Publinova logo

Zoekresultaten

Producten 1.711

product

Vitaliteit sportverenigingen in Noord-Nederland

Bestuurders van sportverenigingen worden in toenemende mate geconfronteerd met complexe uitdagingen om het voortbestaan van de vereniging te garanderen. De economische recessie zet de sponsorinkomsten onder druk, de leden worden steeds kritischer en de overheid verwacht meer dan alleen het aanbieden van sportactiviteiten. Onderzoek naar deze ontwikkelingen richt zich vaak op óf het bestuur (o.a. sportaanbiedersmonitor) óf de leden (o.a. sportersmonitor). Maar welke weerslag heeft het beleid van het bestuur op de tevredenheid van de leden? Zitten het bestuur en de leden op één lijn? Doel van dit onderzoek is de vitaliteit van de sportverenigingen in Noord-Nederland in kaart brengen door de ogen van zowel de leden als de bestuurders.

PDF

Vitaliteit sportverenigingen in Noord-Nederland
product

Noord Nederlandse ondernemers gaan voor duurzame ketens

Bedrijfsleven • 3.000 mkb’ers in NoordNederland verenigd in meer dan 20 ondernemersverenigingen • de Gebiedscoöperaties Westerkwartier, Zuidwest-Drenthe, OostGroningen i.o. • de Stadgroninger Wijkcoöperatie Helpman/De Wijert Kennisinstellingen • Hanzehogeschool Groningen als vertegenwoordiger van hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs in Noord-Nederland (Stenden, VHL, University of Groningen Centre of Entrepreneurship UGCE) • Innovatiewerkplaatsen / ReCoMa Lab • Entrance , Health Hub Roden, Cube 050 • Venture Lab North Overheden en maatsch. organisaties • Zorg-Innovatie-Forum ZIF • MKB-Noord, Staatsbosbeheer, LTO, VNO/NCW • Regio Groningen – Assen • Kans voor de Veenkoloniën • Healthy Ageing Netwerk Noord-Nederland • Gemeenten Groningen, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerwolde, Marum, Leek, Grootegast, Zuidhorn, De Wolden, Meppel, Hoogeveen, Midden-Drenthe • Provincies Groningen, Drenthe en Fryslân. Nextworx is een programma van 10 miljoen euro

