The primary goal of front of pack (FOP) labelling is to help consumers make healthier choices through communication. A secondary goal is to encourage producers to improve the nutritional composition of their products. Evidence has shown that (FOP) labelling can help consumers to make healthier food choices and has been an incentive for producers to improve product composition. As FOP labelling is seen as an important tool to improve food environments for public health purposes, the WHO supports initiatives of governments to implement an FOP labelling system. Based on the experiences of a wide range of countries over many years, possible success factors for such an FOP system have been defined, six of which are discussed in the present paper and used to evaluate the Dutch Choices Programme that was started in 2006. In the course of time a large number of producers joined the programme and the logo was recognised by more than 90 % of the consumers, but by 2016 the Dutch consumer organisation argued on the basis of their own research that a quarter of the consumers did not understand the colour coding of the logo and as a result the Dutch government decided to no longer support this logo and to introduce a nutrition app. The challenge that remains is to find a system that consumers understand well and that still encourages manufacturers of food to improve product composition. New technology-based data collecting initiatives might provide the right tools to develop such a system.
LINK
In 2008, the Choices International Foundation developed its logo criteria, identifying best-in-class food products. More advanced, global and graded nutrient profiling systems (NPSs) are needed to substantiate different national nutrition policies. The objective of this work was to extend Choices NPS to identify five levels of the healthiness of food products, so that the Choices NPS can also be used to support other nutrition policies, next to front-of-pack labelling. Based on the same principles as the previous logo criteria, four sets of threshold criteria were determined using a combination of compliance levels, calculated from a large international food group-specific database, the Choices logo criteria, and WHO-NPSs developed to restrict marketing to children. Validation consisted of a comparison with indicator foods from food-based dietary guidelines from various countries. Some thresholds were adjusted after the validation, e.g., because intermediate thresholds were too lenient. This resulted in a new international NPS that can be applied to different contexts and to support a variety of health policies, to prevent both undernutrition and obesity. It can efficiently evaluate mixed food products and represents a flexible tool, applicable in various settings and populations.
LINK
'Corporate designmanagement' is een vlot geschreven en zeer overzichtelijk standaardwerk op het gebied van corporate designmanagement. Een sterke visuele identiteit is voor een organisatie een doeltreffend middel om zich te positioneren en te profileren. Voorwaarde is wel dat de visuele identiteit duidelijk wordt geregisseerd. Corporate designmanagement zorgt daarvoor. Dit boek daagt de lezer uit om een eigen visie op corporate design te ontwikkelen en om deze visie in de praktijk vorm te geven. Niet alleen krijgt de lezer een heldere uitleg van begrippen als identiteit, imago, huisstijl, brands, merkbouw en design audit. Ook wordt beschreven hoe deze begrippen succesvol kunnen worden toegepast. En hoe een huisstijl van een organisatie wordt ontwikkeld en gemanaged. In deze herziene druk is er meer aandacht voor het verschil tussen basiselementen zoals logo, kleur, typografie en beeld en toepassingsgebieden oftewel de dragers van de huisstijl. Denk hierbij aan brochures, websites en natuurlijk visitekaartjes. Ook zijn er meer cases en checklists toegevoegd. 'Corporate designmanagement' is niet alleen een zeer toegankelijk en compleet studieboek, maar bewijst ook in de praktijk goede diensten.
De burger speelt een cruciale rol in de urgente, ingrijpende cultuur- en gedragsomslag in gezondheid & zorg. Citizen Science - de actieve betrokkenheid van burgerwetenschappers in de kennisketen – is een onmisbare sleutelmethodologie en versneller in deze transitie. Samen met burgers en praktijkprofessionals hebben onderzoekers van Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool Utrecht en Hogeschool van Amsterdam Bridge2Health ontwikkeld om Citizen Science op de kaart te zetten. Voor een gezondere leefstijl en leefomgeving, en voor betere perspectieven op maatschappelijk participeren van mensen met complexe problematiek of ontwikkelingsachterstanden, zijn effectievere en beter geaccepteerde interventies nodig. De consortiumpartners van Bridge2Health zijn overtuigd dat burgerwetenschappers als gelijkwaardige burgerwetenschappers betrokken horen te zijn bij onderzoek en innovatie. Als een veranderingsgerichte- en ontwerpende aanpak is Citizen Science een sleutelmethodologie voor de transitie in gezondheid & zorg en draagt Bridge2Health bij aan de KIA Sleuteltechnologieën. Alhoewel de actieve betrokkenheid van burgers als mede-initiatiefnemer en -eigenaar van innovaties in gezondheid & zorg grotendeels onontgonnen terrein is, hebben de Bridge2Health-onderzoekers al pionierend de nodige expertise opgebouwd. In het Bridge2Health-programma beogen zij hun expertises te bundelen en de beoogde praktijkinnovaties van Citizen Science wetenschappelijk te onderbouwen en al doende verder uit te bouwen voor diverse doelgroepen en contexten. Bridge2Health wordt getrokken door acht lectoraten met deskundigheid op het gebied van hete betrekken van burgers bij sport en bewegen, gezondheid en leefomgeving, kansengelijkheid en maatschappelijke participatie, fysiotherapie en logopedie, en leefbaarheid op het platteland en in de stad. In een netwerk van Living Labs beoogt het Bridge2Health-consortium dat burgers intensief en duurzaam betrokken zijn bij het samen met professionals werken aan blijvende verbeteringen in hun gezondheid, omgeving en meedoen in de samenleving. De Bridge2Health-onderzoeksgroep heeft de ambitie uit te groeien tot een erkend expertisecentrum op het gebied van Citizen Science voor gezondheid & zorg, dat de kloof tussen burgers en professionals overbrugt.
