Excellentie en studiecultuur staan in het hoger onderwijsbeleid al geruime tijd hoog op de agenda. Dit artikel gaat nader in op cultuuraspecten van het onderwijs en wil een aanzet leveren voor een meer systematisch denkkader over cultuurverandering in het hoger onderwijs. Leidende vragen zijn: wat kenmerkt de cultuur van honoursstudenten, waarin verschilt deze van de reguliere studiecultuur en wat is de mogelijke invloed van honourscultuur op de reguliere studiecultuur? Om die vragen goed te kunnen beantwoorden, wordt eerst theorie behandeld over een aantal voorafgaande vragen: wat is cultuur, schoolcultuur en studiecultuur? Kun je cultuurverandering in het hoger o nderwijstot stand brengen en excellentie stimuleren? Bevindingen uit onderzoek op basisvan interviews van honoursstudenten en honoursdocenten van de Hanzehogeschool Groningen worden gepresenteerd, waarin vier elementen van honourscultuur naar voren komen. Verschillen tussen honoursstudenten en reguliere studenten komen aan de orde, alsmede de interactie tussen honoursstudenten en de omgeving buiten hun honourscommunity. Conclusies zijn dat er inderdaad sprake is van een honourscultuur die zich onderscheidt van de reguliere studiecultuur. Honoursstudenten zijn gedreven en ervaren hun honourscommunity als zeer stimulerend. Tot op zekere hoogte is er sprake van botsende culturen. De cultuur van honoursstudenten kan een stimulans zijnvoor cultuurverandering, maar er zijn ook aspecten van cultuur die uitstralingseffecten kunnen belemmeren.
Het hoofddoel van deze studie is het verkrijgen van inzicht in welke factoren van het honoursonderwijs een meerwaarde opleveren voor het leren van studenten in honoursprogramma’s. Deze studie draagt hiermee bij aan kennis over de relatie tussen excellentiebevorderend onderwijs enerzijds en leergedrag en motivatie van studenten anderzijds. De praktische relevantie van deze studie ligt in het ontwikkelen van kennis voor het opzetten en verbeteren van talentgericht doceren, ter bevordering van het professionaliseren van docenten. In deze studie wordt bestudeerd wat volgens docenten de meerwaarde voor studenten is van honoursonderwijs. In deze exploratieve kwalitatieve interviewstudie werden twaalf docenten in drie verschillende honoursprogramma’s voor talentvolle bachelorstudenten bevraagd over hun opvattingen. De meerwaarde van hethonoursonderwijs voor studenten wordt volgens de docenten gekenmerkt door: (1) studentgerichtheid; (2) gebruik van andersoortige onderwijsvormen; (3) nadruk op ‘inquiry-based’ strategieën; (4) gerichtheid op kritisch en creatief denken; (5) hoge verwachtingen en ambitieuze doelen; en (6) kleinschaligheid en interdisciplinair karakter. Deze resultaten worden besproken en geïllustreerd met interviewfragmenten. Tevens worden de resultaten gerelateerd aan professionalisering voor docenten in honoursprogramma’s in het hoger onderwijs.
In dit artikel combineren we concepten uit Tinto’s interactionele theorie over de oorzaken van studie-uitval en Becher’s theorie over wetenschapsgebieden ter verklaring van studievoortgang van eerstejaarsstudenten in het hoger beroepsonderwijs. De data zijn verzameld via een online-vragenlijst, afgenomen bij ruim 8.000 eerstejaarsstudenten van vijf ho- gescholen (respons 30%). Eerst is voor een selectie van de totale responsgroep (N = 1.876) een lineair structureel model getoetst waarin voorbereiding, ervaringen en studiegedrag in het eerste jaar studievoortgang verklaren. Vervolgens zijn modellen voor de sectoren Economie (N = 920), Techniek (N = 313), Gezondheidszorg (N = 284), en Gedrag & Maatschappij (N = 359) ontwikkeld en vergeleken. De ‘intentie om te blijven’, gemeten na drie maanden in het eerste jaar, blijkt in alle sectoren de belangrijkste voorspeller van studievoortgang. Goede voorbereiding op actief leren en academische kennis en vaardigheden in de vooropleiding beïnvloeden tevredenheid over aansluiting en studievoortgang. De factoren geslacht, vooropleiding, voorbereiding op actief leren in de vooropleiding, contacturen en zelfstudie laten per sector belangrijke verschillen zien in effecten op eerstejaarservaringen en studievoortgang. De resultaten impliceren dat een generieke benadering voor het verklaren van studievoortgang, rendementsanalyses, kwaliteitszorg en verbetering van de aansluiting onvoldoende is. Meer aandacht is gewenst voor verschillen tussen sectoren.