PDF

Noord Nederlandse ondernemers gaan voor duurzame ketens
product

De levensloopaanpak in Noord Nederland

In dit onderzoek wordt de implementatie van de levensloopaanpak in Noord Nederland beschreven, en wordt ingegaan op de eerste ervaringen met de aanpak. In de levensloopaanpak werken organisaties in het veiligheidsdomein, het zorgdomein en het sociaal domein in een netwerk met elkaar samen om langdurig passende zorg en ondersteuning te leveren aan personen met een hoog veiligheidsrisico die verward gedrag vertonen als gevolg van een psychische beperking, een verslaving en/of een niet-aangeboren hersenaandoening. De doelstellingen van de levensloopaanpak zijn om 1) geïncludeerde personen te voorzien van langdurige zorg en ondersteuning, 2) flexibele toegang te organiseren tot beveiligde intensieve zorg en 3) langdurige oplossingen voor een stabiele leefsituatie te organiseren. De doelgroep van de aanpak in Noord Nederland bestaat naar schatting uit ongeveer 150 personen. Het vertrekpunt van het onderzoek was de vraag: Wie doet wat bij wie met welk resultaat? Daarbij ging het onderzoek in op de rollen en taken van verschillende professionals en organisaties, het inclusieproces, de kenmerken van de doelgroep, de vormen van zorg en ondersteuning die in de praktijk worden aangeboden, de rol van naasten, de rol van ervaringsdeskundigen, de eerste resultaten van de aanpak, de randvoorwaarden, en de overeenkomsten en verschillen tussen de drie provincies in Noord Nederland. De onderzoeksvraag is onderzocht door middel van 53 semigestructureerde interviews (50 interviews met professionals, twee interviews met ervaringsdeskundige naasten, één interview met een naaste van een geïncludeerde persoon), twee focusgroepbijeenkomsten (waarvan één met professionals en één met ervaringsdeskundige naasten), 32 observaties van levensloopbijeenkomsten en bestudering van vier cliëntdossiers. Verder zijn gegevens opgevraagd van in totaal 20 geïncludeerde personen uit Noord Nederland om de kenmerken van de doelgroep inzichtelijk te maken. Naast een beschrijvende doelstelling had het onderzoek ook een actiegerichte doelstelling. In dit kader zijn verscheidene praktijkproducten ontwikkeld. Deze zijn te vinden op www.onderzoeklevensloopaanpak.nl. In de praktijk werd de levensloopaanpak in iedere provincie op een andere manier georganiseerd. In de samenstelling van welke partners betrokken waren accentverschillen te zien tussen de drie provincies. Overeenkomend was echter dat het Zorg- en Veiligheidshuis in alle provincies de procesregie voerde en dat de casusregie was belegd bij de GGZ (Forensisch ACT, ForFact, OGGZ, verslavingszorg). De levensloopaanpak verschilde op twee belangrijke manieren van de reguliere zorg en ondersteuning voor de doelgroep: binnen de levensloopaanpak 1) werd de intentie uitgesproken om langdurig bij een geïncludeerde persoon betrokken te blijven—ook als de persoon hierop ‘formeel’ geen recht had en 2) werd op structurele wijze samengewerkt tussen organisaties uit verschillende disciplines. Het onderzoek wees uit dat de acties van levensloopprofessionals onder te brengen waren in vijf hoofdcategorieën: 1) contact maken en onderhouden met de geïncludeerde persoon, 2) organiseren van basisvoorwaarden voor zorg- en hulpverlening, 3) organiseren van een woonplek, 4) organiseren van beveiligde klinische opname en5) inzetten van een justitiële interventie. Verder omvatte het takenpakket van de levensloopprofessionals: 6) het langdurig betrokken zijn bij de geïncludeerde persoon om een één-opéén vertrouwensband op te bouwen, 7) het proactief organiseren van de meest passende zorg en ondersteuning voor de geïncludeerde persoon, en 8) het doorbreken van structurele barrières die de realisatie van zorg en ondersteuning voor geïncludeerde personen bemoeilijken. Het inclusieproces werd na een periode van oriëntatie en experimenteren in alle drie provincies vormgegeven door middel van een relatief kleinschalig en efficiënt georganiseerd proces, De levensloopaanpak in Noord Nederland 5 waarbij een beperkt aantal partijen was betrokken. Het aanmeld- en inclusieproces werd grotendeels belegd bij de levensloopprofessionals zelf en niet bij een afzonderlijk inclusieoverleg, zoals in andere regio’s het geval was. In de praktijk werden de geïncludeerde personen vooral aangemeld vanuit de organisaties die betrokken waren bij de levensloopaanpak. In de praktijk werden de geïncludeerde personen gekenmerkt door een hoog veiligheidsrisico en langdurige, hardnekkige problematiek op meerdere leefgebieden. Het ging hierbij om mensen die overlastgevend, ontwrichtend en gevaarlijk gedrag vertoonden of hierop een hoog risico hadden. Er was veelal sprake van een (vermoeden van) een licht verstandelijke beperking in combinatie met psychische problemen en vaak verslavingsproblematiek. Verder ging het veelal om mensen die zorgmijdend waren. De helft van de geïncludeerde personen was dakloos. De problematiek van geïncludeerde personen was complex en wederzijds versterkend; problemen op het ene leefgebied versterkten problemen op andere leefgebieden. Vanuit het onderzoek was het niet mogelijk om uitspraken te doen over de effecten van de levensloopaanpak, omdat de beoogde resultaten (onder meer afgenomen overlast, verminderd delictgedrag en toegenomen gevoelens van veiligheid) pas op langere termijn te meten zijn en buiten de periode van het onderzoek vielen. Wel werden eerste succesfactoren geïdentificeerd. Zo kon de langdurige betrokkenheid van levensloopprofessionals bij de geïncludeerde persoon en de verbeterde multidisciplinaire samenwerking tussen professionals uit verschillende organisaties leiden tot verbeteringen op casusniveau. De successen en verbeteringen op casusniveau waren onder meer: het succesvol organiseren van een woonplek voor geïncludeerde personen, toegenomen vertrouwen in hulpverlening, een welwillendere opstelling om geholpen te worden en een afname van overlastgevend gedrag. Daarnaast werden in het onderzoek meerdere barrières geïdentificeerd die de optimale uitvoering van de aanpak compliceerden, waaronder problemen met de structurele financiering voor de aanpak, borging van de aanpak, beperkte bekendheid van de aanpak bij ketenpartners, het vinden van geschikte woon- en verblijfplekken voor geïncludeerde personen, complicaties rondom het delen van gegevens tussen organisaties en ingewikkeldheden om zonder rechterlijke uitspraak te kunnen opschalen naar beveiligde intensieve zorg. Vanuit deze barrières zijn aanbevelingen geformuleerd. Samenvattend waren de eerste ervaringen met de levensloopaanpak in Noord Nederland overwegend positief. In de praktijk lukte het om geïncludeerde personen te voorzien van langdurige zorg en ondersteuning, ook als hiervoor geen zorgtitel was. Tegelijkertijd werden verschillende barrières geïdentificeerd die succesvolle implementatie en uitvoering van de aanpak bemoeilijken. Met name de financiering van de levensloopaanpak en de flexibele toegang tot beveiligde intensieve zorg zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. Positief is dat belangrijke stappen werden gezet in het vinden van langdurige oplossingen om stabiele leefsituaties van geïncludeerde personen te organiseren. Hierbij vormt het woonvraagstuk een belangrijk aandachtspunt. De organisatie van de levensloopaanpak vereist een lange adem. Dit geldt ook voor onderzoek naar de aanpak; de verwachte resultaten van de aanpak zijn pas op langere termijn zichtbaar en meetbaar. Het onderzoek wijst echter uit dat met de levensloopaanpak in Noord Nederland belangrijke stappen zijn gezet om passende en domeinoverstijgende zorg en ondersteuning te organiseren voor personen met onbegrepen gedrag en een hoog veiligheidsriscio. Om de aanpak verder door te ontwikkelen en te evalueren is een langetermijnperspectief noodzakelijk.

