This position paper addresses the way knowledge is conceptualized in knowledge management literature and practice. Using the work of Lakoff and Johnson on metaphors it will show how people use metaphors to think and talk about knowledge. In KM literature at least 22 different metaphors for knowledge are used. Further research shows that these metaphors are primarily Western metaphors while in Eastern philosophy many other metaphors for knowledge are used. The choice of metaphors for knowledge has great influence about the way we think about knowledge management. They determine what we diagnose as KM problems in organizations and what we develop as KM solutions. To illustrate this, the paper presents the results of an exercise set up to determine the effect of metaphors on knowledge management approaches in which two challenging metaphors for knowledge were used: knowledge as water and knowledge as love.
The purpose of the study was to assess the accuracy of estimates of step frequency from trunk acceleration data analyzed with commonly used algorithms and time window lengths, at a wide range of gait speeds. Twenty healthy young subjects performed an incremental treadmill protocol from 1 km/h up to 6 km/h, with steps of 1 km/h. Each speed condition was maintained for two minutes. A waist worn accelerometer recorded trunk accelerations, while video analysis provided the correct number of steps taken during each gait speed condition. Accuracy of two commonly used signal analysis methods was examined with several different time windows.
As a young and interdisciplinary field, Knowledge Management (KM) holds a crucial role in scientific research and development of knowledge-intensive economies. This study elaborates on the methods used in previous studies regarding the research trends of KM and their contribution to the discipline by examining the KM literature. The purpose of the study is to determine the current research trends of KM by analysing KM citation classics and examining their characteristics as well as presenting a holistic framework of KM publications from the results of citation analysis. A total of 152 articles published in peer review journals between the years 2010-2014 were analysed. As a result of the analysis, a holistic KM framework was developed in order to contribute to a consensus of KM field. The results of the study reveals that the coverage of KM articles expanded into a broad spectrum of concepts, disciplines and environment.
MULTIFILE
Samenvatting Mensen met een beperking (psychiatrisch, verstandelijk, lichamelijk) wonen tegenwoordig vaker zelfstandig en doen voor hun ondersteuning daarom vaker een beroep op mensen in de buurt waar zij wonen. Dit betekent voor de professionele hulpverleners dat zij een steeds grotere taak krijgen in het versterken van het sociale netwerk van mensen met een beperking, en het (op deze wijze) bevorderen van inclusie in de buurt. In hun werk merken zorg- en welzijnsprofessionals op dat, soms relatief spontaan ingezette of kleine initiatieven succesvol kunnen zijn, maar soms ook niet. De professionals hebben wel ideeën over wat goed werkt en wat niet, maar dit is niet op één centrale plek vastgelegd, en daarbij soms onduidelijk en afhankelijk van de context. Zij vragen zich af hoe ze de informatie die ze elk hebben kunnen bundelen en tot meer inzicht kunnen komen in wat werkt, in welke situatie en in welke context. In het project wordt samengewerkt door de Hogeschool van Amsterdam (AKMI / Lectoraat Community Care), de Sociaal Werkopleidingen van de HvA, de Afdeling onderwijs, jeugd en zorg van de Gemeente Amsterdam, GGD Amsterdam, Cliëntenbelang Amsterdam, Centrum voor Cliëntervaringen (i.s.m. VuMcAmsterdam), De Regenbooggroep, Cordaan en Stichting Prisma. In dit onderzoek zullen drie verschillende buurtgerichte interventies worden getoetst aan de hand van de ‘what works’ principes (wwp). De interventies gericht op het bevorderen van de sociale inclusie van mensen met beperkingen in de buurt worden geëvalueerd door cliënten/ ervaringsdeskundigen, zorg- en welzijnsprofessionals en buurtbewoners. Voor dit onderzoek is gekozen voor ‘realis evaluation’, waarin niet het effect op zich wordt onderzocht, maar de werkzame elementen van een interventie. Belangrijke opbrengsten van het project zijn: 1) het determineren en beschrijven van werkzame elementen die leidend kunnen zijn voor het bedenken en/of beoordelen van initiatieven om de netwerken van mensen met een beperking in de buurt te versterken; 2) op basis daarvan een handreiking bieden voor professionals.
