Onderzoeker Philip Marcel Karré bespreekt twee recente rapporten die sociale innovatie in de stadslandbouw belichten. De auteurs beschrijven en analyseren Rotterdamse projecten vanuit twee resp. invalshoeken: als burgerinitiatief in de buitenruimte en als sociale onderneming, en schetsen zo een beeld van de stand van zaken in de praktijk.
LINK
Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
DOCUMENT
The broad field of environmental ethics, animal welfare, animal liberation, and animal rights literature indicate that all encounters between humans and animals are ethically charged. In this article, I shall examine how environmental ethics or animal welfare/rights/liberation literature translate into public media. The case study will delve into the representation of animals in the Dutch newspapers, using content analysis to provide an empirical basis for monitoring public opinion. Assuming that attitudes to animals are influenced by media coverage, the results of this case study will be brought to bear upon the discussion of the representation of animals beyond a specific national context. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/helenkopnina/
DOCUMENT
Dit KIEM-VANG project gaat een bijdrage leveren aan het verwerken en beter verwaarden van heterogene biotische afvalstromen zoals restaurantafval. Voor een dergelijke afvalstroom is verwaarden van individuele componenten problematisch en de stroom wordt daarom doorgaans door vergisting omgezet in biogas. Een vloeibare energiedrager als methanol zou hanteerbaarder en attractiever zijn, bijvoorbeeld voor opslag. Bovendien is methanol één van de belangrijkste platformchemicaliën voor de chemische industrie. Methanol wordt nu gemaakt uit aardgas in een duur en complex proces. Dit project beoogt de haalbaarheid van een alternatieve route van biogas naar methanol te onderzoeken: omzetting van biogas naar methanol in een biologische route. De biologische productie van methanol uit biogas draagt bij aan het verminderen van het gebruik van fossiele bronnen en broeikasgasemissies, creëert een nieuwe kringloop van biotisch afval naar hernieuwbare chemische synthese en is potentieel decentraal en kleinschalig toe te passen. Kleinschaligheid impliceert decentrale productie en opslag, vergemakkelijkt de logistiek, vermindert benodigde investeringen en verhoogt tevens de zichtbaarheid voor en daarmee de acceptatie door het grote publiek. Het onderzoek richt zich met literatuurstudie, virtueel prototyping en laboratoriumtesten op de technologische (biologische en/of chemische) parameters die de efficiënte productie van methanol uit biogas bepalen, met aandacht voor katalysatoren, (kunstmatige) enzymen en microbiële omzetting, resulterend in het conceptontwerp van een grote installatie. Daarnaast wordt de economische haalbaarheid en duurzaamheid van biologische methanolproductie onderzocht en vergeleken met bestaande alternatieven in een adaptief rekenmodel met het oog op duurzame inpassing in (kleinschalige) biogasketens. De samenwerkende MKB’s Enki Energie en Physixfactor zien kansen met dit idee hun marktpositie in kleinschalige duurzame energie (Enki) en het doorrekenen van innovatieve installaties (Physixfactor) uit te breiden. Samen met de kennisinstelling Hanze University of Applied Sciences Groningen is een goede aanzet te geven tot een groter vervolgproject met een groter kennisnetwerk van belang en belangstelling hebbende bedrijven en kennisinstellingen.
De noodzaak om over te schakelen van dierlijke naar plantaardige eiwitten om de groeiende wereldbevolking op een duurzame manier te voeden, is duidelijk. In Nederland is ongeveer 5% van de dierlijke eiwitten al vervangen door plantaardige alternatieven, voornamelijk zuivelvervangers, maar de groei stagneert door problemen met smaak, prijs en gezondheidsvoordelen. Hiermee dreigt ook de eiwittransitie niet gerealiseerd te worden. Hybride producten, die zuivel- en plantaardige ingrediënten combineren, komen naar voren als een veelbelovende oplossing voor deze uitdaging. Ze bieden de gezondheid en smaak van melk met de duurzaamheid van plantaardige opties. Er moeten echter drie wetenschappelijke uitdagingen worden aangepakt om hun succes te waarborgen. Ten eerste is een wetenschappelijke methode nodig om voedingsmiddelen te vergelijken op het gebied van duurzaamheid, gezondheidsimpact (nutriëntvertering en biologische beschikbaarheid), functionaliteit (smaak en textuur) en productiekosten. Deze methode moet worden getest door middel van experimenten met geavanceerde analysetechnieken. Ten tweede is onderzoek nodig om technologische processen te optimaliseren die een positieve invloed hebben op deze aspecten, inclusief voorbereidingskosten en energieverbruik. Procestechnologie is essentieel voor het creëren van hoogwaardige plantaardige en hybride producten. Ten derde is het cruciaal om mogelijke synergetische effecten tussen plantaardige en zuivelingrediënten te onderzoeken. Uit de literatuur blijkt bijvoorbeeld dat plantaardige vezels de opname van voedingsstoffen uit melk kunnen bevorderen. Synergetische effecten worden ook verwacht op gebieden zoals textuurvorming en schuimvorming. Door samen te werken met toonaangevende wetenschappelijke groepen, vertegenwoordigers uit de voedingssector, en studenten en docent-onderzoekers, willen we de voedseltransitie versnellen door relevante, praktijkgerichte oplossingen te bieden. De bevindingen worden tevens geïntegreerd in een model dat dient om hybride voedingsproducten te evalueren. Met behulp van dit model en de meest effectieve verwerkingstechnologieën zullen verschillende prototypeproducten worden ontwikkeld.
Vier jaar geleden is er een succesvolle biologische coating op de markt gebracht dat hout beschermt tegen aantastingen met behulp van de levende oppervlakteschimmel Aureobasidium pullulans. Deze coating kan o.a. hout voor buitentoepassingen tegen klimatologische- en omgevingsinvloeden beschermen. De industriële gereedheid van deze coating kan worden verbeterd door de schimmel Aureobasidium pullulans te stimuleren bepaalde stoffen te produceren die bijdragen aan de hechting van de coating op het hout. De hechtingstijd van de coating aan het hout duurt nu 6-8 weken. Bij een verkorte hechtingstijd ontstaat er een sneller productieproces wat het product concurrerender zou maken in de markt van bouwmaterialen. De mogelijkheid om op een natuurlijke manier een stabiel systeem van levende micro-organismen te creëren die polymeren, pigmenten en andere substanties vormen is met gebruik van geschikte voedingsbronnen en milieu invloeden aangetoond. Het is bekend dat A. pullulans een groot aantal stoffen als potentiële voedingsbron kan gebruiken waaronder Volatile Organic Compounds (VOCs). A. pullulans transformeert op een uiterst energiezuinige manier schadelijke stoffen in milieuvriendelijke polymeren welke kunnen bijdragen aan de hechting van de schimmel. VOCs waaronder terpenen en carbonyl-VOCs behoren tot de houtcomponenten en verdampen bij hogere temperaturen. Het doel van dit project is om de hechting van de schimmel op hout te verbeteren en hierdoor het droogproces van de coating te versnellen. In het productie proces wordt hout aan hogere temperaturen blootgesteld om VOCs uit te scheiden. Op laboratoriumschaal zal worden getoetst of A. pullulans als reactie op het voorkomen van VOC`s zodoende zijn hechting kan stimuleren. Na expositie in een gedefinieerde VOC bevattende omgeving zullen de effecten van deze stoffen op de schimmel worden onderzocht.