Ageing in place is een veelvuldig genoemd concept. Echter, het is de vraag wat dit volgens de wetenschappelijke literatuur inhoudt. In dit artikel wordt het concept ageing in place in kaart gebracht aan de hand van de vijf hoofdthema’s zoals die uit de literatuur zijn gedestilleerd. Een meer eenduidig begrip van ageing in place zal professionals, beleidsmakers, onderzoekers en sociale netwerken kunnen helpen de veelzijdigheid van het concept te zien en toe te passen.
DOCUMENT
With regard to the increasing global competition for highly-skilled labour, the group of mobile international students is becoming more and more prominent in the considerations of national policy-makers. One concrete idea is to develop policies in order to bind international students and foreign knowledge workers and make them valuable contributors to the country, economically but also in terms of social and cultural aspects. The Dutch government has put this issue on the agenda and emphasized their interest in binding international talent to the Netherlands. Therefore, it is crucial to learn about the factors, which are decisive in staying and going and which are particularly appealing or unappealing about the Netherlands. In order to contribute to this process, a study was done among international students, alumni, and staff at The Hague University of Applied Sciences. This study's findings have been validated and enriched by the results of a broader survey which has been conducted among the talented international students participating in the Nuffic NL4Talents conference of 4 February 2013 in The Hague. This study suggests that two principal reasons are relevant in residence decisions: career perspective and personal factors, such as having a Dutch partner or circle of friends. Additionally, a number of further factors seems to influence whether internationals want to stay in the Netherlands. All these factors are classified in four groups: those related to the Netherlands in general, to the region/city of residence, personal aspects and aspects related to the university. With regard to the Netherlands, appealing factors appear to be the standard of living, the socio-political environment in the Netherlands and the supposedly welcoming Dutch culture. There are, however, people - in particular those who cannot fully enjoy all rights of the EU citizenship - who feel underprivileged in terms of administrative procedures and in their everyday life in the Netherlands. When it comes to the regional aspects in The Hague, appealing factors are apparently the clean and safe environment to live as well as the availability of several offers for leisure time, including an attractive cultural agenda. Here, the housing situation - more precisely the cost and quality of accommodation - appears as a rather unappealing aspect. In terms of personal considerations, the family-friendly environment in the Netherlands has been rated as particularly appealing. Also having a Dutch partner or Dutch friends may encourage international students to stay and work in the Netherlands. The findings suggest, however, that international students are more embedded in an international circle of friends than linked with the locals. Only few respondents felt being actively excluded from Dutch circles, but a majority agrees that it is difficult to establish bonds with the local population. At the same time, it has been raised that international students voluntarily live in their expat bubble. Lastly, the university experience can contribute to retaining international students. Here, appealing factors were the international study environment which makes the foreign student feel at home, as well as the level and focus of education at The Hague University of Applied Sciences. By contrast, critical views have been raised in relation to a suggested lack of career counselling and support in learning the Dutch language at university. Based on these findings, the report concludes with some recommendations which might serve as a springboard to develop strategies to bind international talent. As the discussion of findings shows, the insights of this study can be validated by insights of a related study that has recently been conducted by Agentschap NL and the advice of the Social and Economic Council of the Netherlands. Based on the findings, the report concludes with a number of recommendations outlining how national, regional, local authorities as well as universities can help to retain more international talent in the Netherlands.
DOCUMENT
Ageing in place is een veelvuldig genoemd concept. Echter, het is de vraag wat dit volgens de wetenschappelijke literatuur inhoudt. In dit artikel wordt het concept ageing in place in kaart gebracht aan de hand van de vijf hoofdthema’s zoals die uit de literatuur zijn gedestilleerd. Een meer eenduidig begrip van ageing in place zal professionals, beleidsmakers, onderzoekers en sociale netwerken kunnen helpen de veelzijdigheid van het concept te zien en toe te passen.
DOCUMENT
Het lopen van een marathon wordt steeds populairder. Naast de vele positieve gezondheidseffecten van duurinspanning, kan duurinspanning ook gepaard gaan met maagdarmklachten. Zo’n 30-90% van de hardlopers heeft last van maagdarmklachten tijdens of in de uren na het hardlopen. Het ontstaan van maagdarmklachten heeft waarschijnlijk te maken met de herverdeling van het bloedvolume, resulterend in minder bloedtoevoer naar het spijsverteringskanaal en een minder goed functionerende darmbarrière. Doordat de darmbarrière minder goed functioneert kunnen er ongewenste stoffen (endotoxinen) de bloedbaan intreden en voor ontstekingsreacties zorgen. De vele micro-organismen in onze darm, gezamenlijk onze darmmicrobiota genoemd, zijn van invloed op de voedselvertering, maar ook op het functioneren van de cellen die de darmwand bekleden en de verbindingen tussen deze cellen. Mogelijk hebben hardlopers met maagdarmklachten tijdens duurinspanning te maken met een afwijkende samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten ten opzichte van hardlopers zonder klachten, waardoor de darmbarrière minder goed functioneert en er problemen kunnen optreden. Vandaar dat het voornaamste doel van ons onderzoeksproject is om te onderzoeken of er een relatie bestaat tussen de samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten en het ontstaan van maagdarmklachten tijdens duurinspanning. De onderzoeksvragen die zullen worden bestudeerd zijn: 1) Verschilt de samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten van hardlopers die wel en niet last krijgen van maagdarmklachten tijdens het lopen van een marathon? En zo ja, hoe? 2) Kan de samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten van getrainde sporters die maagdarmklachten ervaren tijdens duurinspanning positief beïnvloed worden door probiotica-suppletie, zodat de kans op en/of intensiteit van maagdarmklachten tijdens duurinspanning wordt verminderd en de sportprestatie verbeterd? Het onderzoeksproject richt zich op de identificatie van sporters die last hebben van maagdarmklachten tijdens duurinspanning. We hopen met de beoogde resultaten bij te kunnen dragen aan op de persoon gerichte preventie van maagdarmklachten door het aanpassen van de darmmicrobiota.
