This paper focuses on the specifics of the relationships between social entrepreneurs and local civil servants and politicians in The Netherlands. Policy frameworks for social enterprises (SE) are relatively underdeveloped here, as the central government took little initiative in policy development, and a legal definition for SE is lacking. This poses problems, but it also opens up possibilities to develop dialogue between local government and social entrepreneurs “bottom-up”.Both parties’ views of each other are explored, a practical tool to open dialogue is introduced and eight examples of collaboration are discussed.Through the collected experiences at local and regional levels, policy makers at the national level now also increasingly recognize the importance of SEs in the Dutch economy, and realize that the lack of national policy and legal frameworks has proven limiting and increased vulnerability of the sector. For the coming years, there are signs that policy support for SEs will become more structured and national policy action is likely.
MULTIFILE
In dit artikel worden de posities van verschillende actoren, die actief zijn op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en assurance, geïdentificeerd en geanalyseerd. De nadruk wordt momenteel gelegd op vrijwillige activiteiten op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en het rapporteren over deze activiteiten, ondanks dat een nieuwe richtlijn op Europees niveau bepaalde Nederlandse ondernemingen verplicht te rapporteren over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Door het vrijwillige karakter van rapportages over maatschappelijk verantwoord ondernemen en het ontbreken van formele regelgeving is er een verhoogd risico dat bedrijven misbruik maken van mvo-rapportages voor bijvoorbeeld zakelijk of persoonlijk gewin. De verwachting is echter dat het belang en de kwaliteit van mvo-rapportages zal toenemen in de nabije toekomst om transparantie te verhogen binnen verschillende branches en sectoren. Hierdoor kunnen mvo-rapportages en de controle hierop ingezet worden om onethisch gedrag te verminderen en meer openheid van zaken te geven hoe ondernemingen te werk gaan.
De transitie naar een gerobotiseerde industriële omgeving is in volle gang. Robots zijn zich aan het ontwikkelen tot collaboratieve robots (co-bots) en worden zo meer een collega dan een geïsoleerde machine in een kooi. Een goede co-bot-mens-samenwerking heeft positieve effecten op de werkbeleving, resulteert in minder stress, verzuim, minder ‘bijna-ongelukken’ en leidt tot hogere productiviteit en kwaliteit op de werkvloer. Onderling vertrouwen tussen medewerker en co-bot speelt een belangrijke rol in een goede samenwerking en voor effectieve teamprestaties. De interactie tussen medewerker en co-bot dient daartoe zo natuurlijk mogelijk, voorspelbaar en intuïtief te verlopen. Op dit terrein valt nog veel winst te boeken in het industriële MKB. Co-bots moeten leren anticiperen op wat in de directe omgeving komen gaat, zodat de medewerker nimmer in een onveilige situatie verkeert en zich comfortabel voelt in de samenwerking met de co-bot. Van de andere kant moeten medewerkers leren begrijpen hoe co-bots werken en wat ze van hen kunnen verwachten. Ambitie van het project “Close Encounters with Co-bots” is het verbeteren van de effectieve samenwerking tussen medewerker en co-bot op de industriële werkvloer en daarbij vertrouwen en beleefde veiligheid te borgen voor de medewerker. In het project wordt daartoe gewerkt aan begrip van de co-bot in de mens, begrip van de mens in de co-bot, het bouwen aan technische oplossingen voor effectieve communicatie, en prototyping en testing in relevante praktijkomgevingen in het MKB. Het bedrijfsleven kan met de resultaten van het project versneld de door hen gewenste leercurve doorlopen om samenwerkende industriële mens-co-bot-systemen substantieel te laten bijdragen aan operationele winst in economisch, (productie)technisch en sociaal opzicht. Het project is een interdisciplinair samenwerking tussen de vakgebieden psychologie, mechatronica en ICT binnen Fontys Hogescholen en Saxion Hogeschool. De negen participerende (MKB) bedrijven zijn actief als industrieel productiebedrijf, in robotica ontwikkeling, als systeem- en robotleverancier, in productieautomatisering en in de sociale werkvoorziening. Daarnaast zijn kennisinstelling TU/e, coöperatie Brainport Industries en samenwerkingsverband Holland Robotics nauw betrokken. In het project zal bestaande kennis toepasbaar worden gemaakt en zal nieuwe kennis worden ontwikkeld t.b.v. een natuurlijke, voorspelbare en intuïtieve samenwerking tussen medewerker en co-bot op de industriële werkvloer. Verder zal verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten plaatsvinden en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders. Er zullen circa 17 docent-onderzoekers van de hogescholen en circa 100 studenten betrokken worden, die in de vorm van studentenprojecten, stages en afstudeeronderzoeken werken aan interessante vraagstukken direct uit de beroepspraktijk.
