Op basis van de wensen, eisen en mogelijkheden van de food hubs en ziekenhuizen wordt eerst in co-creatie een voorlopig businessmodel ontwikkeld. Dit model wordt in een pilot in de praktijk gebracht en getest. De ervaringen van de pilot worden geanalyseerd en doorontwikkeld tot een definitief businessmodel en een handleiding om zover te komen. Het uiteindelijke businessmodel kan bijdragen tot een versteviging van de economische positie van de lokale food hubs en de aangesloten boeren, een duurzame voedselinkoop van de ziekenhuizen, en meer mogelijkheden om patiënten gezonde en aantrekkelijke diëten te bieden. De projectresultaten zullen wordt verbreed naar een businessplan voor de levering van lokaal voedsel aan (semi-)publieke en private organisaties, dat breder uitgerold kan worden.
Lectorate, part of NHL Stenden Hogeschool