Dynamic body feedback is used in dance movement therapy (DMT), with the aim to facilitate emotional expression and a change of emotional state through movement and dance for individuals with psychosocial or psychiatric complaints. It has been demonstrated that moving in a specific way can evoke and regulate related emotions. The current study aimed to investigate the effects of executing a unique set of kinetic movement elements on an individual mover’s experience of happiness. A specific sequence consisting of movement elements that recent studies have related to the feeling of happiness was created and used in a series of conditions. To achieve a more realistic reflection of DMT practice, the study incorporated the interpersonal dimension between the dance movement therapist (DMTh) and the client, and the impact of this interbodily feedback on the emotional state of the client. This quantitative study was conducted in a within-subject design. Five male and 20 female participants (mean age = 20.72) participated in three conditions: a solo executed movement sequence, a movement sequence executed with a DMTh who attuned and mirrored the movements, and a solo executed movement sequence not associated with feelings of happiness. Participants were only informed about the movements and not the feelings that may be provoked by these movements. The effects on individuals were measured using the Positive and Negative Affect Schedule and visual analog scales. Results showed that a specific movement sequence based on movement elements associated with happiness executed with a DMTh can significantly enhance the corresponding affective state. An additional finding of this study indicated that facilitating expressed emotion through movement elements that are not associated with happiness can enhance feelings such as empowerment, pride, and determination, which are experienced as part of positive affect. The results show the impact of specific fullbody movement elements on the emotional state and the support outcome of DMT on emotion regulation.
Introduction: Midwifery education that strengthens self-efficacy can support student midwives in their role as advocates for a physiological approach to childbirth. Methods: To assess the effect of an educational intervention on self-efficacy, a pre- and post-intervention survey was administered to a control group and an intervention group of third year student midwives. The General Self-Efficacy Scale (GSES) was supplemented with midwifery-related self-efficacy questions related to behaviour in home and hospital settings, the communication of evidence, and ability to challenge practice. Results: Student midwives exposed to midwifery education designed to strengthen self-efficacy demonstrated significantly higher levels of general self-efficacy (p = .001) when contrasted to a control cohort. These students also showed significantly higher levels of self-efficacy in advocating for physiological childbirth (p = .029). There was a non-significant increase in self-efficacy in the hospital setting in the intervention group, a finding that suggests that education may ameliorate the effect of hospital settings on midwifery practice. Discussion: In spite of the small size of the study population, education that focuses on strengthening student midwife self-efficacy shows promise.
Drijvende zonneparken komen steeds vaker voor. Het grootste van Europa bevindt zich in Zwolle. Hier is onderzoek gedaan naar het effect van de drijvend panelen op de waterkwaliteit en het leven in het water. De eerste resultaten tekenen zich af: op deze locatie en installatie vrijwel geen effecten op het zuurstofgehalte onder de drijvende energiefabriek.
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
Veel ouderen ervaren tijdens en na ziekenhuisopname functieverlies. ‘Function Focused Care in Hospital’, ook wel bekend als bewegingsgerichte zorg, is een interventie gericht op het voorkomen en verminderen van functieverlies bij ouderen tijdens een ziekenhuisopname. Verpleegkundigen moedigen patiënten aan tot actieve betrokkenheid in de dagelijkse zorgmomenten.
Veel ouderen ervaren tijdens en na ziekenhuisopname functieverlies. ‘Function Focused Care in Hospital’, ook wel bekend als bewegingsgerichte zorg, is een interventie gericht op het voorkomen en verminderen van functieverlies bij ouderen tijdens een ziekenhuisopname. Verpleegkundigen moedigen patiënten aan tot actieve betrokkenheid in de dagelijkse zorgmomenten.Doel Doel van dit project is de effectiviteit bepalen van Function Focused Care in Hospital op het fysiek functioneren van patiënten die opgenomen zijn in de Nederlandse ziekenhuizen. Resultaten Nederlandstalig scholingsprogramma en handboek van de Function Focused Care in Hospital-benadering voor de ziekenhuissetting; Een evaluatie van het proces en de uitkomsten van de Function Focused Care-benadering. Looptijd 01 november 2020 - 31 oktober 2025 Aanpak Er is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd, die uitwees dat de interventie geschikt is voor de Nederlandse praktijk. Op de neurologische en geriatrische afdelingen van drie ziekenhuizen is Function Focused Care in Hospital in de dagelijkse zorg geïmplementeerd en geëvalueerd op effectiviteit. Over de interventie Function Focused Care (FFC) is een zorgbenadering waarin verpleegkundigen patiënten actief betrekken bij alle zorgmomenten om hun fysiek functioneren te optimaliseren. Eerder onderzoek heeft laten zien dat FFC een positief effect heeft op fysieke activiteit, mobiliteit en ADL bij ouderen in de wijk en de langdurige zorg. Ook laten studies in de acute zorg belovende resultaten zien van FFC op fysieke activiteit en mobiliteit bij ouderen opgenomen in het ziekenhuis. Voorbeelden van zorg volgens de FFC-benadering zijn met de patiënt naar de badkamer lopen in plaats van wassen op bed, of de maaltijd aan tafel nuttigen in plaats van zittend in bed eten. De essentie van FFC is het behouden of, indien mogelijk, verbeteren van het fysieke functioneren. Tijdens de hele ziekenhuisopname wordt de patiënt aangemoedigd meer tijd te laten besteden aan fysieke activiteit op een op de patiënt aangepast niveau. Co-financiering Het project wordt mede gefinancierd door ZonMW, projectnummer 520002003.