MKB-fysiotherapeuten brengen tijdens het eerste consult de cliënt in kaart en bouwen een relatie op met de cliënt. Voor mensen met een chronische aandoening is deze cliënt-therapeut relatie belangrijk omdat deze voorspellend is voor therapietrouw, het effect van de behandeling en, op de langere duur, de gezondheid van de cliënt en therapeut. Cliënten met chronische klachten vinden het lastig de eigen gedachten over klachten over te brengen aan de therapeut. Als de cliënt daarnaast ook moeite heeft met het begrijpen van de vragen en informatie van de therapeut kan dat leiden tot het gevoel niet begrepen te worden. Als bovendien de therapeut deze beperkte gezondheidsvaardigheden niet herkent kan dit leiden tot een onvolledig biopsychosociaal beeld van de cliënt, onvrede over de communicatie en keuze van de behandeling. MKB-fysiotherapeuten geven aan beperkte gezondheidsvaardigheden tijdens de eerste ontmoeting niet te herkennen en missen communicatiestrategieën en middelen ter verbetering van de communicatie. Bekende communicatiestrategieën en middelen zijn vooral onderzocht in de medische setting en niet direct toepas-baar in de fysiotherapeutische context. MKB-fysiotherapeuten vragen dan ook hulp bij het ontwikkelen van nieuwe- en door ontwikkelen van bestaande communicatiestrategieën en middelen specifiek voor de fysiotherapeutische context ter ondersteuning van de communicatie bij cliënten met een chronische aandoening en beperkte gezondheidsvaardigheden. Dit onderzoek volgt de stappen van intervention mapping vanuit de unieke fysiotherapeutische situatie met een vaste kerngroep MKB-fysiotherapeuten, cliënten met een chronische aandoening en beperkte gezondheidsvaardigheden, docent-onderzoekers en designers. Er is behoefte aan patiëntgerichte com-municatiestrategieën en middelen met als doel deze te evalueren en te implementeren(stap 1-2), Tijdens de ontwerpfase zullen bestaande communicatiestrategieën en middelen worden aangepast voor de fysio-therapeutische context en eventueel nieuwe strategieën en middelen ontwikkeld worden in 3 design-cycli(stap 3-5). Implementatie vindt plaats binnen onderwijs en MKB-fysiotherapeuten waarbij de haalbaarheid wordt geëvalueerd middels een feasibility study(stap 6).
In Nederland wonen 80.000 mensen met dementie in zorginstellingen. Om goede zorg te kunnen verlenen is goede communicatie tussen de zorgverlener en de zorgontvanger noodzakelijk. Communicatie tussen een persoon met dementie en zorgprofessionals is lastig. Bij dementie zijn vaak zowel het spreken als begrijpen van taal beperkt (Ripich 1994) door problemen in het geheugen en woordvindingsproblemen. Het niet meer kunnen uiten van behoeftes en wensen via spreken, wordt door mensen met een dementie dikwijls (onbewust) gecompenseerd met non-verbale, gedragsmatige manieren van communiceren, bijvoorbeeld door zich terug te trekken, of juist opstandig te worden. Zorgprofessionals rapporteren dat zij moeite hebben om te achterhalen wat er precies in het hoofd omgaat wanneer mensen met dementie ‘onbegrepen gedrag’ vertonen en welke technieken zorgprofessionals kunnen inzetten om de communicatie open te houden (Groot 2019). In Nederland zijn verschillende interventies ontwikkeld om de communicatie tussen zorgprofessionals en mensen met dementie te verbeteren. Deze blijken de praktijk echter nauwelijks te bereiken, of de doorwerking te missen die nodig is. Opvallend is dat er nauwelijks interprofessionele samenwerking is tussen de logopedisten, experts op het gebied van taal(problemen) en communicatie, en verzorgenden of verpleegkundigen. Een combinatie van expertise op het gebied van dementie, neurologische taalstoornissen en implementatie van interventies is noodzakelijk om de communicatie en daarmee optimale, persoonsgerichte zorg voor mensen met dementie te verbeteren. Het consortium bundelt expertise op het gebied van dementie, neurologische taalproblemen en implementatie. Binnen een zorginstelling worden belemmerende en faciliterende factoren geïdentificeerd om optimale communicatie met mensen met dementie te bewerkstelligen op alle niveaus in de organisatie. Dit leidt enerzijds tot een concreet advies aan de betrokken instelling over het optimaliseren van de communicatie tussen zorgprofessionals en mensen met dementie in de veronderstelling dat onbegrepen gedrag zal verminderen. Anderzijds geeft deze analyse input voor een gezamenlijk te formuleren RAAK-Publiek project.