In 2002 werd met het oog op de in te richten kenniskring Kennisontwikkeling Vaktherapieën (KenVaK) en de start van de Masteropleiding Vaktherapieën een marktonderzoek uitgevoerd naar de behoefte van het werkveld op het gebied van onderzoeksactiviteiten en opleidingsactiviteiten die respectievelijk binnen de kenniskring en de masteropleiding voorrang zouden moeten hebben. Op basis van de resultaten zijn destijds binnen KenVaK onderzoeksprojecten en binnen de masteropleiding onderwijsactiviteiten gestart. KenVaK bestaat sinds januari 2003 en de masteropleiding ging van start in juni 2004.
DOCUMENT
Dit eindrapport behandelt het onderzoek van CDM@Airports, gericht op Collaborative Decision Making in de logistieke processen van luchtvrachtafhandeling op Nederlandse luchthavens. Dit project, met een looptijd van ruim twee jaar, is gestart op 8 november 2021 en geëindigd op 31 december 2023. HET PROJECT CDM@AIRPORTS OMVAT DRIE WERKPAKKETTEN: 1. Projectmanagement, dit betreft de algehele aansturing van het project incl. stuurgroep, werkgroep en stakeholdermanagement. 2. Onderzoeksactiviteiten, bestaande uit a) cross-chain-samenwerking, b) duurzaamheid en c) adoptie van digitale oplossingen voor datagedreven logistiek. 3. Management van een living lab, een ‘quadruple-helix-setting’ die fysieke en digitale leeromgevingen integreert voor onderwijs en multidisciplinair toegepast onderzoek.
MULTIFILE
Dit artikel beschrijft verschillende onderzoeksactiviteiten die plaatsvinden in de aerodynamica van windenergie. Daartoe wordt eerst het belang van de aerodynamica geschetst voor verschillende onderwerpen die relevant zijn voor windenergie. Vervolgens wordt ingegaan op een aantal lopende onderzoeksactiviteiten. Nederlandse onderzoeksinstituten blijken daarbij een leidende rol te spelen
DOCUMENT
Inleiding In zijn column “De rampzalige neiging tot na-apen” in Hoger Onderwijs Management van mei 2016 betoogt In ’t Veld dat hogescholen moeten stoppen met het na-apen van universiteiten op het gebied van onderzoek. Hij noemt dit ‘academic drift’. Er is vaker kritiek te horen op het onderzoek in het hbo zoals door emeritus-hoogleraar Verschuren in zijn opiniestuk van 31 juli 2015 in De Volkskrant waarin hij stelt dat studenten in het hbo bij lange na niet genoeg getrained worden in onderzoek. Recent nog stelde Peter Kwikkers in Science Guide 18 augustus: “Niet zelden is hboonderzoek gewoon opiniepeiling, feitencollectie of gesubsidieerde consultancy.” Een groot deel van die kritiek is naar mijn mening gebaseerd op een drietal hardnekkige misverstanden over onderzoek in het hbo. Zo wordt niet goed onderscheid gemaakt tussen het praktijkgerichte onderzoek binnen lectoraten en het uitvoeren van onderzoek door studenten. En soms lijkt men er onterecht vanuit te gaan dat het hbo studenten opleidt tot onderzoeker en dat deze altijd moeten afstuderen op een onderzoekscriptie. Dat deze misverstanden er zijn is overigens niet vreemd. Over onderzoek in lectoraten en onderzoeksactiviteiten van studenten heerst buiten maar helaas ook nog steeds binnen het hbo veel verwarring. Hierdoor kunnen critici roepen dat het slecht gaat met onderzoek in het hbo. Het tegendeel is het geval. Recent liet het Rathenau Instituut in een uitgebreid overzicht zien hoe indrukwekkend het is wat er de afgelopen vijftien jaar is ontwikkeld. De misverstanden zijn echter zo hardnekkig dat er nog steeds opleidingen zijn die hier naar handelen. In mijn bijdrage zal ik eerst ingaan op de oorsprong van de drie misverstanden en daarna zal ik een visie presenteren op hoe ze weg te nemen zijn.
