After microfinance, the missing middle is the new buzzword for SME development experts. And again finance is supposed to be the number one solution to support enterpreneurs. Klaas Molenaar recommends to take a look into the history of microfinance to question the hype.
MULTIFILE
Objectives Providing an overview of the clinimetric properties of the steep ramp test (SRT), a short-term maximal exercise test, to assess cardiorespiratory fitness (CRF), describing its underlying physiological responses, and summarizing its applications in current clinical and research practice. Data Sources MEDLINE (through PubMed), CINAHL Complete, Cochrane Library, EMBASE, and PsychINFO, were searched for studies published up to July 2023, using keywords for SRT and CRF. Study Selection Eligible studies involved the SRT as research subject or measurement instrument and were available as full text article in English or Dutch. Data Extraction Two independent assessors performed data extraction. Data addressing clinimetric properties, physiological responses, and applications of the SRT were tabulated. Data Synthesis In total, 370 studies were found, of which 39 were included in this study. In several healthy and patient populations, correlation coefficients between the work rate at peak exercise (WRpeak) attained at the SRT and oxygen uptake at peak exercise (V̇O2peak) during cardiopulmonary exercise testing (CPET) ranged from 0.771 to 0.958 (criterion validity). Repeated measurements showed intraclass correlation coefficients ranging from 0.908 to 0.996 for WRpeak attained with the first and second SRT (test-retest reliability). Physiological parameters, like heart rate and minute ventilation at peak exercise, indicated that the SRT puts a lower burden on the cardiopulmonary system compared to CPET. The SRT is mostly used to assess CRF, among others as part of preoperative risk assessment, and to personalize interval training intensity. Conclusions The SRT is a practical short-term maximal exercise test that is valid for CRF assessment, and to monitor changes in CRF over time, in various healthy and patient populations. Its clinimetric properties and potential applications make the SRT of interest for a widespread implementation of CRF assessment in clinical and research practice, and for personalizing training intensity and monitoring longitudinal changes in CRF.
According to the essayist and memoirist Rebecca Solnit, to be lost is 'to be fully present, and to be fully present is to be capable of being in uncertainty and mystery.' Solnit considers being lost 'a psychic state achievable through geography'. The flip-side is that geography can also prevent one from getting lost. It is easier to find one's way in the grid-like cities of the new world than in the swerving cobblestone streets of the old. A similar evolution of efficiency is happening on the web. The new world, in this analogy, is Web 2.0, and its shape is neither grid- nor weblike. Increasingly, it's a point of convergence.
MULTIFILE
MUSE supports the CIVITAS Community to increase its impact on urban mobility policy making and advance it to a higher level of knowledge, exchange, and sustainability.As the current Coordination and Support Action for the CIVITAS Initiative, MUSE primarily engages in support activities to boost the impact of CIVITAS Community activities on sustainable urban mobility policy. Its main objectives are to:- Act as a destination for knowledge developed by the CIVITAS Community over the past twenty years.- Expand and strengthen relationships between cities and stakeholders at all levels.- Support the enrichment of the wider urban mobility community by providing learning opportunities.Through these goals, the CIVITAS Initiative strives to support the mobility and transport goals of the European Commission, and in turn those in the European Green Deal.Breda University of Applied Sciences is the task leader of Task 7.3: Exploitation of the Mobility Educational Network and Task 7.4: Mobility Powered by Youth Facilitation.
In tijden van toenemende culturele diversiteit en arbeidsonzekerheid hebben jongeren in Nederlandse en Duitse stadswijken grote behoefte aan richting met betrekking tot hun toekomstige leven. Ouders en leraren lijken zelf vaak te worden overweldigd door de snel veranderende wereld waarin ze leven. Naast deze veranderingen neemt het gebruik van sociale media sterk toe, waardoor de al bestaande generatiekloof nog groter wordt. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de levensloopperspectieven van jongeren en leiden er vaak toe dat ze meer dan ooit richting zoeken bij hun leeftijdgenoten. In plaats van dit te zien als een problematische situatie, is dit project erop gericht de netwerken van jongeren te gebruiken als bron voor verbetering van de stadswijken. Het basisidee is jonge adolescenten (in de leeftijd van 12-14 jaar) te empoweren via bepaalde leeftijdgenoten die al gerespecteerd, verantwoordelijk en stabiel in het leven staan. Deze ‘homies’ (vier Nederlandse en vier Duitse jongeren) worden getraind en begeleid door experts op het gebied van oplossingsgericht denken en inspirerende communicatie. Daarna gaan de homies aan de slag in hun eigen wijk, waar ze drie maanden actief zullen zijn. De meeste communicatie met hun leeftijdgenoten zal verlopen via mobiele communicatie en sociale medianetwerken. In het begeleidende onderzoek wordt een analyse gemaakt van de leefsituatie van jongeren in de geselecteerde wijken voor en na de tussenkomst van de homies. De homies houden zelf een (mobiel) dagboek bij dat inzicht zal bieden in hoe zij zelf de veranderingen bij de jongeren in hun wijk zien.
Eind 2022 woonden in Nederland 17.652 kinderen in een pleeggezin. Van alle pleegzorgplaatsingen betrof 46% een plaatsing in het eigen netwerk van het pleegkind, dat meestal de eigen familie is. Bij deze familieplaatsingen hebben kinderen vaker met loyaliteitsconflicten te maken vanwege complexe familierelaties dan bij plaatsingen buiten hun familie(netwerk). Familiebanden blijken een bijzondere kracht en veerkracht in familieplaatsingen: ‘Eigen bloed is het waard om voor te vechten’ (pleegzorgwerker, Van de Koot et al., 2023). Hoewel familiepleegzorg een veelbelovende vorm van pleegzorg is qua stabiliteit en vertrouwdheid voor het kind, zorgen de intergenerationele familiebanden voor meer conflicten, hoogoplopende emoties en specifieke spanningen. Hierdoor stellen familieplaatsingen de betrokken pleegzorgwerkers vaak voor uitdagingen. Vaak verblijft het kind al in het (familie)pleeggezin voordat de pleegzorgwerker betrokken raakt en kunnen er zorgen bestaan over de veiligheid van het kind. Familieplaatsing in pleegzorg vraagt daarom van pleegzorgwerkers bijzondere kennis en vaardigheden over: 1) het begeleiden van de plaatsing van het pleegkind, en 2) het begeleiden van de familierelaties. Daarover is enerzijds meer onderzoek nodig in de sterke punten en belemmeringen van familiepleegzorg, alsmede de behoeften van pleegkinderen, hun ouders en pleegouders. Anderzijds is het van belang inzicht te krijgen in de vaardigheden, hulpmiddelen en werkvormen die pleegzorgwerkers nodig hebben om deze specifieke vorm van pleegzorg te begeleiden, zodat familieplaatsingen duurzaam en stabiel blijven en/of worden. Dit onderzoek beoogt antwoord te geven op de volgende vraag ‘Hoe kunnen pleegzorgwerkers het pleegkind en zijn pleegouders, ouders en mogelijke andere familieleden gedurende familieplaatsingen zo begeleiden dat de relaties rondom het pleegkind van dusdanige aard zijn dat de loyaliteit van het kind naar alle voor hem belangrijke familieleden mag uitgaan?’. Het consortium beoogt dat potentieel veelbelovende plaatsingen voor kinderen minder vaak in breakdown eindigen, maar dat het kind relationele stabiliteit en welzijn ervaart.