De woningcorporaties in Nederland hebben turbulente tijden achter de rug. De harde taal in het rapport 'Ver van huis' van de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties heeft geleid tot een overwegend negatief imago, strakkere wet- en regelgeving en een afgenomen vertrouwen tussen overheid, woningcorporaties en huurders. De verhuurdersheffing doet een fors beslag op de financiële middelen van corporaties. Tegelijkertijd is er nog steeds weinig twijfel over hun grote maatschappelijke rol. De opgaven waarvoor corporaties staan, zijn groot; de knelpunten die ze geacht worden (mede) op te lossen dito. Zo is de betaalbaarheid van de sociale voorraad verslechterd. Er zijn woningtekorten voor starters en nieuwkomers, met name in veel stedelijke gebieden. De extramuralisering en het langer zelfstandig wonen van groepen met een bijzondere woonvraag vragen om meer passend aanbod en begeleiding. De verduurzaming van de woningvoorraad gaat te langzaam. En de kwaliteit van meerdere vroeg-naoorlogse woningcomplexen en de ontwikkeling van de leefbaarheid in sommige buurten stellen niet gerust. Tegen deze achtergrond is de vraag relevant hoe het momenteel is gesteld met de aatschappelijke rol en prestaties van de corporaties. Kunnen zij hun rol en waarde(ring) herwinnen, of beter nog: weer vergroten? En wat kan en moet die toekomstige rol van woningcorporaties dan zijn? LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/guus-haest-86b232a/
DOCUMENT
De woningcorporaties staan volop in de schijnwerpers. Over het bestaansrecht en functioneren van woningcorporaties worden veel discussies gevoerd. Waaraan ontlenen corporaties hun bestaansrecht en wat is dan hun rol? Voor wie zijn ze op aarde? Het zijn maatschappelijke ondernemingen, maar hoe is de verhouding tussen "maatschappelijk" en "ondernemen"? Wie bepaalt die maatschappelijke taak? In dit artikel gaan we in op het gevoerde debat en staan we stil bij de visie van de VROM-raad en minister Dekker.
DOCUMENT
Doordat er vele meningen zijn, vindt iedereen wel iets van maatschappelijk vastgoed en de besturing daarvan door corporaties. Maar wat is een toegangsbewijs voor een competitieve strategie van woningcorporaties om de druk van belanghebbenden te weerstaan? En hoe kan deze vorm gegeven worden met Corporate Real Estate Management (CREM) voor besturing van maatschappelijk vastgoed van een woningcorporatie? Dit artikel maakt deel uit van het promotie onderzoek Waardedenken & Besturen, een onderzoek naar maatschappelijk en financieel rendement van woningcorporaties
DOCUMENT
Kunstenaars en andere ‘creatieven’ vinden steeds moeilijker betaalbare werkruimte. Atelierstichtingen en broedplaatsorganisaties zitten klem tussen oplopende kosten, teruglopende subsidies en de structureel zwak-ke inkomenspositie van de hurende kunstenaars. Een manifest van Platform BK, dat beeldend kunstenaars vertegenwoordigt, en de KunstenBond agendeert dit vraagstuk. Een bijkomend probleem vormt de hoogspan-ning op de vastgoedmarkt, waardoor panden zeer gewild zijn bij projectontwikkelaars en gemeenten geneigd zijn om voor de panden die zij aan deze organisaties verhuren andere draagkrachtigere huurders te zoeken. Medewerkers en management van broedplaatsorganisaties staan voor de uitdaging om hun businesscase maatschappelijk en financieel te verduurzamen. Dit vraagt om nieuwe waardeproposities en herpositionering ten opzichte van de gemeente en andere publieke en private stakeholders. Ook het profiel van de broed-plaatsprofessional verandert. Ontwikkelaars van broedplaatsen zijn veelal geleidelijk in hun organiseren-de/coördinerende rol gegroeid. Het speelveld van stedelijke (gebieds)ontwikkeling waarop zij opereren is echter dynamisch. De broedplaatsprofessional krijgt steeds nadrukkelijker de positie van stedelijke kwartiermaker: een nieuwe, hybride rol op het snijvlak van vastgoed, cultuur, welzijn en ruimtelijk(-economisch)e ontwikkeling. Dit project beoogt broedplaatsorganisaties te voeden met (bedrijfs-)strategieën om hun businessmodel toe-komstbestendig te maken en deze te vertalen naar benodigde competenties voor de betrokken professionals. Alleen zo kunnen zij blijven bijdragen aan de politiek gewenste levendige en veelkleurige stad, waar mensen graag wonen en bedrijven zich graag vestigen. Veel onderzoek onderbouwt dat steden die investeren in cultuur economisch beter presteren. Daarbij gaat het niet alleen om toptheaters en –musea maar juist ook om innova-tie en creativiteit ‘van onderop’. Fontys Hogescholen gaat deze problematiek onderzoeken met inzet van een breed consortium creatieve ver-zamelgebouwen, netwerk- en kennispartners. Gezamenlijk vertegenwoordigen deze organisaties ruim 300 ate-liergebouwen/broedplaatsen, 4.700 werkruimten en honderdveertig professionals. De broedplaatsenproble-matiek speelt bovendien in vrijwel alle G40-steden, hetgeen de resultaten van dit project potentieel relevant maakt voor honderden professionals bij gemeenten, woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren.