Aanleiding: De belangstelling voor gezonde en veilige voeding is groot. Bij de gezondheidseffecten van voeding spelen de darmen een cruciale rol. Verschillende soorten bedrijven hebben behoefte aan natuurgetrouwe testmodellen om de effecten van voeding op de darmen te bestuderen. Ze zijn vooral op zoek naar modellen waarvan de uitkomsten direct vertaalbaar zijn naar het doelorganisme (de mens of bijvoorbeeld het varken) en die niet gebruikmaken van kostbare en maatschappelijke beladen dierproeven. Doelstelling Het project 2-REAL-GUTS heeft als doel om twee innovatieve dierproefvrije darmmodellen geschikt te maken voor onderzoek naar voedingsconcepten en -ingrediënten. De twee darmmodellen die worden toegepast zijn darmorganoïden, minidarmorgaantjes bestaande uit stamcellen, en darmexplants bestaande uit hele stukjes darm verkregen uit relevante organismen. Beide modellen hebben potentieel heel uitgebreide toepassingsmogelijkheden en hebben ook grote voordelen ten opzichte van de huidige veelgebruikte cellijnen, omdat ze meerdere in de darm aanwezige celtypen bevatten en uit verschillende specifieke darmregio's te verkrijgen zijn. Gezamenlijk gaan de partners werken aan: 1) het aanpassen van de kweekomstandigheden zodat darmmodellen geschikt worden om de vragen van partners te beantwoorden; 2) het vaststellen van de toepassingsmogelijkheden van de darmmodellen door verschillende stoffen en producten te testen. Beoogde resultaten Kennisconferenties, publicaties en exploitatie van de modellen zullen zorgen voor het verspreiden van de opgedane kennis. Omdat het project gebruikmaakt van moderne, op de toekomst gerichte laboratoriumtechnieken (kweekmethoden met stamcellen en vitaal weefsel, moleculaire analyses en microscopie), leent het zich uitstekend om geïmplementeerd te worden in het hbo-onderwijs. Als spin-off zal het project dan ook voorzien in een specifieke, voor Nederland unieke hbo-minor op het gebied van stamcel- en aanverwante technologie (zoals organ-on-a-chiptechnologie).
Deze subsidieaanvraag richt zich op het onderzoeken van de hergebruikmogelijkheden van structuren van incourante kantoorgebouwen. Grofweg 10% van alle leegstaande kantoorgebouwen is incourant. De structuren van deze gebouwen (de constructies) zijn echter meestal niet incourant en in de meeste gevallen technisch niet verouderd. Deze structuren kunnen worden ingezet als dragers voor nieuwe ontwikkelingen die aansluiten op de groeiambities van de metropoolregio Amsterdam. Op deze manier kan de levenscyclus van deze structuren worden verlengd en kunnen de grondstofstromen voor constructiematerialen worden gereduceerd. Het werkveld geeft aan behoefte te hebben aan gedetailleerde technische gegevens over deze structuren en gedetailleerd inzicht in functiemogelijkheden om op basis daarvan scenario’s te ontwikkelen om tot verdienmodellen te komen. In samenwerking met ABT en ABC Nova wordt voor 15 casestudies binnen de metropoolregio Amsterdam de structuur geïnventariseerd. Vervolgens worden voor deze gebouwen de functiemogelijkheden onderzocht. Dit project leidt tot gedetailleerde kennis over bestaande structuren en vormt daarmee de eerste stap in een te ontwikkelen 4D structurenatlas met functiemogelijkheden. De beoogde uitkomsten kunnen dienen als randvoorwaarden voor vervolgonderzoek naar een groter aantal te onderzoeken structuren en functiemogelijkheden. Ook kan naar aanleiding hiervan worden ingezoomd op specifieke constructietypen en functies.