Door de ingrijpende verandering van de verzorgingsstaat in een participatiesamenleving, wordt een groot beroep gedaan op de sociaal werker in de frontlinie. Door de verandering van de verzorgingsstaat moeten sociaal werkers van alle markten thuis zijn, ofwel generalistischer werken. Per 1 januari 2015 heeft het Rijk taken op het gebied van zorg en welzijn gedecentraliseerd naar gemeenten. Door de decentralisatie is er meer verantwoordelijkheid komen te liggen bij de gemeenten, professionals in de wijk, bij de burgers zelf en bij bewoners gezamenlijk. Op lokaal niveau zijn wijkcoaches en wijkteams gevormd. In Utrecht wordt dit het Buurtteam genoemd, in plaats van wijkteams. Op 1 januari 2015 zijn er in opdracht van de Gemeente Utrecht 18 Buurtteams binnen de Gemeente van start gegaan. Binnen het Buurtteam werken generalisten, gezinswerkers (die ook generalistisch moeten werken) en SJD’ers samen. De Buurtteams bieden zorg en geven ondersteuning aan de Utrechtse inwoners die dat nodig hebben. Financiële problemen zijn de belangrijkste reden dat burgers contact zoeken met een Buurtteam. Voor veel generalisten en gezinswerkers is de aanpak van financiële problematiek nieuw, omdat zij in hun werk als specialist weinig of helemaal geen klanten met schulden hebben begeleid. Daarnaast hebben zij geen opleiding gevolgd om mensen met financiële problemen of schulden te begeleiden. Om de generalisten en gezinswerkers voor te bereiden op het aanpakken van schulden binnen de Buurtteams, zijn er in 2015 twee trainingen gegeven door de Buurtteamorganisatie. In deze trainingen werd voornamelijk aandacht besteed aan crisissituaties, stabilisatie, schulddienstverlening en rol- en taakverdeling. Dit was echter niet voldoende om vraagstukken over schulden en financiën aan te pakken, omdat in 2015 er crisissituaties zijn ontstaan tijdens begeleiding bij het Buurtteam. De reden hiervan was het niet kunnen opvangen van belangrijke signalen van schulden. Het Buurtteam had ook veel tijd nodig om de situatie van de klant te stabiliseren, maar in die tussentijd bleven de deurwaarders wel langskomen. Om die reden is de volgende hoofdvraag geformuleerd: ‘Welke kennis en vaardigheden heeft een generalist of gezinswerker van Buurtteam Oost te Utrecht nodig om de aanpak van schulden te optimaliseren?’ Het doel is om door middel van deze hoofdvraag inzicht te krijgen in de huidige aanpak en de belemmeringen, die de generalisten en gezinswerkers ervaren bij een hulpvraag over schulden. Dit inzicht zou uiteindelijk ook kunnen leiden tot een verbeterde of een meer ontwikkelde aanpak voor een betere schulddienstverlening. Om een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is gebruik gemaakt van deskresearch, literatuuronderzoek, enquêtes, interviews, een vergadering met aandachtsfunctionarissen voor schulden en een eerste kennismakingsgesprek van een klant en generalist bijgewoond. In dit onderzoek wordt voor bovenstaande hoofdvraag alleen onderzoek gedaan bij Buurtteam Oost en blijven de overige 17 Buurtteams buiten beschouwing. Uit literatuuronderzoek en deskresearch is naar voren gekomen, hoe generalisten of gezinswerkers schulden binnen Buurtteam Oost volgens het schuldenbeleid moeten aanpakken. Per 1 september 2016 wordt er voor de aanpak van schulden met een nieuwe werkwijze gewerkt binnen de Buurtteams, waaronder ook Buurtteam Oost. Dit naar aanleiding van de gebeurtenissen in 2015. De nieuwe werkwijze is in het informatieboekje ‘Kanteling Schulddienstverlening’ beschreven, die voor alle buurtteammedewerkers beschikbaar is. Volgens de nieuwe werkwijze moeten de generalisten en gezinswerkers al bij een aanmelding kunnen achterhalen of er sprake is van crisis, en vervolgens direct handelen bij een crisissituatie. In dit onderzoek is het onderzoek ‘De eindjes aan elkaar knopen’ gebruikt, waarin de onderzoekers zich vooral richten op de generalisten die in een wijkteam(buurtteam) werken. Uit dat onderzoek is gebleken welke kennis een generalist of een gezinswerker volgens de theorie nodig heeft, en welke vaardigheden een generalist of een gezinswerker moet bezitten. Generalisten en gezinswerkers moeten volgens de theorie kennis hebben over de oorzaken van schulden, sociale en psychologische gevolgen, en zij moeten over voldoende juridische kennis beschikken. Daarbij zijn er ook vaardigheden die een de generalist of gezinswerker moet beheersen, om in gesprek te kunnen gaan over schulden. Zoals hierboven aangegeven, heeft de Buurtteamorganisatie in 2015 twee trainingen gegeven aan de buurtteammedewerkers. In 2016 is er een centrale training gegeven over de nieuwe werkwijze. Vervolgens is er in 2017 een interne training bij Buurtteam Oost geweest, waarin is geëvalueerd op de nieuwe werkwijze. Aan de hand van deze trainingen en de informatie uit het onderzoek ‘De eindjes aan elkaar knopen,’ is er een enquête samengesteld en afgenomen, om te kunnen bepalen in hoeverre de kennis over schulden aanwezig is bij de generalisten en gezinswerkers. Deze