LINK
In veel landen is er een toenemende aandacht voor het verbeteren van de kwaliteit van leraren. Scholen moeten daarom een optimaal leerklimaat creëren dat leraren stimuleert zichzelf professioneel te blijven ontwikkelen. Hiervoor is een bepaalde grondhouding bij leraren vereist, een zogenoemde academische houding. Gebaseerd op een literatuurstudie en data uit interviews beschouwen we de volgende kenmerken als belangrijke onderdelen van een academische houding. Naast een onderzoekende houding, een reflectieve houding, professionele nieuwsgierigheid, is ook het voortdurend zoeken naar mogelijkheden om de eigen praktijk te verbeteren, een onderdeel van de academische houding. De studie die we in deze paper presenteren is onderdeel van een promotieproject waarbij de focus ligt op de ontwikkeling van een academische houding van leraren in het basisonderwijs. In dit deelonderzoek staan de volgende hoofdvragen centraal: (1) welke professionele ontwikkelingsactiviteiten ondernemen leraren en (2) welke factoren en actoren zijn van invloed hierop volgens leraren en schoolleiders. Door middel van diepte-interviews zijn data verzameld onder 26 respondenten van 4 basisscholen. Deze scholen participeren in het project 'Academische Basisschool', waarbij professionele ontwikkeling van leraren en het ontwikkelen van een professionele cultuur op school belangrijke doelen zijn. De resultaten laten zien dat leraren van veel verschillende activiteiten leren. Informele activiteiten worden hierbij vaker genoemd dan formele activiteiten. Leraren geven in het bijzonder weer dat zij veel leren door interactie en samenwerking met collega's. Hoewel een onderzoekende houding één van de belangrijkste kenmerken van een academische houding is, worden onderzoeksactiviteiten nauwelijks als manier genoemd om professionele ontwikkeling te bewerkstelligen. De resultaten laten daarnaast zien dat schoolleiders een belangrijke rol spelen bij het stimuleren en faciliteren van leraren in het leren van en met elkaar.
DOCUMENT
Gemeente Vijfheerenlanden heeft het lectoraat Participatie & Stedelijke Ontwikkeling van Hogeschool Utrecht gevraagd om een praktijkgericht onderzoek uit te voeren om inzichten te verkrijgen in de manieren waarop jongeren op een duurzame wijze betrokken kunnen worden bij het ontwikkelen, vormgeven en uitvoeren van het beleid en de besluitvorming binnen de gemeente. Samen met de jongeren en professionals uit de gemeente wordt tijdens dit onderzoek beoogt om inzichten te verkrijgen in de manier waarop jongereninspraak- en participatie opgezet kan worden en wordt onderzocht wat dat betekent voor de wijze waarop de gemeente jongeren bevraagt. Dit heeft als einddoel om jongereninspraak- en participatie onderdeel te laten worden van het gemeentelijke beleid. Binnen dit participatief actieonderzoek worden jongeren en professionals actief betrokken in het onderzoeksproces. Kenmerk van een participatief actieonderzoek is dat de onderzoeksactiviteiten niet alleen gericht zijn op het vergaren van kennis en inzichten, maar ook gericht zijn op het verbeteren van het handelen (Migchelbrink, 2016). Dit betekent dat er concrete acties en activiteiten opgezet, uitgevoerd en gemonitord worden om jongereninspraak-en participatie binnen de gemeente Vijfheerenlanden vorm te geven.
MULTIFILE
Rond 2015 werd middels practoraten een start gemaakt met het realiseren van een duurzame verbinding tussen praktijkonderzoek en onderwijsverbetering in het mbo. Een practoraat is een expertiseplatform binnen een mbo-instelling waar praktijk(gericht) onderzoek wordt uitgevoerd. Doel is het bijdragen aan onderwijsvernieuwing en verspreiden van kennis. Voor het bereiken van dit doel wordt van practoraten verwacht dat ze kennisbenutting van practoraatsopbrengsten in scholen stimuleren. De praktijkvraag was hoe practoraten aan deze verwachting kunnen voldoen. In voorliggend onderzoek is een model dat kennisbenutting als dynamische interactie adresseert gehanteerd om het proces van kennisbenutting in de context van practoraten te begrijpen en te bevorderen. Het onderzoek richt zich op de vraag welke strategieën practoren hanteren om kennisbenutting bij docenten(teams) te stimuleren, en welke strategieën docenten(teams) hanteren om kennis te benutten. Het onderzoeksdesign wordt gekenmerkt door het verbinden van activiteiten en praktische inzichten van practoraten in mbo-instellingen met onderzoeksactiviteiten en wetenschappelijke inzichten. Er zijn diverse kwalitatieve en kwantitatieve methoden van dataverzameling ingezet. We concluderen dat het model van kennisbenutting als een dynamische interactie zowel passend is voor de wijze waarop practoren kennisbenutting willen stimuleren en als wijze waarop docenten(teams) opbrengsten van practoraten benutten.
