Lopend onderzoek: Voorstelling van het onderzoek over de periode april 2007 – juni 2011.Koninklijke Visio, locatie De Brink is een expertisecentrum dat gespecialiseerd is in de zorg- en dienstverlening voor mensen met een (zeer) ernstige verstandelijke en visuele beperking. Voor mensen met beperkingen is bewegen minder vanzelfsprekend dan voor mensen zonder beperkingen. Dit geldt in nog sterkere mate voor de cliënten van Visio De Brink, die een meervoudige beperking hebben: de combinatie van beperkingen maakt dat compensaties wegvallen en beperkingen elkaar versterken. Door deze combinatie van beperkingen bleken voor deze doelgroep bestaande fittesten niet uitvoerbaar en betrouwbaar tijdens een pilot in 2006.‘Als fit zijn van groot belang is, hoe is het dan gesteld met de fitheid van cliënten van De Brink?’ En: ‘hoe kunnen we dat meten?’ Deze vragen vormden voor Visio De Brink in het jaar 2007 aanleiding om een toegepast onderzoeksproject op te zetten met als doel het verkrijgen van inzicht in de mate van fitheid van haar cliënten. In eerste instantie richtte dit project zich op het aanpassen van bestaande testprocedures en meetmethodes voor mensen met (zeer) ernstige verstandelijke en visuele beperkingen. In de tweede plaats richtte het project zich op de betrouwbaarheid van de testen en de metingen bij deze doelgroep.
DOCUMENT
Posterpresentatie over IAG4-project 'Functional Fitness Monitor', een methodiek voor het verbeteren van functionele fitheid van brandweermensen door een combinatie van meten, presenteren van feedback en coaching. Gepresenteerd op Symposium Healthy Work: Good for Business, gehouden op 29 april 2016 in de Health Hub Roden, op initiatief van Centrum Werk Gezondheid.
DOCUMENT
Een grote oncologische operatie is een ingrijpende gebeurtenis. Voor het lichaam is het een zware inspanning die wordt vergeleken met het lopen van een marathon waarbij dezelfde fysiologische reacties optreden. Met deze vergelijking voor ogen is het vreemd dat patiënten zich op een operatie anders voorbereiden dan sporters op een marathon.Uit de praktijk blijkt dat patiënten in de periode voor de operatie lichamelijk minder actief worden. Dit vanuit de verkeerde gedachte dat rust een goede voorbereiding is op wat hen te wachten staat. Familie en vrienden, maar ook zorgverleners, dragen vaak, vanuit een goed bedoelde bezorgdheid, volop bij aan deze gedachte. Patiënten en zorgverleners kunnen hierin leren van sporters. Patiënten die de operatie met een goede fysieke fitheid ingaan, herstellen daarna beter dan patiënten waarbij de fitheid te wensen overlaat. Niet-fitte patiënten hebben een hoger risico op het krijgen van complicaties en ervaren na de operatie veelal een langdurige of blijvende afname van de fysieke fitheid
DOCUMENT
In this thesis we analyzed clinimetric measurement properties of physical fitness tests in wheelchair-using youth with SB. Furthermore, the amount of physical behavior in wheelchair-using youth with SB was quantified and associations with age, gender, VO2peak and Hoffer classification were evaluated. Finally, we described the factors associated with physical behavior in youth with SB and youth with physical disabilities, after which the evidence of interventions to improve physical behavior in youth with physical disabilities was analyzed. This last chapter presents the theoretical and clinical implications. At the end, methodological considerations and directions for further research will be discussed after which the overall conclusion is presented.
DOCUMENT
Er lijkt een duidelijke mate van evidentie te bestaan betreffende de relatie fysieke activiteit, respectievelijk fitheid en gezondheid in de algemene populatie en bij bepaalde pathologieën. Er is evenwel nog behoefte aan verder wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke determinanten en onderliggende mechanismen, als ook naar evidentie bij bepaalde, specifieke aandoeningen. Tevens mag duidelijk zijn dat ondanks de bestaande evidentie fysieke activiteit/oefening te weinig toegepast wordt in de gezondheidszorg. Het onderzoek naar de effectiviteit van gezondheidskundige interventies is dan ook uitermate belangrijk. Dit lectoraat hoopt dan ook een bescheiden bijdrage hieraan te kunnen leveren. Hiervoor heeft zij reeds afspraken tot samenwerking met de academische en medische wereld (in Utrecht, Amsterdam, Maastricht en Leuven), met de gezondheidszorg (RIVM Bilthoven en GG&GD Utrecht) en met de beroepen- of bedrijfswereld (Politie regio Utrecht; Enraf Nonius, Delft). De beoogde doelstellingen zullen echter naar alle waarschijnlijkheid beduidend meer tijd in beslag nemen dan de periode van 4 jaar die de Stichting Kennis Ontwikkeling voorzien heeft met betrekking tot het oprichten en financieren van de lectoraten.
