Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
De markt voor Business Process Management (BPM) software groeit razend snel. Voor 2010 wordt er een marktomvang voorspeld van tussen de 1 tot 6 miljard dollar, dit betekend dat deze markt sinds 2005 meer dan verdubbeld is. BPM krijgt ook in toenemende mate publiciteit in de markt echter dan gaat het veelal om wat BPM nu precies wel en niet is en niet over hoe het toegepast kan worden. Hetzelfde geldt voor BPM software, beter bekend als Business Process Management Systemen (BPMS). Het onderzoek beschreven in dit proefschrift focust op BPMS, het ontstaan, waar het naartoe gaat en wat er allemaal komt kijken bij de invoering en het gebruik ervan. De hoofdonderzoeksvraag in dit proefschrift is: Welke factoren en competenties bepalen het succes van de implementatie van Business Process Management Systemen in een specifieke situatie? Centraal in dit proefschrift staan de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat zijn de succes factoren bij de implementatie van Business Process Management Systemen? 2. Welke competenties hebben stakeholders in een Business Process Management Systeem implementatie project nodig? 3. Hoe ziet een Business Process Management Systeem implementatie methodiek eruit welke rekening houdt met de omgevingsfactoren van een organisatie?
MULTIFILE
This thesis provides an examination of judgement autonomy of Dutch commercial real estate valuers in relation to client orientation. The valuation of commercial real estate such as offices or retail properties requires in-depth analysis due to its uniqueness by location, building type and usage details. Essentially, a register-valuer is qualified and instructed to assess a property value to one’s best cognitive effort and inform others of this outcome by means of a valuation report. In the Netherlands, concerns over independence risks and client-related judgement risks of valuers have been raised by regulative authorities as the Dutch Central Bank (DNB) and the Dutch Authority for the Financial Markets (AFM). A significant part of these concerns followed the 2008 financial crisis, which appeared to be at least partially driven by unreliable and incomparable valuations of Dutch commercial real estate (AFM, 2014; DNB, 2012; 2015). Among other things, these concerns led to the instigation of the Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) in 2015. NRVT is a new Dutch central register of valuation practitioners set up in order to improve self-regulation, quality control and compliance of valuation practitioners. Currently, the chamber for commercial real estate valuation holds about 2,000 commercial valuation registrations (NRVT, 2020). The introduction of NRVT, and other measures taken, reflect an instrumental view towards enhancing professionalism of Dutch valuers. This view is based on a systematic orientation to professional conduct in which good practice is primarily objectively determined (Van Ewijk, 2019). However, Wassink and Bakker (2016) point out that individuals make personal choices in order to deal with work complexity. Insight into and reflection on individual choices is part of what is referred to as normative aspects of professionalisation: what norms prevail in individual judgement and decision-making and why (Van Ewijk, 2019). In this regard, insight into judgement reasoning of valuation practitioners may contribute to normative levels of professional development of valuers. The need for such is expressed through community concerns over how individual judgement autonomy may become subdued due to instrumental-driven developments taking place in the sector. The combination of authoritative concerns over professional quality in the Netherlands and lack of (scientific) insight on how client influence affects judgement in valuation practice poses a problem: How may practitioners address client-related judgement bias risks and improve valuation accuracy from this viewpoint, if little is known on how such risks may occur in daily practice? The seemingly scarce scientific insights available in this regard in the Netherlands may also prevent educational programs to adequately address valuer independence and objectivity risks in relevant training programs. In order to address this knowledge gap, the present PhD research examines the following research problem: 169 Summary “How does client orientation affect professional judgement autonomy of commercial real estate valuers in the Netherlands?” The term ‘client orientation’ should be broadly interpreted and may refer to valuers’ perception, understanding and meaning given to alleged, actual or anticipated client-related aspects. Information on such client aspects is not required for the performance of valuation instructions. It should also be noted that this research examines the context of how client orientation may affect valuer judgement reasoning patterns during work practice, yet not its effect in terms of decision on final value opinion.