DOCUMENT
Dit rapport behandelt hoe in Nederland tot een meer integraal en gebalanceerde set keurmerken/labels (K&L) gekomen kan worden. Het schetst een routekaart (hierna te noemen “roadmap”) voor de primaire producenten van vlees in Nederland, hun consumenten(organisaties) en de overheid als facilitator. De proposities zijn onderbouwd d.m.v. onderzoeksactiviteiten van het project Duurzaam Vlees Natuurlijk!
DOCUMENT
Rond 2015 werd met het nieuwe fenomeen practoraten een start gemaakt met het realiseren van een duurzame verbinding tussen praktijkonderzoek en onderwijsverbetering in het mbo. Echter, de manier waarop de opbrengsten van practoraten invloed konden hebben op de (verbetering van de) onderwijspraktijk was (en is) voor veel practoraten een lastig vraagstuk. Het probleem van het benutten van opbrengsten uit onderzoek door derden wordt in de literatuur geconceptualiseerd als een kennisbenuttingsprobleem. In voorliggend onderzoek gebruiken we het model van Castelijns en Vermeulen om het proces van kennisbenutting in de context van practoraten te begrijpen en te bevorderen. Een consortium van hbo- en mbo-instellingen deed onderzoek naar de vraag: Welke kennisbenuttingsstrategieën hanteren practoren om kennisbenutting bij docenten(teams) te stimuleren en welke kennisbenuttingsstrategieën hanteren docenten(teams) om kennis te benutten? De aanpak in het onderzoeksproject werd gekenmerkt door het verbinden van activiteiten en praktische inzichten van practoraten in mbo-instellingen met onderzoeksactiviteiten en wetenschappelijke inzichten. In antwoord op de onderzoeksvraag concluderen we dat de strategieën Beïnvloeden en overtuigen van docenten(teams) om kennis te benutten, Ontwikkelen van toepassingen en procedures voor implementatie van kennis in de onderwijspraktijk en In samenwerking met docenten(teams) nieuwe kennis co-creëren en transformeren die door practoren worden gehanteerd, gespiegeld worden door docenten(teams). Hiermee is het aannemelijk dat de opbrengsten van de kennisbenuttingsstrategieën van practoraten en docententeams variëren van informatie tot kennis, en wijsheid.
DOCUMENT
De Nederlandse instellingen voor hoger beroepsonderwijs hebben in 2001 het financiële recht gekregen om onderzoek te doen. Voor 2001 was het wettelijke recht al wel gerealiseerd, maar waren de middelen nagenoeg afwezig. Met het besluit om lectoren uit publieke middelen te financieren ontstond een mogelijkheid op grotere schaal onderzoeksactiviteiten te gaan uitvoeren. Aangezien het doen van onderzoek nieuw is voor het hbo, en aangezien de lectoren niet het ius promovendi (dat is het recht om de doctorstitel te verlenen) bezitten, lag het niet direct voor de hand dat deze instellingen aangewezen werden om publiek gefinancierd onderzoek te gaan doen. De hoofdtaak van het hbo was en is immers nog steeds om beroepsgericht hoger onderwijs aan te bieden. De toenmalige minister van OC&W, Hermans, achtte de hogescholen ‘cruciaal’ voor de Europese kenniseconomie (Ministerie van OC&W & HBO-raad, 2001). Tot op heden is echter onduidelijk wat de medewerkers van de instellingen voor hbo zelf vinden van de nieuwe onderzoeksactiviteiten.
DOCUMENT