In deze publicatie wordt een 'tool' aangeboden om te komen tot het automatiseren van de productie. Deze tool is ontwikkeld in het kader van het project "Procesinnovatie Verspaning voor MKB-bedrijven".
Deelnemers: 15 Op woensdag 15 februari gaan Pascal Pollet en Jannes Slomp in op de planningsproblematiek waar veel high-variety/low-volume bedrijven mee worstelen en de vaak beperkte effectiviteit van planningtools. In de workshop komt de link tussen product-, productie- en besturingsstructuur aan de orde. Ook wordt ingegaan op verschillende planningssystemen en de achterliggende principes. Deelnemers worden uitgedaagd om de eigen situatie kritisch te analyseren en systematisch te zoeken naar verbeteringen. WAT NEMEN DEELNEMERS MEE? De deelnemer (planner, productiemanager, plantmanager) krijgt inzicht in de problematiek van planning in een high-variety/low-volume omgeving en manieren waarop hij/zij deze problematiek kan verlichten. Op basis hiervan maakt en bespreekt de deelnemer een verbeterplan voor de eigen situatie. WERKVORM Naast de benodigde theorie en bespreking van casussen zal er ruim tijd zijn voor oefeningen en kleine games die de kracht en de werkzaamheid van de verschillende principes duidelijk maken. Ook is er ruimte voor discussie. Pascal Pollet Pascal Pollet heeft een grondige ervaring in lean manufacturing en in de implementatie van zelfsturende systemen. Sinds 2009 helpt hij bedrijven om hun levertijd radicaal te verkorten met de 'quick response manufacturing'-strategie.
Het hanteren en beheersen van specifieke productieprocessen heeft een positief effect op de efficiëntie waarmee bedrijven hun productie voeren en daarmee ook op hun concurrentiepositie. Dit geldt tevens voor de automobielindustrie en hun toeleveranciers. In diverse onderzoeken rondom het toepassen van productieproces optimalisatie is gekeken wat de effecten kunnen zijn voor specifieke bedrijven en wat dit voor het bedrijf betekent bij invoer van de voorgestelde optimalisatiestappen. Fontys Hogescholen nam deel aan een aantal projecten rondom dit thema. Dit artikel geeft een idee wat diverse productieprocessen inhouden en wat de effecten kunnen zijn voor grotere productiebedrijven. Het is geen verrassing dat het meest toonaangevende productie systeem afkomstig is van een wereldspeler op het gebied van automobiel productie, namelijk Toyota. Het door Toyota in de jaren ontwikkelde en constant verbeterde productie systeem is bekend geworden onder de naam TPS: Toyota Production System. De kern van de TPS is verwijdering van verspilling en absolute concentratie op consistent hoge kwaliteit door een proces van continue verbetering, Kaizen. Dit is een filosofie die er op gericht is om alles wat geen meerwaarde oplevert voor het bedrijf en waar de klant niet voor betaald te elimineren. Maar met de installatie van TPS, is het echte werk van de TPS pas begonnen. In de 'Toyota Way' zijn het de mensen die het systeem van werken, communiceren, problemen oplossen en groeien samen tot leven brengen. De 'Toyota Way' stimuleert, ondersteunt en vraagt in feite om betrokkenheid van alle betrokken werknemers. De 'Toyota Way' is ook lange termijn denken. De focus van de top van het bedrijf is het toevoegen van waarde aan klanten en de maatschappij. Dit stuurt een lange termijn benadering aan de opbouw van een lerende organisatie. De lering uit de onderzoeksverslagen en de stukken die geraadpleegd zijn voor de totstandkoming van dit artikel is dat er een ruime hoeveelheid informatie aanwezig is over de tools om TPS mogelijk te maken. Echter blijkt in veel gevallen dat voor het werkelijk doorvoeren van productieproces optimalisatie een omslag in de bedrijfscultuur nodig is in vrijwel alle lagen van de organisatie. Reflecterend lijkt dat een groot gedeelte van het TPS niet direct gekoppeld hoeft te zijn aan de procesindustrie waarin tastbare producten gemaakt worden. Het TPS en de Toyota Way zijn wellicht ook het lichtende voorbeeld voor onderwijsvernieuwing op het HBO.
Automatiseren en robotiseren bij maakbedrijven is noodzaak, juist bij mkb-ers. Mkb-ers willen dit ook, maar weten niet hoe en waar te beginnen. Complicerende factoren zijn: Een vertaalslag is nodig om te komen tot een technische implementatie in de bedrijfscontext van de mkb-er. Er is geen one-size-fits-all oplossing. Samenwerking met andere partijen is nodig, waarbij de mkb-er zelf de meeste kennis van de specifieke productieprocessen heeft en deze moet inbrengen. Veel mkb-ers produceren kleine series met veel variatie. Het toekomstige productportfolio (voor veelal externe klanten) en productiecapaciteit zijn moeilijk in te schatten. Dit vraagt flexibiliteit voor toekomstige product- en capaciteitsvariatie. De maakindustrie heeft kapitaalintensieve productiefaciliteiten. Herinrichten van de fabriek naar ‘smart industry’ mogelijkheden kan alleen stapsgewijs met een lange termijn doel aan de horizon. De uitdaging is met een juiste combinatie van bestaande oplossingen, State of the Art technologie en componenten te komen tot een processpecifieke oplossing. Samen met kennisinstellingen, machinebouwers en/of industriële dienstverleners moet de mkb-er stappen zetten om naar een lange termijn doel toe te werken. Vanuit de praktijkvraag van bedrijven is de volgende onderzoeksvraag onderkend: Op welke wijze kan een productiehandeling of -bewerking door industriële robots stapsgewijs geautomatiseerd, gedigitaliseerd maar ook flexibel én op een integrale wijze gerealiseerd worden, uitgaande van een bestaande productiefaciliteit? In dit project is het doel methoden te ontwikkelen voor de mkb-er om technische realisatie van automatiseringsoplossingen succesvol uit te voeren. Niet om de mkb-er op te leiden tot ‘machinebouwer’, maar om deze te voorzien van voldoende kennis, werkwijzen en tools om met partners een automatiseringsoplossing te kunnen plannen, realiseren en in bedrijf te houden. Het beoogde projectresultaat is een gevalideerde tool om mkb-bedrijven te helpen stappen te maken in productieautomatisering en -robotisering. Een demonstrator wordt gerealiseerd om het resultaat aan te tonen en bedrijven mee te nemen in hun mogelijke toekomst.
