Lerarenopleiders begeleiden het leren van (a.s.) leraren. Maar hoe staat het met hun eigen professionele ontwikkeling? Op welke terreinen willen ze zich verder ontwikkelen? Hoe willen ze leren? Wat motiveert lerarenopleiders om professionaliseringsactiviteiten te ondernemen? In welk opzicht hangen voorkeuren samen met de verschillende rollen en ervaring die lerarenopleiders hebben? Welke belemmerende en bevorderende factoren zijn medebepalend? Om hier meer zicht op te krijgen gaat, - in het kader van plannen voor een European Teacher Educator Academy en als vervolg op eerdere studies, oa onder VELON-leden in 2010 - een internationale groep lerarenopleiders-onderzoekers een brede vergelijkende survey-studie uitzetten in diverse landen. Via een pilot wordt de vragenlijst in nationale contexten gevalideerd. In deze sessie gebeurt dat voor de Nederlandse situatie. Zo kan de deelnemer op een interactieve manier meer inzicht krijgen in de eigen professionele ontwikkeling en het werken met vragenlijsten, en bijdragen aan internationaal onderzoek.
Samenvatting inhoud In dit symposium presenteren we vier verschillende vormen van professionalisering die (min of meer) geïntegreerd in het werk plaatsvinden. Overeenkomst tussen de vormen is dat ze allemaal uitgaan van actieve betrokkenheid bij de eigen ontwikkeling. In de discussie gaan we in op de praktische en beleidsmatige toepasbaarheid van de gepresenteerde vormen. Context In dit symposium staat de vraag centraal hoe opleiders professionalisering kunnen integreren in hun werk. We laten vier voorbeelden zien van professionaliseringsactiviteiten, elk met een andere intensiteit, die met elkaar gemeen hebben dat ze allemaal uitgaan van actieve betrokkenheid bij de eigen ontwikkeling. 1. Professionalisering in je werk: je leert meer dan je denkt. In deze eerste bijdrage staan we stil bij een project waarbij lerarenopleiders hun eigen informele leerprocessen observeerden en analyseerden. Ze verkregen hiermee inzicht in hoe, wat en waarvan zij leren in hun dagelijks praktijk. 2. Actief ontwikkelen met behulp van de beroepsstandaard. In de tweede bijdrage bespreken we een project waarbij lerarenopleiders actief ontwikkeldoelen formuleren op basis van de beroepsstandaard. Ze werken vervolgens aan die doelen in samenspraak met een maatje. 3. Professionaliseren door collectief actieonderzoek. In de derde bijdrage presenteren we een professionaliseringstraject van een groep opleiders die hetzelfde vak geven en zich samen in het (vorm)geven van dat vak ontwikkelen. Ze doen dat in de vorm van collectief actie-onderzoek. 4. Leren van en met elkaar. De vierde bijdrage gaat in op professionalisering van opleiders waarbij zij gebruik maken van een methode voor peercoaching met videofeedback. Tijdens de discussie gaan we met de deelnemers en de twee discussianten in gesprek over de (gepresenteerde) mogelijkheden om actief te professionaliseren in en door het werk en over de erkenning en bevoorwaarding daarvan in personeelsbeleid.
Professionalisering van leraren en lerarenopleiders is een thema dat volop in de belangstelling staat, in scholen, lerarenopleidingen en in de politiek. In deze bijdrage gaan we in op het thema professionalisering, zoals dat vorm krijgt binnen het lectoraat ‘Professionaliteit van de beroepsgroep leraren en lerarenopleiders’. Eerst volgt een korte verkenning van het thema, daarna gaan we nader in op professionalisering door informeel leren, het thema dat ook in de workshop van de Inspiratiedag Lectoraten Educatie Fontys (LEF) (31 oktober 2013) centraal stond.
Samenwerking tussen leraren en ouders ondersteunt de ontwikkeling van kinderen. Leraren zetten daarom in op educatief partnerschap. Samenwerking met ouders in het nieuwkomersonderwijs brengt echter specifieke uitdagingen met zich mee, zoals verschillen in talen, schoolsystemen en rolpercepties. Dit project onderzoekt hoe educatief partnerschap er in die praktijk uitziet.