Woonconsulenten binnen woningcorporaties krijgen te maken met een meer complexe, ouder wordende huurderspopulatie. Tegelijkertijd heeft het recent uitgebrachte programma ‘Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen’ van Minister Helder tot doel om senioren te helpen zo lang mogelijk de regie op hun eigen leven te behouden door te zorgen voor een passende, ondersteunende en slimme woonomgeving. Naast het bevorderen van de zelfredzaamheid van senioren wordt benadrukt dat het belangrijk is om ook de samenredzaamheid van bewonersgroepen in woongebouwen te ondersteunen. Woonconsulenten spelen hierin als sociaal beheerder een centrale rol, maar ervaren te weinig houvast bij het ondersteunen van individuele bewoners en de bewonersgroep als geheel. Andere verantwoordelijkheden en tijdsdruk maken dat de woonconsulent onderbouwing en steun nodig heeft bij het uitvoeren van zijn of haar werkzaamheden in relatie tot het bevorderen van zelf- en samenredzaamheid. Samen met betrokken publieke partners pakken onderzoekers van drie lectoraten en een leerstoel dit vraagstuk op: Op welke wijze kunnen we woonconsulenten en andere betrokken stakeholders ondersteunen bij het ruimtelijk en sociaal-organisatorisch inrichten van een passend woningaanbod voor diverse profielen van (toekomstige) oudere bewoners in de sociale huursector? Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt praktijkgericht onderzoek uitgevoerd in woongebouwen van betrokken woningcorporaties; zogenoemde living labs. Bevindingen die hieruit voortkomen zullen worden vertaald naar richtlijnen en strategieën voor het bevorderen van zelf- en samenredzaamheid van (toekomstige) oudere huurders binnen verschillende gebouwtypen. In co-creatie met woonconsulenten en andere (zorg)professionals wordt dit vertaald naar een ‘tool’ die concreet houvast biedt -binnen een specifieke ruimtelijke en sociale context- bij het ruimtelijk en sociaal-organisatorisch ondersteunen en vormgeven van de woongemeenschap. Naast de directe betrokkenheid van studenten van HAN, Zuyd Hogeschool en TU/e, zullen kennis en producten die voortkomen uit dit project breder worden ingebed in onderwijs en via partners als KWH en de DEEL Academy verspreid in de praktijk.
Door klimaatverandering worden in stedelijke gebieden steeds vaker normen en/of acceptatiegrenzen voor neerslag, hitte en droogte overschreden. Gemeenten en waterschappen hebben de taak om te zorgen voor een klimaatbestendige inrichting.Samenwerking met bewoners is hierbij voor hen essentieel.Om de stap naar uitvoering te kunnen maken hebben professionals van gemeenten en waterschappen behoefte aan inzicht in:• effecten op microniveau (straten/gebouwen);• lokale ervaringen en beleving door burgers;• hoe burgers betrokken kunnen worden bij maatregelen.Hoe kunnen professionals van gemeenten en waterschappen met inzet van burgers klimaatadaptatie in stedelijk gebied in praktijk brengen? Het doel is om een praktisch toepasbare werkwijze te ontwikkelen voor ‘burgerparticipatie in klimaatadaptatie’.Aanpak Het onderzoek wordt uitgevoerd in 5 living labs waarin 10 keer een participatieproces op straat/buurtniveau wordt doorlopen. Hierbij worden verschillende benaderingen uit de burgerwetenschap toegepast. Professionals en bewoners voeren samen metingen uit (participatieve monitoring), verzamelen in een korte periode gegevens over fysieke en sociale kwetsbaarheid (city climatescan) en werken maatregelen uit (cocreatie workshops). De werkwijzen worden via een vergelijkingskader binnen en tussen living labs gemonitord, geëvalueerd en aangescherpt.Het resultaat is een praktisch toepasbare werkwijze voor ‘burgerparticipatie in klimaatadaptatie’. Deze kan worden toegepast door professionals van gemeenten enwaterschappen in samenwerking met buurtbewoners, maar ook actoren zoals scholen, lokale bedrijven en woningcorporaties kunnen hierbij worden betrokken.