Veel MKB-maakbedrijven investeren momenteel in robotisering om personeelstekorten te compenseren en hun concurrentiepositie te behouden. Echter, de flexibiliteit van productieprocessen vormt een uitdaging. Robots zijn vaak geoptimaliseerd voor repetitief werk en grote volumes, terwijl het Nederlandse MKB juist gekenmerkt wordt door productie in hoge variëteit en lage aantallen (HVLV). Een onderdeel van de robot wat frequente aanpassingen vereist om flexibel te kunnen produceren, is de gripper. De gripper moet vaak worden aangepast aan de hand van de taak die de robot uit moet voeren of het product wat gehanteerd moet worden. Huidige praktijken vereisen vaak externe ontwikkeltijd en kosten voor het aanpassen van grippers, wat de snelheid en concurrentiepositie van bedrijven beperkt. Het onderzoek stelt voor dat bedrijven zelf grip kunnen krijgen op gripperontwerp om hun HVLV-productiecapaciteit en concurrentievermogen te vergroten. De centrale vraag van het onderzoek richt zich op het verkennen van mogelijkheden om bedrijven zelfstandig grippers te laten ontwerpen. Door een tool te ontwikkelen waarmee medewerkers het ontwerpproces kunnen doorlopen, wordt interne kennis benut en ontwikkeld. Stakeholders, zoals operations managers, ingenieurs en productiemedewerkers, dragen impliciete kennis bij aan het ontwerpproces. Het beoogde resultaat van het onderzoek is een tool waarmee organisaties zelfstandig grippers kunnen ontwerpen, wat de flexibiliteit en concurrentiepositie verbetert. Dit kan worden gerealiseerd via DIY-kits, instructies of trainingen die de benodigde kennis overdragen.
De Flevolandse bodem is relatief jong. De kwaliteit voor agrarisch gebruik was goed, maar kent een dalende trend. Dit komt voor een belangrijk deel door bodemdaling (natuurlijke inklinking en veenoxidatie) en bodemverdichting (door agrarische praktijken). Hiermee dreigt de (voedsel-)productiecapaciteit terug te lopen in een provincie waar de productiestructuur voornamelijk is gericht op de agribusiness. Bodemverdichting en –daling is ook bepalend voor het waterbergend vermogen, beperking van af- en uitspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen naar grond- en oppervlaktewater en de biodiversiteit van het bodemleven; een duurzaam bodem- en waterbeheer. Vanuit de agrarische sector is grote behoefte aan meer inzicht op huidige staat en handelingsperspectief op korte en lange termijn. Het onderzoek richt zich op het verkrijgen van meer begrip van achterliggende mechanismen, ontwikkeling en validatie van innovatieve meettechnieken, inzicht in ruimtelijke variabiliteit (en achterliggende oorzaken) en gevolgen van bodemdaling en -verdichting (landbouwkundig, hydrologisch, biologisch). Vervolgens om efficiënte, goedkope (plaats specifieke) oplossingen te ontwikkelen om de bodem (-hydrologie/chemie) ook voor de langere termijn gezond te houden en daarmee op een duurzame manier voedsel te produceren. De consortiumpartners werken samen aan de opzet en uitvoering. De samenwerking leidt tot nieuwe kennis en inzichten, toepassing in de dagelijkse praktijk en inbedding in de opleiding. O.a. door kennisontwikkeling bij studenten (de toekomstige agrariërs en adviseurs) en docenten over nieuwe digitale en sensortechnieken. De probleemstelling wordt onderschreven door: - Provincie Flevoland in het Uitvoeringsprogramma Duurzaam Gebruik van de Flevolandse Ondergrond 2016-2020 en in het Actieplan Bodem en Water als invulling van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. - Programmabureau Basisregistratie Ondergrond (BRO). De gegevens die in dit RAAK-project worden gegenereerd leveren waardevolle informatie om de bodeminformatie in Flevoland te herzien. Afstemming en kennisuitwisseling zal plaatsvinden met onderzoek naar ‘Toekomstbestendige ontwikkeling in bodemdalingsgebieden’ (RAAK-PRO projectaanvraag, Saxion Hogeschool). Hiertoe is het lectoraat Bodem & Ondergrond partner in het projectconsortium.