De nieuwe jeugdwet (2014) en de wet op passend onderwijs (2012) hebben als doel kinderen zoveel mogelijk in hun eigen leeromgeving laten opgroeien, waarbij het onderwijs en de jeugdhulp rondom het kind en het gezin worden georganiseerd (Coalitie passend onderwijs - jeugdhulp - zorg, 2018). Als gevolg hiervan wordt van professionals in het domein ‘kind en educatie’ (onderwijs, kinderopvang, sociaal werk, jeugdzorg, buurtwerk, sociaal werk en gemeente) steeds meer verwacht dat ze samenwerken met professionals uit verschillende sectoren om de zorg rondom het kind zo optimaal mogelijk te organiseren (interprofessioneel samenwerken). Van lerarenopleiders wordt verwacht dat zij studenten voorbereiden op het interprofessioneel samenwerken in de praktijk. Hiervoor is goed inzicht in deze complexe beroepstaak essentieel. In recente literatuur wordt de noodzaak van interprofessioneel samenwerken steeds benadrukt (Peeters, 2018; Slot & Leseman, 2019), echter een eenduidig beeld van wat goed interprofessioneel samenwerken inhoudt ontbreekt nog, evenals de complexiteitsfactoren die een rol spelen in het werkveld. In het postdoconderzoek wordt door cognitieve taakanalyse (CTA) inzichtelijk gemaakt welke kennis, vaardigheden en attitudes onderwijsprofessionals nodig hebben voor interprofessionele samenwerking. Door middel van interviews, observaties en expertmeetings met onderwijsprofessionals in tien goede praktijkvoorbeelden, wordt een vaardighedenhiërarchie ontwikkeld: een overzicht van alle vaardigheden en hun onderlinge relaties. Daarnaast worden complexiteitsfactoren in kaart gebracht. Deze inzichten worden gebruikt om onderwijsmodules te ontwikkelen voor opleidingen binnen KPZ. Uitgangspunt is het vier-componenten instructiemodel dat uitgaat van een hele-taak-benadering (Van Merriënboer & Kirschner, 2018). Dit model is uitermate geschikt voor het aanleren van complexe beroepstaken waarbij kennis, vaardigheden en attitudes geïntegreerd zijn. Studenten leren in authentieke leertaken (ontleend uit de CTA) oplopend in complexiteit interprofessioneel samen te werken. Naast het ondersteunen van studenten, draagt dit onderzoek bij aan professionalisering van lerarenopleiders en geeft het inzicht aan het werkveld in de volle breedte van interprofessioneel samenwerken.
Het consortium ‘iXpact: Gepersonaliseerd leren met en over ict’ richt zich op het verbeteren van onderwijs en (leraren)opleidingen met behulp van ict en tbv de digitale samenleving. Digitalisering in het onderwijs is een complexe innovatie die vraagt om een integrale benadering en transformatief leren op alle niveaus in de onderwijsorganisatie. De centrale focus van het iXpact-consortium, dat wat praktijkpartners, lerarenopleidingen en onderzoekers verbindt, is de vraag hoe (aankomend) onderwijsprofessionals effectief kunnen worden toegerust en ondersteund voor deze innovatie. Het consortium iXpact heeft tot doel om reeds aanwezige kennis sectordoorsnijdend (po, vo, mbo, hbo) te bundelen en verder uit te bouwen en met die kennis de onderwijspraktijk en lerarenopleidingen beter te voeden. iXpact richt zich op het organiseren van de processen die nodig zijn om bestaande kennis (verder) toepasbaar te maken in de praktijk ten behoeve van de onderwijsprofessionals (leraren/docenten, lerarenopleiders, leidinggevenden) en de processen die nodig zijn om de vraagarticulatie ten behoeve van nieuwe onderzoeksvragen te versterken en de benodigde onderzoeksexpertise bijeen te brengen. Het doel is dat bestaande en nieuwe onderzoeksresultaten méér zichtbaar effect hebben in de schoolorganisaties en lerarenopleidingen en beter bijdragen aan de beoogde onderwijsinnovatie met ict. iXpact bouwt voort op de verbinding van het iXperium/Centre of Expertise Leren met ict van de HAN in structurele regionale en/of sectorale samenwerkingen en langlopende projecten. In deze samenwerkingsverbanden en projecten participeren vele onderwijspartners in po, vo en mbo, lerarenopleidingen, diverse hogescholen en onderzoekspartners. Het consortium beoogt deze verbinding te versterken in een landelijke, sectoroverstijgende structurele kennisinfrastructuur. Om dat te realiseren bouwt iXpact aan: een kennisorganisatie rond het thema van lectoren, practoren, universitair en overige onderzoekers met een gerichte kennisagenda als basis voor het ontsluiten van kennisproducten en nieuw onderzoek; een landelijke, sectoroverstijgende community van onderwijspraktijk, lerarenopleidingen en onderzoek; professionalisering en een netwerk van kartrekkers, leidinggevenden en procesbegeleiders/onderzoekers.