Steeds meer medewerkers in het hbo beginnen een promotietraject. Vrijgesteld voor andere taken voor meestal twee dagen per week, proberen zij binnen vier jaar de doctorstitel te behalen. Dit explorerend onderzoek geeft een beeld van deze promovendi. Wie zijn ze? Tegen welke problemen lopen zij aan? Hoe is hun begeleiding geregeld? Maar vooral ook: zijn er verschillen binnen de groep promovendi of tussen de verschillende disciplines of instellingen waarin ze werkzaam zijn? Deze en andere vragen staan in deze bijdrage centraal.
MULTIFILE
Het onderzoek in dit proefschrift richt zich op de introductie van onderzoek in het curriculum van een pabo. Het doel was om een aantal theoretisch en empirisch onderbouwde design-principes te genereren die ten grondslag zouden moeten liggen aan een introductiecursus 'onderzoek' gericht op de ontwikkeling van onderzoekskennis en -vaardigheden, positieve opvattingen en en een positieve houding ten aanzien van onderzoek bij tweedejaars pabostudenten. Bij de opzet van het onderzoek is een ontwerpgerichte aanpak gebruikt. Er heeft een literatuurstudie plaatsgevonden met als doel design-principes te formuleren die in theorie een positieve invloed hebben op het leren van studenten over onderzoek. Deze principes zijn als uitgangspunt genomen om de introductiecursus te ontwikkelen. Deze cursus is twee keer uitgevoerd en onderzocht: in een pilotstudie en een tweede studie één (studie)jaar later. De centrale onderzoeksvraag van dit promotieonderzoek luidde als volgt: Welke design-principes van een introductiecursus in onderzoek in een pabocurriculum dragen bij aan de ontwikkeling van onderzoekskennis en -vaardigheden, positieve opvattingen en een positieve houding ten aanzien van onderzoek, en op welke manier dragen zij daaraan bij? Studentvragenlijsten, concept maps en groepsinterviews zijn gebruikt om de bijdrage van de introductiecursus aan de doelen (ontwikkeling van positieve opvattingen/houding, kennis en vaardigheden m.b.t. onderzoek) vast te kunnnen stellen. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat het mogelijk is om in een pabo een introductiecursus 'onderzoek' te ontwikkelen waarin pabostudenten onderzoekskennis en -vaardigheden ontwikkelen, tezamen met positieve opvattingen en een positieve houding ten aanzien van onderzoek. De bevindingen van de studies in dit proefschrift geven aan dat het belangrijk is om onderzoek in het begin van de opleiding te introduceren. Er lijken twee 'karakteristieken' voor het slagen van een dergelijke cursus essentieel te zijn. Ten eerste is het van belang om zoveel mogelijk voorbeelden van onderzoek uit de onderwijspraktijk te gebruiken. Niet alleen voorbeelden van onderzoek door leraren, maar ook voorbeelden van hoe onderzoek en onderzoeksvaardigheden een plek hebben in de dagelijkse praktijk van de leraar (zoals bij het analyseren van leerlinggegevens of het construeren van een goede toets). Ten tweede noemden de studenten de 'onderzoeksmatige' opzet van de bijeenkomsten in de cursus als waardevol. Het stimuleren van het delen van voorkennis en concepties, daarover discussiëren en het 'moeten' onderbouwen van meningen en opvattingen droegen niet alleen bij aan de kennisontwikkeling, maar ook aan de ontwikkeling van een kritische houding en inzichten in de waarde en toepassingsmogelijkheden van onderzoek in de onderwijspraktijk. Docenten in lerarenopleidingen die zich bezighouden met onderzoeksactiviteiten zouden volgens de studenten niet alleen experts moeten zijn op het gebied van onderzoek, maar ook in staat moeten zijn om deze expertise door te vertalen naar een 'onderzoeksmatige' leeromgeving tijdens de cursusbijeenkomsten.
Studenten die leren van video’s zijn gebaat bij mediaspelers die meer opties bieden bij het zoeken naar specifieke delen van een filmpje. Voor het leereffect is het belangrijk dat het eenvoudiger wordt om een bepaald fragment nog eens terug te kijken. Dat stelt Jelle de Boer, die promoveert op een onderzoek naar de kijkpatronen van studenten bij het bestuderen van video’s.De Boer onderzocht het kijkgedrag van studenten in verschillende experimenten. Studenten kregen daarbij onder meer een instructie over mogelijk alternatief kijkgedrag, om te onderzoeken in hoeverre die alternatieve strategie hun leereffecten zou verhogen. De Boer vond dat de leereffecten van kijkers met een smal kijkrepertoire lager waren dan de leereffecten van strategische kijkers en studenten met een breed kijkrepertoire.Studenten met enige basiskennis over de onderwerpen die aan bod kwamen in de video’s hadden het meeste voordeel van het gebruik van mogelijk alternatief kijkgedrag en studenten met weinig voorkennis hadden het minste voordeel. De leerwinst van studenten met weinig voorkennis verdween na een aantal weken; kennisverwerking lijkt slecht te gaan wanneer twee dingen tegelijk worden gedaan.