PDF

De levensloopaanpak in Noord Nederland

Personen 5

persoon

Eric Blaauw

Professor

persoon

Kim van Dam

Kim  van Dam
persoon

Madelon van Oostrom

Madelon van Oostrom
persoon

Moniek Zuurbier

Onderzoeker

Projecten 157

project

“De zachte kant van opvolging’’ De familiedimensie in de advies- en kennisinfrastructuur voor agrarische bedrijfsopvolging

Bedrijfsovername is een grote uitdaging voor agrarische familiebedrijven, waarbij het sociaal-emotioneel welzijn van de familie is geïdentificeerd als een belangrijk knelpunt. Vanuit het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in 2019 het beleidsprogramma Duurzame Bedrijfsopvolging gestart om het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten te verhogen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een op te richten Kenniscentrum. Dit project wil het Kenniscentrum voeden met onderzoek naar de familiale dimensie van bedrijfsopvolging. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit het Lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim, Aeres Hogeschool Dronten, Van Hall Larenstein Leeuwarden, het Fries Sociaal Planbureau, het NAJK en LTO Noord. Doel van dit project is het inventariseren en evalueren van de ondersteunende advies- en kennisinfrastructuur op de familiale dimensie bij het opvolgingstraject van agrarische familiebedrijven. Dit doen we door inzichten op te halen bij zestien agrarische bedrijfsfamilies, in verschillende stadia van het opvolgingsproces. In het project vergelijken we hoe de families en de ondersteunende advies- en kennispartijen omgaan met de belangen en behoeften van verschillende familieleden (opvolgers, overdragers, partners en niet-opvolgers) tijdens het opvolgingsproces. Daarnaast wordt kwantitatief onderzoek gedaan onder studenten op de twee deelnemende agrarische hogescholen, om de behoeften en verwachtingen van potentiële opvolgers en niet-opvolgers ten aanzien van bedrijfsoverdracht in kaart te brengen. Het project moet resulteren in gevalideerde verbetervoorstellen (stappenplannen) voor zowel agrarische bedrijfsfamilies als adviseurs gericht op de verschillende stadia van bedrijfsopvolging. Ook worden spelvormen ontwikkeld om moeilijke en relationeel ingewikkelde onderwerpen beter bespreekbaar te maken in het agrarisch onderwijs. Tot slot worden de resultaten van het onderzoek geschikt gemaakt voor gebruik binnen agrarische scholen om het curriculum over de zachte kant van bedrijfsopvolging te versterken.

