Herontwikkelen van industrieel erfgoed vereist grondig onderzoek naar de bouw- en gebruiksgeschiedenis van dat erfgoed, en een kaart met alle waardevolle details. Anders gaat teveel verloren bij herontwikkelingen, concludeert HU-docent Kees Geevers in zijn promotieonderzoek aan de TU Delft. Hij pleit voor nieuwe richtlijnen
DOCUMENT
Saturated hydraulic conductivity (Ks) of the filler layer in grassed swales are varying in the changing environment. In most of the hydrological models, Ks is assumed as constant or decrease with a clogging factor. However, the Ks measured on site cannot be the input of the hydrological model directly. Therefore, in this study, an Ensemble Kalman Filter (EnKF) based approach was carried out to estimate the Ks of the whole systems in two monitored grassed swales at Enschede and Utrecht, the Netherlands. The relationship between Ks and possible influencing factors (antecedent dry period, temperature, rainfall, rainfall duration, total rainfall and seasonal factors) were studied and a Multivariate nonlinear function was established to optimize the hydrological model. The results revealed that the EnKF method was satisfying in the Ks estimation, which showed a notable decrease after long-term operation, but revealed a recovery in summer and winter. After the addition of Multivariate nonlinear function of the Ks into hydrological model, 63.8% of the predicted results were optimized among the validation events, and compared with constant Ks. A sensitivity analysis revealed that the effect of each influencing factors on the Ks varies depending on the type of grassed swale. However, these findings require further investigation and data support.
DOCUMENT
Thermal comfort -the state of mind, which expresses satisfaction with the thermal environment- is an important aspect of the building design process as modern man spends most of the day indoors. This paper reviews the developments in indoor thermal comfort research and practice since the second half of the 1990s, and groups these developments around two main themes; (i) thermal comfort models and standards, and (ii) advances in computerization. Within the first theme, the PMV-model (Predicted Mean Vote), created by Fanger in the late 1960s is discussed in the light of the emergence of models of adaptive thermal comfort. The adaptive models are based on adaptive opportunities of occupants and are related to options of personal control of the indoor climate and psychology and performance. Both models have been considered in the latest round of thermal comfort standard revisions. The second theme focuses on the ever increasing role played by computerization in thermal comfort research and practice, including sophisticated multi-segmental modeling and building performance simulation, transient thermal conditions and interactions, thermal manikins.
DOCUMENT
Door voortgaande stedelijke verdichting staat de groene ruimte in Nederlandse steden in toenemende mate onder druk. Veel parken, tuinen en plantsoenen staan volop in de belangstelling en worden opgewaardeerd. In de luwte daarvan zijn er vele, vaak wat verborgen, groengebieden die ook waardevol zijn maar slechts terloops aandacht krijgen. Steeds meer overhoeken en kleine en grotere groengebieden raken bebouwd of verwaarloosd, met afname, versnippering en verlies van ruimtelijke samenhang van de stedelijke groenstructuur als gevolg. Wie behartigt de belangen van deze, wat meer terzijde gelegen, groengebieden? Wie agendeert hun waarde? Wat is de potentie van deze groengebieden? Een recente studie van de Nederlandse Tuinenstichting, toont aan dat in een stad als Amsterdam nog diverse schijnbaar onsamenhangende groene gebieden aanwezig zijn, die bij nadere beschouwing een aaneengesloten stedelijke ruimtestructuur blijken te kunnen vormen. Naast elkaar gelegen groengebiedjes, privétuinen, verscholen binnentuinen, pleintjes en lijnvormige groen- en waterelementen (zoals grachten of bewaard gebleven poldersloten) blijken een onvermoede samenhang te hebben. Aanwezige fiets- en wandelpaden, trottoirs en wegen rijgen deze plekken aaneen tot waardevolle informele groen- en ruimtestructuren. Veel van deze plekken hebben een historische verankering met de aanwezige bebouwing en wegenpatronen, waardoor ze kunnen worden gezien als 'ensembles' en bepalend zijn voor de identiteit of 'genius loci' van delen van de stad. Ze vertegenwoordigen een hoge waarde voor mens en natuur en hebben vaak een tuinachtig karakter. Het onderzoek richt zich op het identificeren en analyseren van dergelijke stedelijke groenstructuren in een aantal Nederlandse steden en op het zoeken naar mogelijkheden om de ruimtelijke samenhang en betekenis van deze gebieden voor de stad te vergroten. Mogelijk kunnen de onderzochte gebieden bij stedelijke inbreidingsopgaven model staan voor de ontwikkeling van nieuwe, duurzame groene ruimtestructuren voor de stad.