Investeren in kinderen van 0-12 jaar is een literatuurstudie naar beschikbare wetenschappelijke kennis over wat werkt voor het ontwikkelen en leren van kinderen. Negen aannames van waaruit gewerkt wordt bij de ontwikkeling van integrale kindcentra worden wetenschappelijk onderbouwd.
Een centrale grondslag in de persoonlijkheidspedagogiek van Kohnstamm is dat elke leerling de kans moet worden geboden om zich naar eigen aard en aanleg te ontwikkelen. Om dat te realiseren zou er in het onderwijsrekening moeten worden gehouden met de onderlinge verschillen tussen leerlingen, een taak waarvoor de onderwijsgevende goed toegerust moet zijn. Op die manier zouden ook leerlingen met een achterstandspositie of met leer- of ontwikkelproblemen betere kansenkrijgen om zich verder te ontwikkelen. Op dit moment, honderd jaar na de inaugurele rede van Kohnstamm, klinkt in het Nederlandse onderwijs opnieuw een roep om meer maatwerk in het onderwijs, zowel als het gaat om hetpedagogisch-didactisch handelen door onderwijsprofessionals, als bij de inrichting van meer flexibele leerroutes in het onderwijsstelsel. We verkennen de roep om maatwerk in de voorschoolse fase, in het primair onderwijs en in het voortgezet onderwijs. In het voetspoor van Kohnstamm gaan we daarbij in op de relatie tussen maatwerk en het vraagstuk van kansengelijkheid.
MULTIFILE
De aansluiting tussen kinderopvang in de voorschoolse periode en de start van de basisschool is verschillend vorm gegeven in diverse landen. Nederland kent een ‘split system’, maar op enkele plekken is er sprake van structurele toenadering tussen de voorschoolse en schoolse sector. De peuter-kleuter-groep, die maar op enkele plaatsen in Nederland bestaat, beoogt de inhoudelijke samenwerking tussen opvang en onderwijs te versterken en de overgang voor kinderen soepel te laten verlopen. In een observatiestudie onder 9 random geselecteerde locaties (N= 13 leerkrachten en 14 pedagogisch medewerkers, 85 geobserveerde kinderen) is de proceskwaliteit van deze groep geëvalueerd (CLASS Toddler & CLASS Pre-K: Productiviteit, Educatieve werkvormen en Conceptontwikkeling) en de betrokkenheid(inCLASS) en het welbevinden van de kinderen (NCKO-instrument), aangevuld met een interview en vragenlijst voor de betrokken professionals uit kinderopvang en basisonderwijs. De resultaten laten zien dat de proceskwaliteit goed is voor emotionele kwaliteit en middelmatig voor kwaliteit van de instructie, aansluitend op uitkomsten uit peilingen van reguliere peutergroepen en kleutergroepen. Het welbevinden van zowel de peuters als kleuters is goed evenals de betrokkenheid. Voor de interacties met leeftijdsgenoten en het gedrag in de groep blijken er geen significante verschillen tussen peuters en kleuters. Wel hebben de kleuters op de peuter-kleuter-groep meer interacties met de medewerker, een betere speelwerkhouding en een iets hoger welbevinden dan peuters.De betrokken pedagogisch medewerkers, leerkrachten en directeuren geven aan met de peuter-kleuter-groep de overgang van kinderopvang naar het basisonderwijs soepeler te willen laten verlopen en de interprofessionele samenwerking te willen stimuleren in een integrale aanpak. Pedagogisch medewerkers en leerkrachten werken nauw samen aaninnovaties op de groep, waarbij de leerkrachten vaker de leiding nemen in de planning, het curriculum en groepsinstructie. Een belangrijk knelpunt is de onzekere positie van de groep in de relatie tussen school, inspectie en de wethouder als formele handhaver van wet- en regelgeving.Een conclusie uit dit eerste, kleinschalige onderzoek is dat pedagogische kwaliteit van de peuter-kleuter-groep vergelijkbaar is met de uitkomsten uit peilingen van (afzonderlijke) peutergroepen en het kleuteronderwijs. De verschillen tussen de kleuters ten opzichte van peuters en de taakverdeling tussen pedagogisch medewerkers en leerkrachten verdienen wel nadere aandacht in vervolgonderzoek. Op basis van deze eerste empirische evaluatie van de peuter-kleuter-groep bespreken we ten slotte mogelijke verbeterpunten voor de structurele kwaliteit, de proceskwaliteit, en welbevinden en betrokkenheid van de kinderen, in relatie tot de innovatieve samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs met nieuwe rollen voor pedagogisch-didactische professionals
Bewegingsarmoede en aanverwante (gezondheids-gerelateerde) aandoeningen vormen een grote uitdaging in de samenleving. Terwijl veel aandoeningen zich pas relatief laat manifesteren (tijdens volwassenheid), wordt de basis hiervoor gelegd tijdens de jonge kinderjaren. Precies in deze vroege levensfase wordt goed en voldoende bewegen nog als bijvangst beschouwd. Er is weinig specifieke aandacht en ruimte hiervoor binnen de voorschoolse periode en in de kleuterjaren in het basisonderwijs. Oftewel, een goede basis cq. actief fundament ontbreekt, waarmee oneerbiedig gesteld kan worden dat het ‘dweilen met de kraan open is’. Zowel professionals in de kinderopvang (<4 jaar) en in het (kleuter)onderwijs staan zeer welwillend tegenover het faciliteren van meer en beter bewegen voor kinderen, maar ervaren diverse barrières om dit ook goed te kunnen realiseren in de praktijk. Zo ervaren zij bijvoorbeeld handelingsverlegenheid, verschillen in systemen (o.a. wet- en regelgeving) tussen kinderopvang en basisonderwijs die transitie van ene naar andere setting bemoeilijken en een niet-stimulerende fysieke omgeving. De opkomst van Integrale Kindcentra (IKC), die zich richten op de levensfase 0-12 jaar, biedt hierin veel mogelijkheden voor verbetering. Dit projectvoorstel richt zich op het ontwikkelen van passende aanpak op IKC gericht op beweegstimulering en motorische ontwikkeling voor kinderen van 2-7 jaar met als doel beweeggedrag, motorische vaardigheden en sociaal-emotioneel welbevinden van kinderen te verbeteren. In dit longitudinale, quasi-experimenteel onderzoek wordt middels een ontwerpgerichte benadering een passende aanpak gerealiseerd waarin de bestaande barrières structureel worden geslecht. Het project vindt plaats in 3 regio’s in Nederland (Zuid-Limburg, Eindhoven, Amsterdam). In elke regio nemen 3 IKC deel als interventiegroep (totaal 9) en 9 IKC fungeren als controleconditie. Het project wordt vormgegeven vanuit de disciplines sport & bewegen, pedagogiek en gezondheidsbevordering en wordt ondersteund door diverse branche- en belangenorganisaties (zoals BMK, PPinK, BOinK, KVLO) en bestaande landelijke initiatieven (Gezonde School/Gezonde Kinderopvang).