enquêtes zijn ook gebruikt om te onderzoeken welke vragen veel voorkomen bij Buurtteam Oost, en hoe deze vragen worden aangepakt. Op basis van deze enquêtes blijkt dat de meeste generalisten en gezinswerkers kennis hebben over crisissituaties, maar mist er nog informatie over de juiste aanpak bij beslaglegging en stabiliteit. Tot slot is door middel van een interview gevraagd naar de belemmeringen die generalisten en gezinswerkers ervaren bij het aanpakken van schulden. De interviews hebben heel veel informatie opgeleverd. Zo ervaren de generalisten en gezinswerkers een belemmering in het gesprek met een klant, omdat ze geen inschatting kunnen maken over de schuldsituatie. Ook vinden ze het lastig om het gedrag van een schuldenaar te beïnvloeden, kennen de psychologische gevolgen van schulden niet, krijgen ze niet altijd een klant met schulden in hun caseload, hebben ze geen affiniteit met schulden en voelen ze zich onzeker bij handelingen die ze moeten verrichten bij schulden. Daarnaast ervaren ze een gebrek aan juridische kennis, zoals de kennis over bevoegdheden van schuldeisers. Ten slotte is de rol- en taakverdeling van de generalist en gezinswerker bij schulden niet duidelijk voor de generalist en gezinswerker. De conclusie van dit onderzoek is dat de generalisten en gezinswerkers over het algemeen kennis en vaardigheden hebben over de aanpak van schulden. Echter kunnen kennis en vaardigheid op bepaalde punten geoptimaliseerd worden. Dit kan door middel van een training of een informatieboekje/handleiding.
DOCUMENT
Medewerkers van de Buurtteamorganisatie Sociaal (BTO) in Utrecht beschikken over de professionele ruimte om zelf de keus te maken hoe ze een hulpvraag oppakken. Het maken van deze afweging behoort tot het vakmanschap van de sociaal professional. Het was leidinggevenden opgevallen dat het aantal casussen met langdurige begeleiding toenam in de caseload van de buurtteams. Ruim drie jaar na de start van de buurtteams steeg het percentage langdurige begeleiding tot boven de 35%. Het gaat hier om inwoners die langer dan één jaar door een medewerker worden begeleid. Dat is op zichzelf geen probleem; het buurtteam doet wat nodig is. Maar hoe bepaal je nu met elkaar welke begeleiding passend is qua duur en vorm? Een gemeenschappelijk afwegingskader kan medewerkers helpen bij een meer eenduidige inschatting van de hulpvraag, alsmede bij de afronding van de casus. Daarnaast is er bij BTO behoefte om gericht te kunnen leren van casuïstiekbespreking, zodat het professionele vakmanschap wordt aangescherpt en dit ook bijdraagt aan het gezamenlijke afwegingskader.
DOCUMENT
In maart 2014 ontstond de behoefte bij Buurtteams en Sociaal Makelaars om met elkaar in gesprek te gaan over samenwerking in de buurt ten gunste van bewoners en cliënten. Op verzoek van Ingrid Horstik (Leidinggevende Buurtteam sociaal Overvecht Spoorzoom) en Pascal van Wanrooy (manager Wijk&co), werd de WMO werkplaats van het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht (HU) gevraagd om ondersteuning te bieden bij het verkennen van de samenwerking tussen buurtteams sociaal, jeugd en sociaal makelaars. Met het oog op januari 2015, waarbij nog meer buurtteams sociaal via de nieuwe buurtteam organisaties Incluzio en Lokalis van start zullen gaan. Dit gaf de ontwikkelwerkplaats ook het karakter van een pilot. De ontwikkelwerkplaats is gestart in oktober en liep tot en met eind december 2014. Er zijn vier bijeenkomsten. Uit elk team (Overvecht Noord en Zuid) hebben een à twee teamleden deelgenomen. In januari 2015 heeft een evaluatiebijeenkomst plaats gevonden met de leidinggevenden
DOCUMENT
Medewerkers van de Buurtteamorganisatie (BTO) in Utrecht hebben ruimte om zelf een afweging te maken t.a.v. de ondersteuning van een klant. Het aantal casussen met langdurige begeleiding is echter toegenomen in de caseload van de buurtteams. Wat is een goed afwegingskader om tot de juiste inzet te komen?Doel Het project Langdurige begeleiding BTO Utrecht heeft twee doelstellingen: Het ontwikkelingen van een afwegingskader dat medewerkers van de BTO handvatten biedt om tot een goede besluitvorming te komen t.a.v. de intake, ondersteuning en de afronding van een case; Het ontwikkelen van een werkwijze die bijdraagt aan het leervermogen van het buurtteam. Resultaten Een handzame job-aid die zowel het besluitvormingsproces t.a.v. de intake, ondersteuning en afronding van een case ondersteunt als wel het leerproces in het team verder brengt. Looptijd 01 januari 2019 - 15 juni 2021 Aanpak In een ontwikkelwerkplaats (OWP) werken medewerkers van de verschillende buurtteams samen aan een afwegingskader voor de inzet van begeleiding: wat zijn de kritische vragen om tot een goed besluit te komen? En wat is een passende werkwijze binnen een buurtteam om deze vragen te stellen? De ontwikkelde job-aid wordt nu geïmplementeerd door de medewerkers van de Buurtteamorganisatie (BTO). Studenten van de opleiding Social Work monitoren in het kader van hun afstuderen de voortgang.