DOCUMENT
De balans tussen de belastbaarheid van sporters en de belasting moeten zo goed mogelijk afgestemd zijn om optimale trainingseffecten te realizeren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen externe en interne trainingsbelasting, wat duidt op de belasting die extern of intern door de sporter wordt ervaren. Het sturen en bewaken van de balans wordt bij professionele sporters doorgaans verzorgd door (para)medische professionals en/of sportwetenschappers. Doordat er tegenwoordig vele manieren van test- en meettechnologie zijn om o.a. interne en externe belasting te meten is er een grote hoeveelheid aan data beschikbaar in de praktijk, waarvan het verwerken en analyseren arbeidsintensief is. Daarom is er vanuit de praktijk de behoefte om deze data snel inzichtelijk te maken. Vanuit het project is daarom een belastingsmonitor ontwikkeld o.b.v. big data technologieën. Het doel van dit rapport is een praktijkvalidatie van de belastingmonitor. Hierbij wordt enerzijds gekeken naar de verzamelde data door de praktijkpartners en anderzijds wordt onderzocht of veranderingen in ratio's tussen interne:externe belasting een valide manier is om veranderingen in fysieke fitheid te meten?Data door de praktijkpartners zijn op diverse manieren en voor diverse variabelen verzameld. De variabelen zijn onder te delen in de kopjes: (I) individuele kenmerken, (II) externe belasting, (III) interne belasting, (IV) herstel en (V) psychosociale stress. Doordat de diverse sportclubs variabelen verzamelen die zij van belang achten is het niet mogelijk geweest om 1 database op te stellen welke alle variabelen bevat. Hierin zou immers duidelijk moeten zijn wat per variabelen de definitie is, welke per sportclub kan verschillen. Voor toekomstige projecten is het wenselijk om hier uniformiteit in aan te brengen voor aanvang van het project. Dit zal eenvoudiger zijn naarmate ruwe data beschikbaar is, omdat het onwaarschijnlijk is dat de sportclubs hun definities aanpassen. De gebruikte meetinstrumenten en -methodes zijn voor het overgrote deel overeenkomstig uit de wetenschappelijke literatuur en tevens overeenkomstig met de wetenschappelijke standaard. Kanttekening is dat er voor dit rapport geen zicht is op de daadwerkelijke uitvoering van de betreffende metingen.De vraag of de veranderingen in ratio's tussen interne:externe belasting een valide manier is om veranderingen in fysieke fitheid te meten is beantwoord door gebruik te maken van een dataset van 1 voetbalclub (van 3 teams) over 2 seizoenen. Er gekeken of veranderingen in ratio's opgesteld uit diverse maten voor interne belasting (ervaren mate van inspanning en load) en externe belasting (totaal gelopen afstand en totaal gelopen afstand op hoge snelheid) met diverse tijdsintervallen een relatie vertoonden met veranderingen in fysieke fitheid, gemeten met gestandaardiseerde submaximale inspanningstesten. Uit de resultaten bleek dat er geen relatie is gevonden tussen vooraf genoemde variabelen. Er blijken diverse obstakels te zijn waardoor de verandering in ratio’s mogelijk niet correleren met de verandering in interne belasting tijdens fysieke testen. De belastingsmonitor kan dus niet gebruikt worden om fysieke fitheid van sporters inzichtelijk te maken wanneer gekeken wordt naar de opgestelde ratio’s tussen interne en externe belasting. Fysieke testen blijven hiervoor nog steeds noodzakelijk, omdat deze het beste beeld geven van de huidige fysieke fitheid van de sporters. De belastingsmonitor is daarom, voor nu, alleen geschikt voor het afzonderlijk inzichtelijk maken van de diverse variabelen uit de dataset.