Afgerond
project

Agrarische bedrijfsopvolging: van keukentafel tot familiestatuut

In dit project verricht het lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim samen met CAH Vilentum in Dronten, LTO Noord, NAJK en agrarische MKB familiebedrijven praktijkgericht onderzoek naar de familiale en bedrijfsmatige aspecten rond opvolging bij agrarische MKB familiebedrijven. Met dit project wordt nieuwe kennis ontwikkeld, die aansluit bij kennis over opvolging in familiebedrijven en die specifiek wordt toegepast binnen de agrarische sector. Bijna de helft van alle agrarische bedrijven in Nederland heeft een bedrijfshoofd van 55 jaar of ouder. Het merendeel van deze bedrijven is een familiebedrijf en heeft te maken met het onderwerp bedrijfsopvolging. Voor een geslaagd opvolgingsproces is het belangrijk dat familiebelangen en bedrijfsbelangen adequaat worden gebalanceerd. In de praktijk blijkt het lastig deze belangen rond overdracht van leiding en eigendom bespreekbaar te maken en goed af te wegen. Vanuit agrarische families is daarom de vraag hoe het opvolgingsproces het beste kan worden vormgegeven en welke instrumenten daarbij kunnen worden ingezet. De belangrijkste doelstelling van dit project is om nieuwe kennis op te doen over het opvolgingsproces bij agrarische familiebedrijven en het opvolgingsproces met instrumenten in positieve zin te veranderen. Door kwalitatief onderzoek worden belemmerende factoren rond opvolging in de agrarische context onderzocht. Op basis van deze nieuwe inzichten worden instrumenten ontwikkeld die het opvolgingsproces faciliteren. Door interventies zal worden vastgesteld of de instrumenten in de praktijk werken. De kennis die uit dit project voortkomt, beoogt daarmee het handelingsvermogen van agrarische families rond bedrijfsopvolging te ondersteunen. Het project levert een bijdrage aan bestaande kennis door gebruik te maken van multi-level onderzoek (perspectief van de opvolger, overdrager, familieleden, familie en bedrijf) en het observeren van gesprekken over het opvolgingsproces, de familie en het bedrijf. Het meest concrete resultaat is een beschrijving van een model opvolgingsproces met bijbehorende instrumenten om belangrijke onderwerpen rond opvolging bespreekbaar te maken, zoals een zelfanalyse instrument, een stappenplan, hulpmiddelen om gesprekken te faciliteren en een model familiestatuut afgestemd op agrarische familiebedrijven.

Afgerond
project

Anaerobe Fermentatie (voor kosteneffectieve productie van biopolymeren in Noord-Nederland)

Het doel van dit kennisontwikkelingsproject is het ontwikkelen en uitwisselen van nieuwe kennis omtrent anaerobe fermentatie als kosteneffectieve methode voor het verkrijgen van nieuwe groene bouwstenen voor gefunctionaliseerde polymeren op basis van suikers uit biomassastromen. De kennisontwikkeling en kennisuitwisseling binnen dit EFRO 2019 kennisontwikkelingsproject is ingestoken vanuit een unieke samenwerking tussen experts in de groene chemie van de meest gerenommeerde kennisinstellingen op dit gebied, waardoor het mogelijk wordt om technologie voor anaerobe fermentatie en chemische synthese van groene bouwstenen naar een hoger niveau te brengen. Door het gezamenlijk ontwikkelen en uitwisselen van nieuwe industrieel toepasbare kennis (TRL 3-4) worden mogelijkheden onderzocht voor het ontsluiten en ontwikkelen van innovatieve syntheseroutes naar nieuwe gefunctionaliseerde chemicaliën en polymeren die kunnen concurreren met fossiele polymeren in bestaande toepassingen wat betreft eigenschappen en kostprijs of over nieuwe eigenschappen beschikken die interessant zijn voor toepassing in hoogwaardige marktsegmenten.

Afgerond

Partijen 9

partij

Fontys

Hogeschool

Fontys
partij

HTSM

Centre of Expertise

HTSM
partij

Lectoraat Circular Plastics

Lectoraat

partij

Lectoraat Meertaligheid en geletterdheid

Lectoraat

Redactie-artikelen 3

redactie

Innovatiewerkplaats Healthy Workplace bouwt aan gezonde werkomgevingen

redactie

Innovatiewerkplaats Campus Design werkt aan Sustainable Development Goals (SDG’s) in het onderwijs

redactie

Van plantenwortel naar biobased verpakkingskleurstof