In deze column laten leden van de kernredactie van Bestuurswetenschappen hun licht schijnen op actuele vraagstukken in beleid en openbaar bestuur. ‘Practice what you preach’ is een Engelse uitdrukking die bestuurskundigen nogal eens gebruiken. Bijvoorbeeld als het gaat om geloofwaardig leiderschap en de betrouwbaarheid van openbaar bestuur. Sinds enkele maanden is het ook op mij persoonlijk van toepassing. Na ruim vijftien jaar actief te zijn geweest in ‘de bestuurswetenschap’ maak ik de overstap naar ‘de praktijk’ van het openbaar bestuur en krijg ik – als zogenoemde zijinstromer – de gelegenheid om in praktijk te brengen wat ik die afgelopen jaren aan studenten en collega’s heb gepredikt. Per 10 november 2017 ben ik namelijk geïnstalleerd als burgemeester van de gemeente Lopik in de provincie Utrecht. Deze groene plattelandsgemeente telt 14.200 inwoners, die in negen verschillende kernen wonen, werken en leven. De gemeente kent een actief verenigingsleven en heeft burgerparticipatie hoog in het vaandel staan.
MULTIFILE
Dit artikel gaat over een onderzoek naar het gedrag van overheidsfunctionarissen tijdens de totstandkoming van een begroting. Het onderzoek kende de vorm van een spelsimulatie die tussen 2000 en 2008 68 keer is uitgevoerd en waar 612 overheidsmanagers en controllers aan hebben meegedaan. Tijdens de spelsimulatie moest een gemeentelijke begroting worden opgesteld en had iedere speler een eigen rol en eigen doelstellingen. De spelsimulatie wijst uit dat spelers die de rollen spelen van managers en bestuurders in eerste instantie hun eigen doelstellingen laten prevaleren boven het organisatiebrede belang. Pas als er een kans bestaat geïsoleerd te raken en de budgetten te verliezen, blijkt men bereid om individuele belangen ondergeschikt te maken aan het belang van de gemeente. Verder blijkt, dat het succesvol inzetten van strategisch gedrag van doorslaggevend belang is voor het uiteindelijke begrotingsresultaat. Het gaat hier dan om het maken van bilaterale en informele afspraken, het inzetten van strategisch budgettair gedrag en het gericht beïnvloeden van de besluitvormingsprocedure. Verder blijken de inhoudelijke onderbouwing van doelstellingen en de voor de besluitvorming gebruikte tijd niet relevant te zijn voor het uiteindelijke onderhandelingsresultaat.
DOCUMENT
New Public Management heeft het begrip doelmatigheid ontegenzeggelijk op de agenda gezet van het openbaar bestuur. In deze bijdrage wordt bezien hoe het begrip doelmatigheid is verankerd in het openbaar bestuur, welke knelpunten dit heeft opgeleverd en welke oplossingen hiervoor kunnen worden aangedragen. De uitwerking vindt op drie niveaus plaats. Allereerst wordt het begrip doelmatigheid nader uitgewerkt en afgebakend. De mogelijkheden doelmatigheid te bepalen zijn sterk afhankelijk van het soort voortbrengingsproces waarin het wordt gebruikt. Bij sommige voortbrengingsprocessen in de publieke sector is hetgeen wordt voortgebracht goed in maat en getal te vangen. Dat is echter lang niet altijd het geval. De output is vaak onhelder, er bestaat onduidelijkheid over het transformatieproces, of de doel-middel relaties zijn niet duidelijk. De bijdrage gaat vervolgens in op een aantal knelpunten van methodisch-technische, organisatorische en facilitaire aard bij de vertaling van het begrip doelmatigheid naar de praktijk van het openbaar bestuur. Voor de vraag hoe om te gaan met de verschillende contexten waarin het relevant is om tot bepaling van doelmatigheid te komen en ook te gebruiken als basis voor sturing, wordt aansluiting gezocht bij zogenoemde differentiatiemodellen. Het gebruik van deze modellen geeft echter geen antwoord op de vraag waarom een bepaalde mate van doelmatigheid is gerealiseerd en hoe doelmatigheid geoptimaliseerd kan worden. Daarom wordt in deze bijdrage tevens een koppeling naar een handelingsperspectief gemaakt. Daar worden de mogelijkheden tot beheersing van het voortbrengingsproces aan de orde gesteld. Ook is in deze bijdrage een illustratie van deze operationalisatie opgenomen, waarin een onderzoek naar de verlening van bouwvergunningen door gemeenten gepresenteerd wordt. Het geheel sluit af met enkele conclusies.
