Dienst van SURF
© 2025 SURF
Bijna tien jaar geleden publiceerde ik Grijs verleden, een geschiedenis van Nederland en de Tweede Wereldoorlog. In dit boek probeerde ik – in navolging van oudere historici als Hans Blom en Jan Bank en jongere historici-leeftijdsgenoten als Bart van der Boom, Kees Ribbens en Jan van Miert, onder de indruk van de recente onthullingen over de naoorlogse omgang met joodse mensen en goederen en aan het denken gezet tot slot door de gebeurtenissen in ondermeer voormalig Joegoslavië en Rwanda – een ander beeld van de oorlog te schetsen. Volgens mij, en daarmee beweerde ik niets nieuws, was het onjuist de oorlog telkens opnieuw vanuit het perspectief van onderdrukking en verzet te bekijken. Te midden van deze polen, zo beweerde ik, lag een breed veld vol schakeringen. Die schakeringen waren in de naoorlogse geschiedschrijving, met name in het werk van Loe de Jong en zijn ontelbare navolgers, onderbelicht gebleven en op dat moment slechts met betrekking tot enkele steden en onderwerpen beschreven. Het was tijd voor een veralgemenisering. Vandaar dat en en niet in van de ondertitel. Grijs verleden kon immers niet anders zijn dan zowel een polemiek met een beeld als een beschrijving van een andere historische werkelijkheid. Het boek maakte veel los. Veel negatieve en veel positieve reacties. Ook verscheen druk na druk. Pas na een jaar of twee werd het rustig. Tegenstanders bleven het een slecht werk vinden, voorstanders meenden het tegenovergestelde. De reden van een en ander werd me niet altijd even duidelijk.
Er werken in Nederland maar weinig vrouwen in de ict. In andere landen is de participatie beduidend groter. Het kan dus wel! Daarvoor zijn wel speciale maatregelen nodig. In het Equal-project Ict-STER hebben diverse betrokken partijen zich ingezet om meer meisjes enthousiast te maken voor een toekomst in de ict. Het project is medio 2005 gestart en eindigt in december 2007. In tweeeneenhalf jaar is veel werk verzet, getuige de lange lijst activiteiten en producten en de grote hoeveelheid publicaties. Een aantal highlights passeert hier de revue.
Het onderzoek gaat over hoe verschillende maatschappelijke organisaties in Nederland zich verhouden tot de problemen die artificiële intelligentie (AI) met zich meebrengt. Daarbij kan je denken aan toegang tot het recht en discriminatie.Doel Het doel is te reconstrueren wat de positie is van maatschappelijke organisaties in Nederland ten aanzien van AI. Maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke rol bij het vorm geven aan tegenmacht. Resultaten Verschillende clusters van tegenmacht in de context van AI zijn geïdentificeerd. Namelijk verzet & protest, meebewegen, meedenken & bijsturen en confronteren & controleren. Verder worden de ontwikkelingen beschreven die bijdragen aan de wijze waarop tegenmacht vorm krijgt. Looptijd 01 april 2020 - 28 oktober 2021 Aanpak Het working paper biedt een overzicht van de stand van zaken van tegenmacht. Dat is gebaseerd op kwalitatief onderzoek. Daarnaast zijn open interviews afgenomen met 19 maatschappelijke organisaties en achtergrondgesprekken met 9 wetenschappers en 4 kunstenaars.
