Flexibilisering is een veelbesproken onderwerp in het hoger onderwijs. Maar wat zijn de behoeftes van de student als het gaat om flexibel onderwijs? Om op deze en andere vragen antwoord te geven en uiteindelijk stappen te maken is er onderbouwd onderzoek nodig. De zone Flexibilisering van het onderwijs heeft zich verdiept in bestaande onderzoeken van de afgelopen jaren. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd door verschillende hoger onderwijsinstellingen en onderzoekers. De resultaten zijn verzameld in een publicatie in de vorm van trends en ontwikkelingen in studentbehoeften op het gebied van flexibilisering in het onderwijs
MULTIFILE
De projecten op gebied van "Integrated Product Development" (IPD) bij Fontys worden beschreven. Aan de orde komen de verschillende vormen, waarin deze projecten in de loop der jaren zijn uitgevoerd en de samenwerkingsverbanden die hieruit zijn ontstaan. Er wordt aandacht besteed aan de onderwijsvormen, die hierbij worden toegepast. Tenslotte worden de belangrijkste leereffecten van deze projecten vastgesteld en wordt stilgestaan bij het belang van participatie in deze projecten door informaticastudenten.
Door de coronacrisis moest van de één op de andere dag onderwijs op afstand worden gegeven en thuis worden gewerkt. Het lectoraat Talentontwikkeling in Hoger Onderwijs & Samenleving (TOHOS) heeft in opdracht van het CvB onderzocht hoe docenten en andere medewerkers binnen de Hanzehogeschool Groningen (HG) deze periode hebben ervaren, wat we daarvan kunnen leren en hoe docenten kijken naar de toekomst.Uit het onderzoek komt naar voren dat de overgang van fysiek naar online onderwijs voor veel docenten niet zonder slag of stoot ging. Online onderwijs vraagt om andere didactische vaardigheden en een andere lesvoorbereiding van docenten dan fysiek onderwijs. Docenten hadden online moeite om studenten betrokken te houden en interactie te stimuleren. Ook na bijna twee jaar online onderwijs gaven docenten aan dat ze zichzelf minder vaardig achten in het geven van online onderwijs dan fysiek onderwijs. De HG wil in de komende jaren gaan inzetten op flexibel onderwijs. Online onderwijs kan hierin een belangrijke rol spelen, omdat hiermee kan worden aangesloten op de behoeftes van deindividuele student. Het is daarom van belang om docenten de komende periode de mogelijkheid te geven om zich te verdiepen in blended werkvormen, hierover kennis en ervaringen uit te wisselen met collega’s en de benodigde didactische vaardigheden te ontwikkelen. Uit dit onderzoek blijkt dat docenten welwillend staan tegenover de inzet van online onderwijsvormen, maar alleen als deze een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onderwijs en/of grote praktische voordelen met zich meebrengen voor de docent en student. Ze vinden het van belang dat de inzet van online onderwijs door de HG goed onderbouwd en doordacht wordt en dat duidelijk wordt gecommuniceerd wat hierin van hen verwacht wordt. Ook geven zij aan dat blended onderwijs pas kans van slagen heeft indien randvoorwaarden als roostering, apparatuur en werkruimte goed op orde zijn.Deze zijn nu nog onvoldoende ingericht op het geven van blended onderwijs.Docenten ervaarden tijdens de coronacrisis een hoge werkdruk. Het kostte hen veel tijd en energie om zich de nieuwe online onderwijsvormen eigen te maken en tegelijkertijd de kwaliteit van het onderwijs hoog te houden. Ook vonden ze het lastig om de grens te bewaken tussen werk en privé, hoewel ze vrijheid die door thuiswerken ontstaat om hun eigen tijd in te delen waardeerden en graag willenbehouden. Het gebrek aan contact met collega’s en studenten had daarnaast een grote weerslag op het welzijn en de bevlogenheid van docenten. Ook nu er weer deels op kantoor wordt gewerkt komt de gemeenschapsvorming met collega’s maar moeizaam op gang.
MULTIFILE
Leren door te maken; hoe werkt dat in de praktijk op een middelbare school? Promotieonderzoeker Imka Buurke onderzoekt het vormgeven van een Educational Laboratory (E-lab) waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door leerlingen. Dit promotieonderzoek is onderdeel van het onderzoeksprogramma Curious Hands: Moving Making to the Core of Education, dat gefinancierd wordt door NWO.Van oudsher is het Nederlandse onderwijs gebaseerd op het idee dat kennis, cognitie en leren, abstracte processen zijn in het individuele brein en gescheiden zijn van het lichaam, van de materie en van het sociale. Op dit moment neemt de erkenning van het belang van materialiteit en belichaming in het onderwijs toe. Daarbij spelen er sinds 2014 landelijke ontwikkelingen in de richting van beter techniekonderwijs, maakonderwijs en digitale geletterdheid in het onderwijscurriculum van het voortgezet onderwijs.Dit onderzoek laat zien hoe de kunst en artistieke leerprocessen kunnen fungeren als een inspiratie voor onderwijsvormen waarin het belang van materialiteit en belichaming wordt hersteld. Het richt zich op het vormgeven van onderwijs in Educational Laboratories (afgekort E-labs) waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door te maken.Titel: Curious Hands in het Educational laboratory Dit onderzoek is een onderdeel van het onderzoeksprogramma Curious Hands: Moving Making to the Core of Education. Een onderzoek naar het vormgeven van een Educational Laboratory waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door te maken. Traditioneel is het westerse onderwijs (inclusief Nederlands onderwijs) gebaseerd op het idee dat kennis, cognitie en leren, abstracte processen zijn in het individuele brein en gescheiden zijn van het lichaam, van de materie en van het sociale. Dit idee is echter de afgelopen eeuwen zwaar besproken, en op dit moment neemt de erkenning van het belang van materialiteit en belichaming in het onderwijs toe (Newen, De Bruin & Galagher 2018.) Dit onderzoek draagt bij aan deze ontwikkeling door te laten zien hoe de kunst en artistieke leerprocessen kunnen fungeren als een inspiratie voor vormen van onderwijs waarin het belang van materialiteit en belichaming in het onderwijs wordt hersteld. Een bijdrage aan de hoognodige herwaardering van belichaamde impliciete kennis (tacit knowlege) zoals bijvoorbeeld te vinden is in vele ambachten en technische beroepen. Dit onderzoek richt zich op het vormgeven van onderwijs in Educational Laboratories (afgekort E-labs) waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door te maken. Het onderzoek sluit aan op landelijke ontwikkelingen die zich sinds 2014 in het Nederlandse onderwijs afspelen. Een ontwikkeling in de richting van beter techniekonderwijs, maakonderwijs en digitale geletterdheid in het onderwijscurriculum van het primair en voortgezet onderwijs.
