Praktische aanbevelingen op basis van bevindingen uit systematisch literatuuronderzoek bij de Covid-19 en vergelijkbare virusuitbraken en interviews met experts en ervaringsdeskundigen.
DOCUMENT
Cliënten, hun naasten en voedingsprofessionals (diëtisten en voedingskundigen) worden geconfronteerd met technologieën gericht op het verbeteren of behouden van gezondheid en/of kwaliteit van leven. Technologieën worden tevens ingezet om de efficiëntie en/of kosteneffectiviteit van zorg te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn beeldschermzorg en ziekte specifieke apps voor de smartphone. De perspectieven van alle betrokkenen in een praktijksituatie in de gezondheidszorg bepalen hoe technologieën gebruikt worden. In dit hoofdstuk worden verschillende perspectieven op technologie, gezondheid en zorg bediscussieerd en worden dilemma’s beschreven die hieruit kunnen ontstaan. Theorie en praktijk tonen het belang van bewust nadenken over de eigen, persoonlijke perspectieven op technologie, gezondheid, voeding en zorg en over perspectieven van anderen. Conclusie: diëtisten en voedingskundigen hebben de verantwoordelijkheid om sensitiviteit te ontwikkelen voor potentiële dilemma’s bij het gebruik van technologieën om daar in de praktijk zorgvuldig mee om te gaan.
DOCUMENT
This study examined patient and appointment factors as predictors of nonattendance in addiction mental health services. Data were collected from the electronic files of 7,641 patients treated for a substance use disorder in outpatient clinics of an addiction mental health organization in the Netherlands. Negative binomial regression analyses revealed that cocaine use, poly substance use, limitations in interpersonal functioning, presence of anxiety disorder and cluster C personality disorder, age, level of education, source of income, and planning consistency were associated with nonattendance.
DOCUMENT
Beeldbellen wordt in de zorg met gemengde gevoelens gebruikt in de mentale gezondheidszorg. Het biedt kansen om de zorg efficiënter in te richten, maar zorgprofessionals zitten niet om de technologie te springen. Non-verbale communicatie is bijvoorbeeld sterk beperkt. Emotie-detectie kan hierin een compenserende rol spelen. Literatuur onderzoek en zorgprofessionals geven aan dat (1) adequate inschatting van emoties helpen in het opbouwen van een emotionele verbinding met de gesprekspartner, (2) stress-detectie helpt om effectiever te kunnen behandelen en (3) specifieke expressie indicatoren (een frons, gespannen lippen) kunnen helpen om een tijdelijke slechte verbinding geïnformeerd te overbruggen. De meest gebruikte sensor voor betrouwbare stress-herkenning is huidgeleiding. In de context van beeldbellen kan het dragen van sensoren aan het lichaam drempelverhogend werken. Voor een behandeling zijn technische storingen afleidend en vaak lastig te verhelpen op afstand. Hier ligt een kans voor emotie-detectie uit gelaats- en stem analyse. Beide technologieën apart lijken onvoldoende informatief. In dit onderzoek willen we onderzoeken of een integrale analyse met beide technologieën meer betrouwbaarheid en aanvullende, bruikbare informatie oplevert voor een online behandelsessie. De informatie uit een emotie-analyse zal ook de behandelpraktijk beïnvloeden. Er zal een programma voor de implementatie van emotieherkenning in de behandelpraktijk moeten worden ontwikkeld. Het programma gaat in op aspecten als de gewenste functionaliteit, de geschikte behandelcontexten en problematieken, benodigde aanpassing van behandelprotocollen en randvoorwaarden voor gebruik. In dit onderzoek willen we een prototype bouwen voor een beeldbel applicatie die gebruik maakt van de gelaats-analyse van Noldus BV, inclusief hartslag, en de stem-analyse van Vokaturi BV. Het prototype dient om een technische verkenning te doen naar de mogelijkheden, beperkingen en eisen aan een integrale analyse van beide technologieën. Met het prototype kan ook een programma voor implementatie worden ontwikkeld, behandelaren kunnen ermee ervaren hoe en reflecteren op een toekomstige online behandelpraktijk.