DOCUMENT
In 2008 heeft het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) de KNGF-beweegprogramma’s herzien; het warden de ‘Standaarden Beweeginterventies’, gericht op mensen met een chronische aandoening. Een dergelijke standaard stelt een voldoende competente fysiotherapeut in staat bij mensen met een chronische aandoening een actieve leefstijl te bevorderen en hun mate van fitheid te verhogen. Basis voor de herziening vormen de oorspronkelijk door TNO ontwikkelde beweegprogramma’s, van waaruit de tekst grondig is geactualiseerd. De gedetailleerde invulling van de programma’s in ‘kookboekstijl’ is niet opnieuw opgenomen. Gekozen is voor een actueel concept dat de fysiotherapeut de mogelijkheid biedt een ‘state-of-the-art’programma te ontwikkelen met respect voor de individuele patiënt en praktijkspecifieke randvoorwaarden
DOCUMENT
Het is in dit rapport duidelijk geworden dat het probleem van (ongezonde leefstijl zoals onder meer) bewegingsarmoede bij kinderen uit de lage ses groepen erg complex is. Er zijn vele determinanten van (on)gezond gedrag. Het probleem wordt in Nederland en in de gemeente Den Haag onderkend en er zijn veel initiatieven (op beleids- en uitvoerend niveau). Een simpele oplossing bestaat niet. In de afgelopen decennia is geleidelijk een situatie ontstaan waarin de kans op een ongezonde leefstijl (inclusief lichamelijke inactiviteit) is toegenomen. Dit heeft zich geuit in een sterke toename van het aantal kinderen met overgewicht, een achteruitgang van de fysieke fitheid en de motorische ontwikkeling. Het is verleidelijk om de 'schuld' en het zoeken van de oplossing volledig bij de ouders en kinderen te leggen, dat is niet terecht. Er zijn wetenschappelijk gezien belangrijke aanwijzingen dat een structurele oplossing alleen gerealiseerd kan worden indien gewerkt wordt aan een integrale aanpak (Epode, JOGG) en aan een gecoördineerde samenwerking waarin maatregelen op de volgende niveaus worden genomen: - landelijk - gemeentelijk - stadsdeel/wijk - school - gezin - individuele personen ( http://www.drjamessallis.sdsu.edu/). Het bereiken van het gewenste resultaat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Binnen een integrale, goed gecoördineerde aanpak, moeten gerichte keuzes worden gemaakt en de omgeving (fysiek en sociaal) moet 'beweegvriendelijk' zijn. Ook moet er gebruik worden gemaakt van interventies die bewezen effectief zijn. De oplossing schuilt niet in het aanbieden van meer interventies en maatregelen, maar in de inzet van gecoördineerde, effectieve en gerichte maatregelen. Het 'schot hagel' moet worden vervangen door het 'precisieschot. ' De focus moet liggen op het vergroten van de zelfredzaamheid en het zelfmanagement van kinderen en ouders en het creëren van de ideale voorwaarden en omstandigheden om dit te bereiken.
DOCUMENT
Het doel van deze studie was het bepalen van de veranderingen in hartslag tijdens submaximale inspanning als maat voor het cardiorespiratoire functioneren van ouderen die deelnemen aan het GALM sportprogramma. Gedurende 2 jaar volgden 151 deelnemers het GALM sportprogramma en werden de veranderingen in hartslag tijdens submaximale inspanning (wandelsnelheden), als maat voor het cardiorespiratoire functioneren, geanalyseerd. Van de baseline tot de laatste follow-up meting werden significante afnamen in gemiddelde hartslag gevonden van 5.5, 6.0, 10.0 en 9.0 slagen/minuut voor de wandelsnelheden van 4, 5, 6 en 7 km/uur wat overeenkomt met relatieve afnamen variërend van 5.1% tot 7.4%. Deze resultaten duiden op een potentiële verbetering van het cardiorespiratoire functioneren van ouderen na deelname aan het GALM sportprogramma.
DOCUMENT
Physical activity (PA) and physical fitness (PF) are inversely associated with the clustering of cardiovascular disease (CVD) risk factors (RF) associated with the metabolic syndrome (MS). However, the role of individual components of PA, that is, intensity, duration and volume, and the inter-relationship with PF in the prevention of the MS and its individual components remains elusive. The study was based on 1298 (874 male and 424 female) police employees (aged 18–62 years) who participated in the Utrecht Police Lifestyle Intervention Fitness and Training study. PA was assessed with an extensive questionnaire. Peak oxygen uptake and metabolic markers, including blood pressure, fasting glucose, triglycerides, high-density lipoprotein cholesterol and waist circumference, were determined.
LINK