In heldere en concrete taal wordt besproken wat duurzaamheid is en waar het toe dient, met de bedoeling om concrete en praktische informatie te geven over hoe je naar duurzaamheid kunt kijken en dit kunt inzetten in studie, werk en daarbuiten.
DOCUMENT
Onderzoeker Philip Marcel Karré bespreekt twee recente rapporten die sociale innovatie in de stadslandbouw belichten. De auteurs beschrijven en analyseren Rotterdamse projecten vanuit twee resp. invalshoeken: als burgerinitiatief in de buitenruimte en als sociale onderneming, en schetsen zo een beeld van de stand van zaken in de praktijk.
LINK
Het lectoraat heeft als doel een actieve bijdrage te leveren aan het ondersteunen van kwetsbare groepen in de transitie naar een duurzame samenleving. Het uitgangspunt is dat het werken aan sociaal duurzaamheid inclusief en rechtvaardig is, zodat ook groepen in een kwetsbare positie mee kunnen doen. Het lectoraat benadert de klimaatcrisis een maatschappelijke crisis die een ‘vliegwiel van ongelijkheden’ in werking zet. In het onderzoek en projecten staan principes van sociale rechtvaardigheid, emancipatie, mensenrechten en respect voor diversiteit centraal. De centrale vraag is: Hoe kunnen we een duurzame samenleving creëren die sociaal en ecologisch rechtvaardig is en welke rol kan het sociaal werk daarin spelen? We benaderen deze vraag vanuit het perspectief van groepen in de samenleving die in een positie zitten die hen extra kwetsbaar maakt voor onrecht dat het vliegwiel van ongelijkheden voortbrengt. We richten ons onderzoek op de sociale gevolgen van de klimaatcrisis en de transitie naar een duurzame samenleving.
LINK
Krimpende en vergrijzende regio’s zijn regio’s in transitie en transformatie, waarin maatschappelijke, economische en bestuurlijke vraagstukken om nieuwe antwoorden vragen. Deze publicatie is een essay over de volgende vragen. Wat betekenen krimp en vergrijzing voor wonen, werken en recreëren? Welke voorzieningen zijn daarbij nodig en welke investeringen vraagt dat? Hoe geven we in een krimpende samenleving vorm aan sociale duurzaamheid en welke rol spelen ouderen als de grootste leeftijdsgroep hierin?
DOCUMENT
Studenten en bedrijfsleven roepen het hoger onderwijs op duurzaamheid prominent in het curriculum op te nemen. Dit artikel is een verkenning van de raakvlakken tussen economie en duurzaamheid met als doel thema’s te benoemen die in het curriculum van de opleidingen bedrijfseconomie en accountancy aan bod zouden kunnen komen. Er wordt eerst stilgestaan bij een beschrijving van de op ons afkomende problemen zoals klimaatverandering, grondstoffenschaarste en verlies aan biodiversiteit. Vervolgens wordt geschetst voor welke uitdagingen het bedrijfsleven staat en worden ontwikkelingen geschetst op macro-, meso- en microniveau. Afsluitend volgen suggesties voor op te nemen thema’s in het curriculum van de bedrijfseconomische en accountancy opleiding, zoals bijvoorbeeld een verdieping in de bestudering van verdelingsmechanismen (markt versus overheid), verbreding van het kostenbegrip, strategisch risicomanagement dat rekening houdt met duurzaamheid, duurzaamheidsverslaggeving en ketenmanagement. Het tot stand brengen van een duurzame economie vraagt daarnaast om buiten bestaande denkkaders te treden.
DOCUMENT
De klimaatcrisis raakt iedereen – maar mensen in een kwetsbare positie in het bijzonder. Het is een dure plicht voor sociaal werkers en anderen in het sociaal domein om ervoor te zorgen dat deze ‘kwetsbare groep’ gelijkwaardig onderdeel wordt van de oplossingen voor klimaatverandering. En dat de lasten van de klimaatcrisis eerlijker verdeeld worden. Dat is een belangrijke missie van het eco-sociaal werk. In deze bundel staan tien voorbeelden van eco-sociale praktijken. De initiatiefnemers, niet alleen sociaal werkers, zetten zich in voor mensen in een kwetsbare positie én voor een duurzame toekomst. Dat klinkt mooi – tegelijkertijd laten de voorbeelden zien hoe moeilijk en weerbarstig de realiteit van die eco-sociale praktijken kan zijn. De initiatiefnemers zijn actief op het gebied van energie, voedsel, groen-ontwikkeling, geestelijke gezondheidszorg of op het bredere terrein van duurzaamheid. We kijken steeds naar de aard ervan, hoe de omgeving en burgers bij hun praktijk worden betrokken en met welke hindernissen ze zich geconfronteerd zien. Aan het einde brengen we de inzichten samen in een synthese. Redactie: Richard de Brabander (lectoraat Ecosociaal werk Hogeschool Inholland), Jeanet de Jong (BPSW), Karijn van den Berg, Mirjam Andries en Marcel Ham (Movisie)
MULTIFILE
Het expliciteren van duurzaamheidsbeleid is van groot belang voor woningcorporaties. Corporaties horen maatschappelijk verantwoord te ondernemen, maar het is van belang te bedenken dat dit directe invloed kan hebben op de betaalbaarheid en de kwaliteit van het wonen. Duurzaamheid is daarmee in feite een kernwaarde van woningcorporaties en daarmee ook een belangrijk onderwerp voor commissarissen van woningcorporaties. In deze handreiking worden aanknopingspunten gegeven waarmee Raden van Commissarissen1 (verder: RvC), in samenspraak met het bestuur, een toezichtskader op duurzaamheid kunnen formuleren. De handreiking vormt daarmee een thematische verbijzondering van de algemene handreiking voor het toezicht- en toetsingskader van woningcorporaties.
