Introduction: The optimal pre-participation screening strategy to identify athletes at risk for exercise-induced cardiovascular events is unknown. We therefore aimed to compare the American College of Sports Medicine (ACSM) and European Society of Cardiology (ESC) pre-participation screening strategies against extensive cardiovascular evaluations in identifying high-risk individuals among 35.50- year-old apparently healthy men. Methods: We applied ACSM and ESC pre-participation screenings to 25 men participating in a study on first-time marathon running. We compared screening outcomes against medical history, physical examination, electrocardiography, blood tests, echocardiography, cardiopulmonary exercise testing, and magnetic resonance imaging. Results: ACSM screening classified all participants as "medical clearance not necessary."ESC screening classified two participants as "high-risk."Extensive cardiovascular evaluations revealed ≥1 minor abnormality and/or cardiovascular condition in 17 participants, including three subjects with mitral regurgitation and one with a small atrial septal defect. Eleven participants had dyslipidaemia, six had hypertension, and two had premature atherosclerosis. Ultimately, three (12%) subjects had a serious cardiovascular condition warranting sports restrictions: aortic aneurysm, hypertrophic cardiomyopathy (HCM), and myocardial fibrosis post-myocarditis. Of these three participants, only one had been identified as "high-risk"by the ESC screening (for dyslipidaemia, not HCM) and none by the ACSM screening. Conclusion: Numerous occult cardiovascular conditions are missed when applying current ACSM/ ESC screening strategies to apparently healthy middle-aged men engaging in their first high-intensity endurance sports event.
In the context of public budget cuts and rural areas facing depopulation and aging, local governments increasingly encourage citizen engagement in addressing local livability issues. This paper examines the non-engagement of mid-aged and elderly residents (45+ years old) in civic initiatives that intend to improve the livability of their community. We focus on residents of depopulating rural areas in the North Netherlands. We compare their engagement with the behavior of residents in other, not depopulating, rural areas, and urban areas. Using logistic statistical analyses, we found that the majority of the aging residents did not engage in civic livability initiatives during the past two years, and one-third of this group had no intention to do so in the future. In all areas, the main reasons for non-engagement were that residents had other priorities, felt not capable of engaging, or felt that the responsibility for local livability belonged to the local government. Furthermore, it appeared that non-engagement was predominantly explained by the unwillingness to engage, rather than by specific motivations or lacking abilities.
Objective:This study investigated whether visual function is associated with cognitive activity engagement and mild cognitive impairment in middle-aged and elderly individuals. Method:This cross-sectional study was conducted on 120 individuals aged 50–89. The Florida Cognitive Activity Scale (FCAS) was used to assess cognitive activity engagement. Visual function was assessed by near visual acuity(nVA) and contrast sensitivity (CS), and both combined to obtain a visual function (VF) compound score. Multi-variable linear regression models, adjusted for confounders, were used to assess the association between the determinants and FCAS. Results:After confounder adjustment, nVA was not associated with overall cognitive activity engagement. CS was significantly associated with the FCAS“Higher Cognitive Abilities”subscale score (BHC= 5.5 [95% CI 1.3; 9.7]).Adjustment for nVA attenuated the association between CS and engagement in tasks of Higher Cognitive Abilities(BHC= 4.7 [95% CI 0.1; 9.3]).In retired individuals(N= 87), theVF compound score was associated with a lower Cognitive Activity Scale score(BCA=−1.2 [95% CI−2.3;−0.1]), lower Higher Cognitive Abilities score(BHC=−0.7 [95% CI−1.3;−0.1])and lower Frequent Cognitive Abilities score (BFA=−0.5 [95% CI−0.9;−0.1]). Conclusion:CS, but not nVA, plays a role in engagement in tasks associated with Higher Cognitive Abilities in middle-aged and elderly individuals. In retired individuals, the VF compound score is associated with lower Cognitive Activity score, lower Higher Cognitive Abilities score and lower Frequent Cognitive Abilities score.