Hogeschool Rotterdam wil in samenwerking met IT-Campus en Rotterdamse mkb-bedrijven onderzoeken of de dataskills die studenten in hun opleiding verwerven, aansluiten op de datageletterdheid die van hen als startende professionals wordt verlangd. Om dit te beoordelen vragen we Rotterdamse ondernemers naar de datagedreven uitdagingen en problemen die zij voor zich zien en of zij bij de instroom van startende professionals voldoende kennis en skills zien om die uitdagingen het hoofd te bieden. Met de uitkomsten kunnen kennisinstellingen een helder beeld krijgen van het concept datageletterdheid en hiermee een handvat bieden aan opleidingen om dataskills in de curricula aan te laten sluiten op de behoefte in de arbeidsmarkt van de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH). We werken toe naar een ontwerp Data Skills-set. Misschien is het beter om te spreken van datacompetenties, hetgeen onderdeel is van de zoektocht in dit onderzoek. Welke terminologie is het meest behulpzaam in het oplijnen van onderwijs en werkveld op het gebied van data: geletterdheid, competenties, skills of een combinatie daarvan. Is het van belang of juist contraproductief om daarin (merk)specifieke tooling een plek te geven? We vragen ons ook af of datageletterdheid als een generiek concept domeinoverstijgend bruikbaar is, bijvoorbeeld tussen het economisch en technisch domein. De verwachting is dat de bevindingen op het gebied van datageletterdheid in de regio Rotterdam te generaliseren zijn naar andere delen van Nederland. Ook die hypothese willen we verkennen in dit onderzoek. Door het beantwoorden van deze vragen willen we een start maken voor het ontwerp van een instrument voor professionele ontwikkeling in het werkveld als ook een referentiekader voor het gesprek met onderwijspartners en overheid. Daarnaast kan zo’n ontwerp DataSkills-set ervoor zorgen dat de onderwijsdomeinen in gesprek blijven met elkaar ten aanzien van nieuwe methoden en onderwijsvormen voor vaardigheden.
Systeemdenken is een belangrijke vaardigheid voor het begrijpen en oplossen van problemen m.b.t. complexe dynamische systemen (klimaat, voedselvoorziening, natuurbeheer, recessie, etc.). Echter, systeemdenken wordt niet structureel onderwezen in het voortgezet onderwijs en het is bekend dat leerlingen een dergelijke denkwijze niet vanzelf ontwikkelen. Daardoor blijven leerlingen beperkt vaardig en onvoldoende toegerust voor de uitdagingen van de moderne samenleving. Een belangrijke vraag is derhalve: Hoe kunnen leerlingen effectief ondersteund worden in het ontwikkelen van hun vaardigheid in kritisch systeemdenken? Veel onderwerpen die aan bod komen in het voortgezet onderwijs zijn dynamische systemen (hormoonsystemen, varkenscyclus, faseovergangen, etc.). Het probleem is echter dat leerlingen de onderliggende structuur en het dynamische gedrag onvoldoende leren begrijpen. Er is geen sprake van een systematische aanpak om leerlingen kritisch systeemdenken aan te leren. Daarnaast zijn diagrammen die deze systemen in lesboeken beschrijven statisch. Ze lenen zich slecht voor actieve werkvormen die leerlingen cognitief uitdagen tot kritisch systeemdenken. Ook zijn docenten beperkt in het achterhalen of leerlingen complexe systemen begrijpen en om gedifferentieerde ondersteuning te kunnen geven. Hoe kan dit worden opgelost? Interactieve software kan een doorbraak genereren, mits deze leerlingen zelfstandig en op eigen niveau laat werken, passende hulp geeft, en de docent informeert over de voortgang van leerlingen. Wij stellen voor om een methodiek te onderzoeken en ontwikkelen, gebaseerd op een digitaal instrument, dat hierin voorziet. Hierbij worden technieken uit de Kunstmatige Intelligentie ingezet. Het basisidee is om leerlingen in een leerlijn middels conceptueel modelleren te laten werken met interactieve systeemdiagrammen. Omdat het software betreft, kan het niveau en de hulp geautomatiseerd worden en krijgt de docent informatie over voortgang en eventuele problemen. Het project sluit nauw aan bij de praktijkvraag, geeft invulling aan moderne onderwijsvormen en zorgt dat vaardigheden in systeemdenken expliciet worden getraind. De kern van het project betreft een PhD promotieonderzoek.