MULTIFILE
Dit promotieonderzoek richt zich op de relatie tussen de inclusieve stad en de “culturele commons”. Dit verwijst naar collectieve, culturele praktijken die op initiatief van burgers worden genomen buiten, in en tussen markt en overheid. Het onderzoek wil nagaan hoe wijkcultuurhuizen in Utrecht kunnen bijdragen aan een meer inclusieve stad door te werken met culturele commons en ‘commoning’ principes.Doel Het promotieonderzoek wil een bijdrage leveren aan het bevorderen van een cultuur inclusieve stad Utrecht door de relatie tussen wijkcultuurhuizen en culturele commons te onderzoeken. Het promotieonderzoek levert bovendien een bijdrage aan actualisering van het bachelor- en masteronderwijs van Social Work en Community Development. Resultaten Het promotieonderzoek levert een wetenschappelijke onderbouwing voor de professionalisering van de wijkcultuurhuizen en van interne processen van culturele commons. Luister hieronder en via je favoriete podcastapp de podcastaflevering van Lessen uit #HUonderzoek waarin Aart vd Maas en Appie Alferink van Stichting ZIMIHC het hebben over hoe culturele commons en wijkcultuurhuizen kunnen zorgen voor meer verbinding en een antwoord kunnen zijn op polarisatie. Looptijd 01 december 2019 - 01 december 2023 Aanpak In het promotieonderzoek worden meerdere onderzoeksmethoden gecombineerd: beschrijvend onderzoek, verdiepend literatuuronderzoek en een participatief actieonderzoek naar de commoning principes van culturele commons en de betekenis daarvan voor de professionele aanpak van wijkcultuurhuizen. In dit promotietraject wordt nadrukkelijk naar mogelijkheden gezocht om studenten als medeonderzoekers te verbinden aan het promotieonderzoek. Interesse? Mail aart.vandermaas@hu.nl. In de media De idee van ‘common’ kan ruimte geven aan inwoners van een stad om zelf vorm en betekenis te geven aan de samenleving via het delen en beheren van gemeenschappelijke materiële en/of immateriële hulpbronnen, vertelt Aart van der Maas aan Residenties in Utrecht.
Dit promotieonderzoek richt zich op de relatie tussen de inclusieve stad en de “culturele commons”. Dit verwijst naar collectieve, culturele praktijken die op initiatief van burgers worden genomen buiten, in en tussen markt en overheid. Het onderzoek wil nagaan hoe wijkcultuurhuizen in Utrecht kunnen bijdragen aan een meer inclusieve stad door te werken met culturele commons en ‘commoning’ principes.
Het onderzoek van deze postdoc richt zich op ecologisch duurzame voedingsconcepten voor het verbeteren van de spiergezondheid, algehele gezondheid en vitaliteit van ouderen met obesitas. De specifieke focus op het ecologisch duurzame aspect van de voeding is een nieuwe onderzoekslijn binnen het Lectoraat Voeding & Beweging (Center of Expertise Urban Vitality), naast en in aansluiting op de bestaande lijn gericht op kwetsbare ouderen en spierbehoud. Deze postdocpositie is heel relevant voor de praktijk: obese ouderen zijn een sterk groeiende doelgroep met in de nabije toekomst 1 miljoen mensen. Tot nu toe worden voor deze doelgroep vaak dierlijke eiwitten geadviseerd, vanwege de hoge kwaliteit en het positieve effect op de spieren. Dierlijke eiwitten zijn echter niet duurzaam. Slimme combinaties van plantaardige eiwitbronnen hebben naar verwachting ook een hoge eiwitkwaliteit, met een veel lagere ecologische voetafdruk. Daarbij zijn plantaardige voedingspatronen geassocieerd met een lager risico op chronische aandoeningen. Hier is nog maar heel weinig praktijkgericht onderzoek naar gedaan, terwijl dit erg relevant is voor de toekomstige praktijk. Vanaf september 2020 rolt de opleiding Voeding & Diëtetiek een nieuw curriculum uit waarin studenten in en met de praktijk gaan werken voor een diepere leerervaring. Nieuwe onderzoeksprojecten binnen het Lectoraat Voeding & Beweging -waaronder deze postdoc- worden ingebed in verschillende fasen van het onderwijs waarin samengewerkt wordt in co-creatie met docenten, werkveldpartners en andere stakeholders voor het ontwerpen van passende oplossingen voor verschillende doelgroepen. Samenvattend: de postdoc onderzoekslijn is heel waardevol en nodig voor de eiwittransitie en de praktijk van de diëtist, en relevant voor het leren van studenten en docenten. De postdoc is momenteel designer van het nieuwe curriculum van de opleiding Voeding & Dietetiek en is in de afrondende fase van haar promotietraject waarin ze al veel ervaring heeft opgedaan met dit onderwerp.