LINK
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
In dit project verricht het lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim samen met de Hogeschool Utrecht, Hogeschool van Amsterdam, CUMELA, de Jong & Laan en MKB familiebedrijven praktijkgericht onderzoek naar financiering en besluitvorming bij MKB familiebedrijven. Nu banken vanwege de economische crisis terughoudender zijn geworden in kredietverlening en hun financieringseisen hebben verzwaard, zijn meer bedrijven aangewezen op eigen middelen en familiekapitaal. Vormen van zelf-financiering worden steeds belangrijker om groei en continuïteit van MKB familiebedrijven te waarborgen. Met name bij de overdracht van kapitaalintensieve MKB familiebedrijven worden complexe financieringsconstructies bedacht om de overname mogelijk te maken. Vaak wordt hierbij onvoldoende nagedacht over het onderscheid tussen de verschillende rollen die familieleden kunnen hebben als ze met hun vermogen in het bedrijf zitten (eigenaar of andere vermogensverschaffer, familielid, directielid, werknemer). Hierdoor kan onduidelijkheid ontstaan over onderwerpen zoals besluitvorming, rendement op vermogen, zeggenschap en beloningsstructuren, waardoor op termijn conflicten kunnen ontstaan. Daarnaast kan de besturing van ondernemingen door de verschillende belangen van vermogensverschaffers in negatieve zin worden beïnvloed en kan dit (op termijn) de continuïteit, wendbaarheid en groei van ondernemingen in gevaar brengen. Zowel in de praktijk als in het onderzoek ontbreekt het aan kennis over hoe met deze problematiek kan worden omgegaan. Dit project heeft daarom tot doel om samen met de projectpartners nieuwe kennis te ontwikkelen rond zelf-financiering en besluitvorming in MKB familiebedrijven. Door middel van ontwerpgericht praktijkonderzoek wordt bestaande en nieuwe kennis over de rol van zelf-financiering en de positie van eigenaren omgezet in oplossingsrichtingen ter verbetering van de besluitvorming in MKB familiebedrijven. Door het monitoren van de uitgevoerde interventies zal worden vastgesteld of de oplossingsrichtingen in de praktijk werken. De kennis die uit dit project voortkomt beoogt daarmee het handelingsvermogen van eigenaren en directieleden te vergroten en zelf-financiering als mogelijke financieringsbron effectiever te maken.
Communicatieprofessionals geven aan dat organisaties geconfronteerd worden met een almaar complexere samenleving en daarmee het overzicht verloren hebben. Zo’n overzicht, een ‘360 graden blik’, is echter onontbeerlijk. Dit vooral, aldus diezelfde communicatieprofessionals, omdat dan eerder kan worden opgemerkt wanneer de legitimiteit van een organisatie ter discussie staat en zowel tijdiger als adequater gereageerd kan worden. Op dit moment is het echter nog zo dat een reactie pas op gang komt als zaken reeds in een gevorderd stadium verkeren. Onderstromen blijven onderbelicht, als ze niet al geheel onzichtbaar zijn. Een van de verklaringen hiervoor is de grote rol van sociale media in de publieke communicatie van dit moment. Die media produceren echter zoveel data dat communicatieprofessionals daartegenover machteloos staan. De enige oplossing is automatisering van de selectie en analyse van die data. Helaas is men er tot op heden nog niet in geslaagd een brug te slaan tussen het handwerk van de communicatieprofessional en de vele mogelijkheden van een datagedreven aanpak. Deze brug dan wel de vertaling van de huidige praktijk naar een hogere technisch niveau staat centraal in dit onderzoeksproject. Daarbij gaat het in het bijzonder om een vroegtijdige herkenning van potentiële issues, in het bijzonder met betrekking tot geruchtvorming en oproepen tot mobilisatie. Met discoursanalyse, AI en UX Design willen we interfaces ontwikkelen die zicht geven op die onderstromen. Daarbij worden transcripten van handmatig gecodeerde discoursanalytische datasets ingezet voor AI, in het bijzonder voor de clustering en classificatie van nieuwe data. Interactieve datavisualisaties maken die datasets vervolgens beter doorzoekbaar terwijl geautomatiseerde patroon-classificaties de communicatieprofessional in staat stellen sociale uitingen beter in te schatten. Aldus wordt richting gegeven aan handelingsperspectieven. Het onderzoek voorziet in de oplevering van een high fidelity ontwerp en een handleiding plus training waarmee analisten van newsrooms en communicatieprofessionals daadwerkelijk aan de slag kunnen gaan.