MULTIFILE
Civic crowdfunding is een nieuw en snel groeiend instrument om buurtinitiatieven te financieren. Er bestaan echter nog veel vragen bij gebiedsprofessionals op het gebied van civic crowdfunding. Om maatschappelijke projecten te laten bloeien, moeten ze snel kunnen beoordelen of een project suc-cesvol kan worden en of de gemeente een rol kan nemen. Deze kennis ontbreekt nu. Er is te weinig bekend over welke crowdfunding initiatieven succesvol zijn en hoe gebiedsprofessionals een ge-meentelijke organisatie zo benaderen, dat ze snel en effectief voor bewoners kunnen optreden. Het onderzoek richt zich op nieuwe functies voor professionals binnen gemeenten, zoals gebieds-managers, gebiedsmakelaars en participatiemedewerkers. Zij zoeken in samenwerking met bewo-ners, (sociaal) ondernemers en maatschappelijke organisaties naar mogelijkheden om bewonersini-tiatieven te laten bloeien. Het onderzoek richt zich specifiek op de vraag hoe gebiedsprofessionals hun gemeentelijke organi-satie kunnen inrichten op deze vorm van burgerparticipatie en hoe zij kennis en menskracht kunnen mobiliseren in gebieden (civic crowdsourcing). Door het programma ontstaat een kennisnetwerk tussen Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Rotterdam, de VNG Academie, professionals bij ruim 14 gemeenten en de twee belangrijkste civic crowdfunding platforms in Nederland
De bereikbaarheid en beschikbaarheid van de ambulancezorg staat onder druk. Een belangrijke ingangsklacht van de mensen die 112 bellen is een kortdurende bewusteloosheid. Als deze bewusteloosheid het gevolg is van een verminderde bloedtoevoer in de hersenen noemen we het syncope. Syncope kan onschuldig of ernstig van aard zijn. De risico-inschatting en besluitvorming bij patiënten met syncope in de ambulancezorg is complex. Ambulanceprofessionals moeten in een kort tijdsbestek en onder hoge druk, met veel onderliggende informatie en onzekerheden risico’s inschatten en besluiten of een patiënt ingestuurd moet worden naar de spoedeisende hulp. Bij twee-derde van de ingestuurde syncope patiënten blijkt het niet ernstig te zijn. Twee HAN lectoraten ontwikkelden praktische en onderbouwde handvatten voor de praktijk (RAAK.PUB05.017 en RAAK.IMP.01.036). Deze zijn sinds juli 2022 onderdeel van de landelijke werkwijze. In vervolg hierop heeft de praktijk de lectoraten gevraagd om te kijken of de inzet van digitale- en informatietechnologie, specifiek generatieve kunstmatige intelligentie (AI) op basis van Large Language Models (LLM), hen nog verder kan ondersteunen bij het inschatten van risico’s en besluiten maken bij patiënten met syncope in de ambulancezorg. Deze KIEM-aanvraag is een proof of concept studie. We onderzoeken in hoeverre generatieve AI op basis van LMM technisch goed tekstbestanden kan analyseren op belangrijke medische- en omgevingsfactoren bij patiënten met een syncope. We kiezen voor een pilot concurrente validatiestudie door kwalitatieve tekstanalyse, in combinatie met aanvullende focusgroepinterviews voor de interpretatie van de uitkomsten. Voor de pilot concurrente validatiestudie gebruiken we tekstbestanden uit de Safe End studie. De eerdere analyse van deze tekstbestanden uit de Safe End studie fungeert als de gouden standaard. Zo wordt de validiteit van de generatieve AI-analyse op basis van LMM vastgesteld. In focusgroepinterviews bespreken we de impact en ethische aspecten van de bevindingen voor de praktijk, wetenschap, onderwijs en de (door)ontwikkeling van beslissingsondersteuningsinstrumenten voor de toekomst.
Hoe verschillen baby’s van elkaar in hun grof motorische ontwikkeling? En welke omgevingsfactoren, zoals opleidingsniveau van de moeder, kunnen deze variatie verklaren? Onderzoek hiernaar levert inzichten voor het onderwijs en kinderfysiotherapeuten.Doel Met dit GODIVA-project willen we antwoord vinden op de volgende vraag: Welke, longitudinaal gemeten (iedere 2 maanden), grof motorische ontwikkelingstrajecten van gezonde Nederlandse jonge kinderen zijn te onderscheiden? Hierbij kijken we naar snelheid en volgorde van ontwikkeling. Daarnaast onderzoeken we welke omgevingsfactoren deze variatie (deels) kunnen verklaren. We hebben drie doelstellingen: Voor de praktijk: een videomethode ontwikkelen voor het testen en volgen van de grof motorische ontwikkelingen bij baby’s. Voor de praktijk: meer inzicht krijgen in de natuurlijke variatie in de grof motorische ontwikkeling tussen baby's. Deze kennis moet de kinderfysiotherapeut in de praktijk ondersteunen bij het klinisch redeneren. Voor het onderwijs: een beelddatabank opzetten met filmbeelden die de variatie in motorische ontwikkeling van baby’s laten zien. Deze databank kan worden ingezet bij het opleiden van studenten (kinder-)fysiotherapie en het betrouwbaar leren afnemen van de AIMS. De Alberta Infant Motor Scale (AIMS) is een methode die de grof motorische ontwikkeling meet vanaf geboorte tot het onafhankelijke lopen van een kind. Resultaten Dit onderzoek loopt nog. Na afronding vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 01 januari 2016 - 01 september 2021 Aanpak De home video methode is ontwikkeld en getest. Op de projectsite is het instructiemateriaal in het Nederlands en Engels te vinden. Met behulp van de videomethode is de grof motorische ontwikkeling van ruim 100 baby's uit heel Nederland een jaar lang gevolgd. Daarbij hebben ouders een aantal vragenlijsten ingevuld, onder andere over hun ideeën en overtuigingen over de motorische ontwikkeling. In 2020-2021 beschrijven we de resultaten van deze studie.