In vrijwel elk bedrijf waarin assemblage plaatsvindt wordt gebruik gemaakt van instructies in de ondersteuning van assemblageprocessen. Nauwkeurige, actuele, begrijpelijke en effectieve werkinstructies zijn cruciaal voor het efficiënt en foutloos uitvoeren van de assemblageprocessen en zijn daarom essentieel in de maak-industrie. Assemblagetaken zijn steeds vaker uniek van aard (kleinere oplages, grotere productdiversiteit), waardoor het aantal verschillende, specifieke instructies toeneemt. Tevens zijn de assemblagemedewerkers steeds diverser: sommige van deze werknemers zijn goed geschoold (MBO) en ervaren, maar soms hebben ze weinig opleiding genoten, en ze hebben soms zelfs een arbeidshandicap die vraagt om specifieke ondersteuning voor de reguliere arbeidsmarkt (sociale ondernemingen). Er is een dringende en toenemende vraag naar ‘flexibele werkinstructies’: maatwerk op productgebied, en maatwerk op persoonsgebied. De assemblage-instructies worden nu vaak eenmalig opgesteld voor een nieuw product (of een variant daarvan), door mensen (werkbegeleider, productontwerper, procesmanager) die niet speciaal expertise hebben op het vlak van instructieve communicatie. Zij zijn gebaat bij een gebruiksvriendelijk, efficiënt en flexibel systeem voor het opstellen en beheren van heldere werkinstructies. Hiervoor moet een systematische aanpak ontwikkeld worden die bedrijfsspecifiek, context afhankelijk ingevuld kan worden. Dit vereist onderzoek op drie samenhangende aspecten: contexten van werkinstructies, passende werkinstructies, en proces van opstellen van passende werkinstructies. In dit project onderzoeken we aan de hand van een aantal casussen de bedrijfscontext voor werkinstructies, ontwerpen we een generieke aanpak, toolbox, voor het opstellen (indien mogelijk automatisch generen) en beheren van werkinstructies. Als dat op orde is, kan de vervolgstap gezet worden waarin digitale werkinstructies met moderne technologieën in het werkproces of in de werkplaats geïntegreerd kunnen worden. Mixed reality oplossingen zoals bijvoorbeeld de hololens, bieden hier waardevolle mogelijkheden. Centraal in dit project staat om samen met het mkb een toolbox te maken voor het flexibel genereren van werkinstructies.
Ondernemerschap is een krachtige manier om maatschappelijke opgaven aan te pakken en brede welvaart in de regio te stimuleren. Als Brabantse kennisinstellingen werken we samen met Provincie Noord-Brabant aan kennisontwikkeling over ondernemen met een positieve maatschappelijke impact. We doen dit middels de volgende projecten:1. Brabant Impact Class - Wie zijn de impact ondernemers in Brabant en waar lopen zij tegenaan? In dit project brengen we zoveel mogelijk ondernemingen in beeld die bijdragen aan impact. We vragen hen naar de kansen die ze zien en de belemmeringen die zij ervaren. We koppelen hun vragen aan studenten en docenten. Zij ondersteunen deze ondernemers op hun beurt weer in allerlei vakken en projecten – en dat draagt weer bij aan ons inzicht in impact ondernemen.2. Case Based Learning - We laten aansprekende voorbeelden van Brabantse impact ondernemers te laten zien in het onderwijs. Van deze voorbeelden van onze alumni worden cases ontwikkeld die vervolgens een plek krijgen in verschillende onderwijsprogramma’s. Zo vergroten wij de ondernemersdrive bij studenten en mogelijk ook het aantal studentondernemers.3. Businessmodel Ontwikkeling met Impact - Welke ondernemingen in Noord-Brabant zijn succesvol in het creëren van impact? Wat doen zij en wat kunnen anderen ervan leren? En tegen welke belemmeringen lopen zij aan? Dit project maakt succes- en faalfactoren inzichtelijk en deelbaar.4. Geld met Impact: Wie laat startups duurzaam groeien? - De startende en groeiende impact ondernemers en investeerders met ESG-drijfveren lijken elkaar niet goed te vinden. Dit project richt zich op het onderzoeken van de financiële kant van het ecosysteem. Hoe zijn investeringen van private en publieke partijen in startups, scale-ups en sociale ondernemingen een stimulans voor ondernemerschap met maatschappelijke impact en brede welvaart?5. Kennisecosysteem - We willen de kennis over impact ondernemen zoveel mogelijk van waarde laten zijn in Brabant. Dit doen we door ontmoetingen te organiseren voor impact ondernemers, studenten ondernemers, docenten ondernemerschap en begeleiders en coaches. Ook delen we de inzichten van het onderzoek.Deze ‘nieuwe’ kennis zetten we om in werkbare principes voor ondernemers (in spé). Dit doen we in samenwerking met impact ondernemers in de regio en aanbieders van ondersteuning. Zo werken we samen toe naar het inzetten van hoogwaardige Brabantse kennis voor de maatschappij van morgen.