MULTIFILE
ESTAB (ESTABlish: voor elkaar krijgen) staat voor Energie Systeem Transitie in Actie op Bedrijventerreinen. De wil om de energietransitie op bedrijventerreinen voor elkaar te krijgen is aanwezig – zeker nu de energieprijzen fors zijn gestegen. De handvatten om – vanuit het publieke perspectief – deze transitie vorm te geven, aan te jagen en te ondersteunen en de transitie daarmee daadwerkelijk vaart te geven zijn nog niet volledig ontwikkeld. En dat terwijl bijna de helft van het aardgas en 1/3 van de elektriciteit in Nederland op bedrijventerreinen gebruikt wordt. Gemeenten, provincies en regio’s hebben studies uitgevoerd naar de ‘toekomstbestendigheid van bedrijventerreinen’ waar de energietransitie onderdeel van is. Professionals (op terreinen economie, leefbaarheid, duurzaamheid) geven aan nu onvoldoende handvatten te hebben om de uitkomsten van deze onderzoeken te vormen tot gericht beleid en/of acties die de energietransitie op bestaande bedrijventerreinen in gang zetten en houden. De overkoepelende vraag vanuit de publieke stakeholders luidt: ‘wat is een geschikte versnellingsaanpak voor de energietransitie op bestaande bedrijventerreinen die aansluit bij de behoefte en het ‘ritme’ van ondernemers?” De ambitie van het consortium is om te bepalen hoe publieke partijen – in samenhang met andere stakeholders - hun rol kunnen invullen, zodat de energietransitie van bestaande bedrijventerreinen versneld wordt. De focus ligt daarbij op het handelen van professionals in de gemeente in samenwerking met andere publieke en private stakeholders in (vooral) regionaal verband. In ESTAB worden handvatten voor de energietransitie op bedrijventerreinen ontwikkeld met betrekking tot informatie over het lokale energiesysteem (techniek) en stakeholders, competenties van de betrokken stakeholders (gedrag) en de daadwerkelijke transitie op bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen in drie gemeentes worden in dit onderzoek gebruikt om de handvatten te ontwikkelen. In regionaal verband wordt de werkwijze met een 30-tal gemeenten gevalideerd. In het projectconsortium zitten naast gemeenten onder meer provincies, regio’s, ondernemers, energiecoöperaties, netbeheerders en omgevingsdiensten.
Al ruim tien jaar is Healthy Ageing hét thema in Noord-Nederland. Kennisinstellingen, openbaar bestuur en hetbedrijfsleven hebben zich gecommitteerd om op allerlei fronten inzichten, beleid en producten te ontwikkelen die desamenleving helpen om gezonder oud te worden. Een van de meest relevante, actuele en urgente thema’s van dekomende jaren is ‘De Gezonde Stad’. De gemeente, VanWonen Vastgoedontwikkeling B.V., de Hanzehogeschool en hetUMCG willen daarom in een unieke publiek-private samenwerking met elkaar bouwen aan een Innovatiewerkplaats Healthy Cities,waarin de relatie tussen de gebouwde, sociale en fysieke leefomgeving en de leefstijl en gezondheid van de inwoners vanGroningen centraal staat en de stad Groningen fungeert als proeftuin. Hiertoe hebben zij de handen ineengeslagen omeen lector Gezonde Stad aan te stellen; deze is in september 2019 begonnen voor een periode van 4 jaar. Volgende stapis de inrichting van de Innovatiewerkplaats Healthy Cities. De aangevraagde subsidie wordt gebruikt voor het bekostigen van debetrokkenheid van twee docent-onderzoekers, die de verbinding van de Innovatiewerkplaats met het onderwijs zullen aanjagen, zodatonderzoekers, docenten en studenten hierbinnen kunnen experimenteren met interventies in de sociale en fysiekeleefomgeving om de gezondheid van de inwoners te stimuleren. Samen met inwoners worden interventies geselecteerd,geprioriteerd, uitgewerkt, onderzocht en toegepast. Inwoners van de stad participeren dus actief in de proeftuin.Inmiddels zijn ook de GGD en het RIVM als kennispartners betrokken bij de Innovatiewerkplaats. De Innovatiewerkplaats Healthy Cities sluit aan bij hetthema Gebouwde Omgeving in relatie tot Gezondheid en Welzijn van het Kenniscentrum NoorderRuimte en deactiviteiten van het lectoraat Facility Management.
Integriteitsvraagstukken blijven de mensgerichte beroepsgroepen bezighouden. Denk aan de medewerkers van een ziekenhuis die onbevoegd het patiëntendossier van een bekende Nederlander inkeken. Hoe kunnen teams van professionals werken aan integriteit? Instanties voor inbreuken op professionele integriteit hanteren vaak een regelethiek of gevolgenethiek. Opleidingen doceren voor ethiekonderwijs veelal deugdenethiek en zorgethiek. Hoe kunnen regionale werkveldpartners en hogeschool Viaa vragen werken aan een ‘en/en’-benadering van integriteitsvraagstukken in de beroepspraktijk? Het voorgestelde project ontwikkelt over twee sporen een domeinoverstijgend praktijkonderzoek naar het omgaan met integriteitsvraagstukken in de mensgerichte beroepen. Het eerste spoor is een empirische verkenning van integriteitsvraagstukken in beroepspraktijken van werkveldpartners in de regio, de eisen die deze stellen aan een bredere benadering, en de toerusting die dit vraagt. Werkveldpartners en studenten van de hogeschool werken mee aan deze kennisontwikkeling. Dit levert tools op voor teams van professionals in de beroepspraktijk, zoals competentieprofiel, teamrol ‘aandachtsvelder integriteit’ en een handreiking. Dit levert voor professionals in opleiding een hogeschoolbrede minor met o.a. videocolleges en praktijkopdrachten. Het tweede spoor is een theoretische verdieping om bijdragen aan een brede benadering van integriteitvraagstukken te kunnen wegen en integreren. Om een extern gezichtspunt op beroepsethische benaderingen te hebben wordt een beroep gedaan op de bronnen van sociale en professionele ethiek uit de traditie waaraan de hogeschool haar visie op mens, beroep en samenleving ontleent. In dialoog met andere beroepsethische stromingen draagt deze beschrijving bij aan een integrale benadering van integriteitsvraagstukken in de mensgerichte beroepen, terug te vinden in de praktijk- en onderwijsproducten. De beoogde postdoc is aan de hogeschool in vaste dienst als seniordocent en onderzoeker beroepsethiek en zal dat ook tijdens het project zijn. Hij heeft binnen het lectoraat Zingeving en zorg ervaring met praktijkonderzoek naar competenties, werkwijzen en teamrollen op het gebied van ethiek en zingeving.