Sociaal werkers houden zich bezig met het versterken van sociaal functioneren van mensen en sociale kwaliteit van de samenleving rond maatschappelijke kwesties als eenzaamheid, armoede en schulden. Zij zijn daarbij gericht op het realiseren van belangrijke waarden als sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, solidariteit en menselijke waardigheid. Sociaal werkers interveniëren op drie niveaus: - individuen/ huishoudens (microniveau) - het collectief: groepen, wijken, gemeenschappen (mesoniveau) - organisaties en beleid (macroniveau) De praktijk en de methodiekontwikkeling van het sociaal werk spitsen zich vooral toe op het interveniëren op microniveau. Collectieve arrangementen (mesoniveau) en het signaleren en agenderen van structurele oorzaken waardoor mensen in de problemen komen (macroniveau) krijgen minder aandacht terwijl die ook van groot belang zijn voor de aanpak van sociale kwesties. Individueel georiënteerde sociaal werkers vinden het moeilijk om de mogelijkheden op meso- en macroniveau te zien. Sociaal werkers die meer op collectieve arrangementen gericht zijn vinden het lastig hun werk goed te verwoorden en te verantwoorden. En beide type sociaal werkers erkennen dat zij signalen op macroniveau wel opvangen, maar handelingsverlegenheid ervaren om daar vervolgens voldoende werk van maken. In een ontwerpgericht onderzoek werken in dit project de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Movisie, Ons Welzijn, Synthese, buurtteam Venlo, gezinscoachteam Venray en Buurtplein samen aan de vraag: Wat biedt sociaal werkers houvast bij het besluiten welke interventies zij op welk niveau gaan inzetten en bij het verantwoorden van deze keuze? Via vier fasen (diagnose, ontwerp, test en implementatie) worden tools ontwikkeld voor de praktijk en het onderwijs van het sociaal werk. Het model professionele besluitvorming door sociaal werkers van Movisie wordt door ontwikkeld met behulp van wetenschappelijke, praktijk- en ervaringskennis over interveniëren in het sociaal werk en het versterken van sociale kwaliteit om (toekomstige) professionals een houvast te bieden bij het interveniëren op alle niveaus.
Sociaal werkers houden zich bezig met het versterken van sociaal functioneren van mensen en sociale kwaliteit van de samenleving rond maatschappelijke kwesties als eenzaamheid, armoede en schulden. Zij zijn daarbij gericht op het realiseren van belangrijke waarden als sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, solidariteit en menselijke waardigheid. Sociaal werkers interveniëren op drie niveaus: - individuen/ huishoudens (microniveau) - het collectief: groepen, wijken, gemeenschappen (mesoniveau) - organisaties en beleid (macroniveau) De praktijk en de methodiekontwikkeling van het sociaal werk spitsen zich vooral toe op het interveniëren op microniveau. Collectieve arrangementen (mesoniveau) en het signaleren en agenderen van structurele oorzaken waardoor mensen in de problemen komen (macroniveau) krijgen minder aandacht terwijl die ook van groot belang zijn voor de aanpak van sociale kwesties. Individueel georiënteerde sociaal werkers vinden het moeilijk om de mogelijkheden op meso- en macroniveau te zien. Sociaal werkers die meer op collectieve arrangementen gericht zijn vinden het lastig hun werk goed te verwoorden en te verantwoorden. En beide type sociaal werkers erkennen dat zij signalen op macroniveau wel opvangen, maar handelingsverlegenheid ervaren om daar vervolgens voldoende werk van maken. In een ontwerpgericht onderzoek werken in dit project de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Movisie, Ons Welzijn, Synthese, buurtteam Venlo en Buurtplein samen aan de vraag: Wat biedt sociaal werkers houvast bij het besluiten welke interventies zij op welk niveau gaan inzetten en bij het verantwoorden van deze keuze? Via vier fasen (diagnose, ontwerp, test en implementatie) worden tools ontwikkeld voor de praktijk en het onderwijs van het sociaal werk. Het model professionele besluitvorming van Movisie wordt door ontwikkeld met behulp van bestaande kennis over interveniëren in het sociaal werk en het versterken van sociale kwaliteit om (toekomstige) professionals een houvast te bieden bij het interveniëren op alle niveaus.