DOCUMENT
Na een uitleg van de Sociale Hoofdwet wordt geprobeerd deze empirisch te toetsen. Daarna wordt duidelijk gemaakt dat deze ervaringen en inzichten gebruikt zouden kunnen worden bij het vernieuwen van onze economie richting soldariteit, welvaart en duurzaamheid.
DOCUMENT
De SIML meet aan de hand van een vragenlijst met 83 vragen het sociale innovatievermogen van Limburgse werkgevers. Daarbij worden zes elkaar aanvullende pijlers van sociale innovatie onderscheiden: 1) Strategische oriëntatie op sociale innovatie. 2) Interne veranderingssnelheid. 3) Zelforganiserend vermogen. 4) Talentontwikkeling. 5) Investeren in kennisbasis. 6) Duurzame inzetbaarheid. De 2016-meting van de monitor levert de volgende bevindingen op: De monitor laat zien dat de Limburgse werkgevers nog aan concurrentiekracht kunnen winnen. Vooral op het gebied van de duurzame inzetbaarheid van oudere medewerkers (60+) kunnen veel organisaties zich nog verbeteren. De monitor laat duidelijk zien dat dit het grootste obstakel is voor het van de grond krijgen van het sociale innovatiebeleid in Limburg. Wat daarbij vooral opvalt is de gemiddeld lage score die bedrijven geven aan de mate waarin hun oudere medewerkers regelmatig van werkzaamheden wisselen. Limburgse werkgevers besteden veel aandacht aan de ontwikkeling van hun personeel. Centraal staat het versterken van de persoonlijke ontwikkeling op de werkvloer. Medewerkers krijgen daarbij goede mogelijkheden tot professionele groei door taakverrijking en autonomie met een bijpassende verantwoordelijkheid. Hierdoor krijgen medewerkers voldoende uitdaging en kunnen zij zich verder ontwikkelen. Ook positief is dat de interne veranderingssnelheid van de Limburgse werkgevers blijft toenemen. Indicatoren als variabele werktijden, zelfroosteren en thuiswerken laten zien dat het flexibel organiseren van arbeid flink verbeterd is. Limburgse werkgevers erkennen in toenemende mate het belang van flexibiliteit. De monitor laat duidelijk zien dat sociale innovatie loont. Meer aandacht voor sociale innovatie is gunstig voor de concurrentiekracht van het Limburgse bedrijfsleven. Zo laat de monitor zien dat er een sterke samenhang is tussen sociale innovatie en verschillende prestatie-indicatoren. Organisaties met een groter sociaal innovatievermogen blijken beter te presteren, zowel voor wat betreft hun omzetgroei en het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten als op het gebied van duurzaamheid. Bovendien blijken organisaties met een groter sociaal innovatievermogen een lager ziekteverzuim van hun medewerkers te hebben. Er zijn duidelijke sectorale verschillen in het sociale innovatievermogen van het Limburgse bedrijfsleven. Het sociale innovatievermogen toont in alle drie de sectoren een gelijk gemiddelde, echter op pijlerniveau zijn significante verschillen te zien. Op de pijlers interne veranderingssnelheid en talentontwikkeling scoort de commerciële dienstverlening het hoogst. Op de pijlers zelforganiserend vermogen, investeren in kennisbasis en duurzame inzetbaarheid scoort de industrie het hoogst. Alleen de pijler ‘strategische oriëntatie’ laat geen significante verschillen zien.
DOCUMENT
Dit beknopte onderzoeksverslag presenteert de belangrijkste resultaten van het tweejarig onderzoeksproject naar de kansen en uitdagingen voor het opschalen van sociale ondernemingen gericht op arbeidsparticipatie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. In de afgelopen jaren is het aantal sociale ondernemingen wereldwijd sterk gegroeid. Sociale ondernemingen zoeken naar nieuwe economisch duurzame manieren om structurele maatschappelijke problemen aan te pakken die vaak buiten de directe aandacht en doelstellingen van de publieke en private sector vallen. Sociale ondernemingen zijn in de eerste plaats missiegedreven, waarbij winst geen doel op zich is maar een middel om sociale impact te creëren met betrekking tot een specifiek maatschappelijk probleem. De aanleiding voor dit onderzoek vormde het feit dat veel sociale ondernemingen, ondanks hun groeiambities, er nog onvoldoende in slagen om wat betreft hun maatschappelijke impact het lokale niveau te overstijgen. Het effectief realiseren van meervoudige waarde —sociaal en economisch— is niet eenvoudig. Zo hebben sociale ondernemingen over het algemeen te maken met een grotere verscheidenheid aan belanghebbenden, waardoor de activiteiten niet altijd even consistent zijn en doelstellingen soms zelfs met elkaar in strijd lijken.
DOCUMENT