Het project Early STATUS (Early Strategic Alerts for Turnaround of Small businesses) wil een instrument voor het vroegtijdig signaleren van stagnatie bij MKB bedrijven en een adviesmethode om de koers van deze bedrijven te wijzigen onderzoeken en testen. De vraagarticulatie bestond uit 26 interviews en 8 focusgroepen, in het kader van een KIEM subsidieproject. Uit het vooronderzoek komt naar voren dat het kleinere MKB, bedrijven met 10 tot 50 werknemers, kwetsbaar is voor verval: de waan van de dag regeert en er is weinig capaciteit om de bakens te verzetten. Dit is een structureel probleem en komt door de coronacrisis nijpender naar voren. Opvallend is dat accountants en bedrijfsadviseurs moeite hebben problemen tijdig te signaleren en te adresseren. In de wetenschappelijke literatuur is er weinig aandacht voor dit fenomeen. De vraagarticulatie heeft geleid naar de volgende behoefte: “een praktisch instrumentarium te gebruiken door mkb-ondernemers en hun adviseurs om strategische problemen vroegtijdig te signaleren en alle betrokkenen aan te zetten tot ingrijpen.” Het instrumentarium wordt ontwikkeld door een consortium dat bestaat uit 3 lectoren, 4 onderzoekers en 5 studenten van Hogeschool Rotterdam, aangevuld met een externe onderzoeker. Praktijkpartners zijn 2 accountantskantoren, 6 MKB adviesbureaus en accountancybrancheorganisatie SRA. De Universiteit van Leiden, Erasmus Universiteit Rotterdam en Montpellier Business School leveren academische experts. De hoofdvraag van het onderzoek luidt: “in welke mate draagt een vroegsignaleringsinstrument dat wordt uitgezet via een accountantskantoor bij ondernemers en medewerkers en daaropvolgend een adviesmethode die wordt toegepast door mkb-adviseurs en accountants bij aan het vroeg signaleren en verder voorkomen van verval bij mkb-ondernemingen met 10-50 medewerkers?” Het instrumentarium wordt door het onderzoekconsortium ontwikkeld en vervolgens getest door accountants en mkb-adviseurs bij hun cliënten: maakt het vroegsignaleringsinstrument een eventuele strategische crisis voldoende tijdig duidelijk en stimuleert de adviesmethode de betrokkenen voldoende om daadwerkelijk in te grijpen?
Binnen de Academische Werkplaats op Iselinge Hogeschool is, via ontwerpgericht onderzoek, ‘Het Kompas voor Gezag vanuit Verbinding’ ontwikkeld door studenten, docent-onderzoekers en gedragsspecialisten (vanaf hier: Het Kompas). Dit hulpmiddel voor verbindend gezag® (Bom & Wiebenga, 2017) in de onderwijspraktijk beschrijft alledaags pedagogisch handelen ten aanzien van vijf pijlers: 1) aanwezigheid, 2) de-escalatie, 3) (herstel van) relatie, 4) steun en 5) verzet. Het Kompas is tijdens de eerste ontwerpcyclus op kleine schaal getest, geëvalueerd en met enthousiasme ontvangen. Dit onderzoeksproject heeft als doel het ontwerp te valideren, op grotere schaal te implementeren én de waarde ervan voor bewuster pedagogisch handelen door onderwijsprofessionals te onderzoeken. Het project kent drie deelstudies. De eerste deelstudie onderzoekt via een grootschalige, kwantitatieve survey of de vijf pijlers in de onderwijspraktijk empirisch te onderscheiden zijn én hoe onderwijsprofessionals hierop scoren. In de tweede deelstudie wordt een gespreksvorm voor professionals (door)ontwikkeld om geleefde ervaringen uit de eigen onderwijspraktijk te bespreken. Uitgangspunt is het Pedagogisch Gesprek (IJsseling, 2020) dat niet als doel heeft om problemen op te lossen, maar om te spreken over hoe het nu écht is om in de onderwijspraktijk te zijn en wat dat vraagt. In 2021-2022 wordt de gespreksvorm ontwikkeld, toegepast en geëvalueerd in de Academische Werkplaats. De interactiepatronen in het Pedagogisch Gesprek worden onderzocht, evenals de waarde ervan voor onderwijsprofessionals. De derde deelstudie (2022-2023) onderzoekt in hoeverre het ontwerp (deelstudie 2) bijdraagt aan bewuster pedagogisch handelen vanuit verbindend gezag in de onderwijspraktijk in een multiple case study van 20 onderwijsprofessionals via een voor- en nameting van ‘Het Kompas’ (deelstudie 1), een logboekstudie én de waargenomen kwaliteit van de relatie met leerlingen op basis van gevalideerde instrumenten.