Ballet en moderne dans zijn een vorm van topsport. De druk op dansers is enorm. Lange en intensieve werkdagen, veel reizen en verschillende werkplekken maken het lastig om lichaam en geest goed te verzorgen. Hierdoor liggen blessures en mentale klachten op de loer. Nederlandse dansgezelschappen willen meer aandacht gaan besteden aan preventieve maatregelen om fysieke en mentale problemen bij hun dansers te voorkomen. Het ontbreekt hen echter aan kennis en kunde om dit innovatieve vraagstuk op te kunnen pakken. Het Nationale Ballet en het Scapino Ballet hebben het lectoraat Performing Arts Medicine van Codarts (Hogeschool voor de Kunsten Rotterdam) benaderd om antwoord te krijgen op de vraag hoe dansers op de hoogste podia, op gezonde wijze, hun beste performance kunnen laten zien. Gezamenlijk is deze praktijkvraag omgevormd naar drie onderzoeksdoelstellingen: 1. Opstellen van meetinstrumenten om de fysieke en mentale gezondheid van dansers te screenen en te monitoren; 2. Ontwerpen van een web-based systeem dat automatisch en real-time informatie uit de ontwikkelde meetinstrumenten kan inlezen, analyseren en interpreteren; 3. Ontwikkelen van een Fit to Perform protocol dat aanbevelingen geeft ten aanzien van het verbeteren van de fysieke en mentale gesteldheid van de danser. Het consortium bestaat uit de volgende organisaties: - Praktijkgerichte onderzoeksinstellingen: Codarts Rotterdam en Hogeschool van Amsterdam; - Universiteiten: ErasmusMC, Technische Universiteit Eindhoven en Vrije Universiteit Amsterdam; - Praktijkinstellingen: Het Nationale Ballet en het Scapino Ballet; - Overige instellingen: het Nederlands Paramedisch Instituut (NPi) en het Nationale Centrum Performing Arts (NCPA). Bij de samenstelling van het consortium is gekozen voor een goede mix tussen praktijkorganisaties, onderzoeksinstituten en onderwijsinstellingen. Daarnaast is er sprake van cross-sectorale samenwerking doordat kennis vanuit de podiumkunsten, sport, gezondheidszorg, onderwijs en technologie met elkaar verbonden wordt.
In de maatschappij is steeds meer aandacht voor een gezonde leefstijl. Fysiotherapeuten kunnen een belangrijke rol spelen bij het stimuleren van duurzaam gezond beweeggedrag. Een persoonsgerichte aanpak waarbij de context van cliënten centraal staat is bij het stimuleren van gezond beweeggedrag essentieel. Om fysiotherapeuten te ondersteunen deze persoonsgerichte aanpak tijdens de behandeling toe te passen hebben drie hogescholen met behulp van een RAAK-Publiek subsidie de BiBoZ-methode (Blijf in Beweging ondersteuning Zorgprofessionals) ontwikkeld. De opbrengst van dit project bestaat uit zes beweegprofielen en een beslistool, die beiden vanuit cliëntperspectief en in co-creatie met cliënten en zorgprofessionals zijn ontwikkeld en geëvalueerd. Uit de haalbaarheidsstudie en gesprekken in het werkveld blijkt dat de BiBoZ-methode door fysiotherapeuten en cliënten positief wordt gewaardeerd. Bij de ontwikkeling van de methode lag de nadruk op het niveau van de individuele zorgprofessional en cliënt en nog niet op het organisatieniveau en het gezondheidszorgsysteem waarbinnen de methode geïmplementeerd moet worden. Voor een bredere inzetbaarheid van de methode in de dagelijkse fysiotherapiepraktijk is het nodig om op een systematische manier een generieke implementatiestrategie te ontwikkelen. Daarbij moet rekening worden gehouden met factoren op individueel, organisatie als maatschappelijk niveau zoals de koppeling met een (digitaal) zorgsysteem van de fysiotherapiepraktijk, de grote diversiteit aan praktijkvoeringen en de bekostigingsstructuur. Binnen deze RAAK-mkb aanvraag ‘BiBoZ-in de Dagelijkse FysiotherapiePraktijk’ (BiBoZ-DFP) wordt, in co-creatie met zes fysiotherapiepraktijken, een zorginnovatiebedrijf, cliënten, docentonderzoekers en studenten een implementatiestrategie ontwikkeld en geïmplementeerd. Vervolgens wordt een hybride implementatie-effectonderzoek uitgevoerd om de implementatiestrategie, de implementatie zelf en de effecten van de BiBoZ-methode te evalueren. In het consortium zitten hogescholen, fysiotherapiepraktijken, een zorginnovatiebedrijf (Zorg1), een cliëntenorganisatie (DVN) en een beroepsvereniging (KNGF). Zij worden geadviseerd door een breed samengestelde klankbordgroep. Het uiteindelijke doel is landelijke opschaling van de BiBoZ-methode naar de dagelijkse fysiotherapiepraktijk via het Innovatieplatform Fysiotherapie en het KNGF.