Bij de ontwikkeling van kinderen speelt de omgeving waarin zij opgroeien en de wijze waarop zij zich verbonden voelen met hun buurt een belangrijke rol (Owens, 2004; 2016). Om als basisschool goed bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van kinderen is het van belang dat scholen de omgeving en de buurt waarin hun leerlingen opgroeien kennen en kunnen benutten voor hun onderwijs. In het bijzonder gaat het daarbij om de betekenis die deze omgeving voor hun leerlingen heeft. Voor basisscholen in wijken met een grote diversiteit aan inwoners kan de betekenis van eenzelfde omgeving voor verschillende leerlingen ook zeer verschillend zijn. Naar de wijze waarop kinderen zich verbonden voelen met de fysieke en sociale ruimte is nog weinig onderzoek gedaan (Tani, 2016). Naast inzicht in de bestaande verbinding van kinderen met hun omgeving is het voor het onderwijs belangrijk om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop kinderen in staat kunnen worden gesteld om zich te binden aan een plek en om deze plek te benutten bij hun ontwikkeling. De capability approach (Nussbaum, 2014) en een perspectief op de veerkracht van kinderen (Enthoven, 2007) bieden een kader om naar dit vraagstuk te kijken. Het onderzoek richt zich op wat het primair onderwijs kan doen om de aan de omgeving gerelateerde vermogens van kinderen te ontwikkelen. Onderwijs waarin de leefomgeving van kinderen wordt betrokken of waarin de leefomgeving op enige wijze een rol speelt kan hiertoe een middel zijn. Dit vanuit de notie dat door het ontwikkelen van een ‘sense of place’ (Dolan, 2016) de kennis, persoonlijke verbondenheid en verantwoordelijkheid voor de lokale omgeving versterkt kunnen worden. Het onderzoek zal na een verkennende fase een ontwerpgericht karakter krijgen, waarbij op onderzoeksmatige wijze materiaal wordt ontwikkeld dat bruikbaar is op basisscholen en lerarenopleidingen basisonderwijs.
Dit project heeft tot doel in kaart te brengen hoe virtuele en fysieke sociale interacties in de vrije tijd zich tot elkaar verhouden. Wat is de impact van virtualisering van de vrijetijd op lokale praktijken? Vrijetijdspraktijken worden traditioneel gezien als gelegenheden bij uitstek om op een laagdrempelige manier in contact te komen met anderen en worden aangewend om sociale cohesie te bewerkstelligen (bijvoorbeeld via urban gardens). Het internet heeft echter voor nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding en daarmee gepaard gaande sociale interactie gezorgd. Het is mogelijk om -bijvoorbeeld in het kader van een hobby zoals gamen- contact te leggen met gelijkgestemden aan de andere kant van de wereld. Dit roept de vraag op naar de invloed van digitale media en individualisering van de vrije tijd op de omvang en aard van sociale netwerken die aan de basis staan van sociale cohesie en sociaal kapitaal. Mogelijk versterken virtuele praktijken lokale sociale netwerken. Aan de andere kant kunnen mensen met een beperkte toegang tot de virtuele wereld buitengesloten raken. Onderzoek is nodig om te begrijpen hoe virtuele en fysieke sociale contacten op elkaar inwerken. In afstemming met bewoners en lokale organisaties beoogt dit project vervolgens een antwoord te geven op de vraag hoe de interactie tussen virtuele en fysieke praktijken succesvol kan bijdragen aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving. Het onderzoek zal een mixed methods benadering toepassen om inzicht te verkrijgen in de (micro)dynamiek van de interactie tussen virtuele en fysieke vrijetijdspraktijken Vervolgens zullen de resultaten van het onderzoek benut worden om met bewoners en lokale organisaties een instrument te ontwikkelen om zowel fysieke als virtuele sociale verbindingen in de buurt in kaart te brengen en te versterken. Het project maakt deel uit van het onderzoeksprogramma Placemaking and Events van Breda University of Applied Sciences.
Centre of Expertise, part of Hogeschool Rotterdam