Reken-wiskundig probleemoplossend vermogen heb je nodig om de gegevens van je smartwatch te interpreteren, de opbrengst van je zonnepanelen te begroten, een geschikte zorgverzekering te kiezen, etc. Het stelt je in staat om zelf oplossingsmanieren te construeren in reken-wiskundige situaties die nieuw voor je zijn. Basisschoolleerkrachten hebben probleemoplossend vermogen nodig om het reken-wiskundig denken van hun leerlingen te kunnen doorgronden. Met behulp van een Comeniusbeurs ontwierp en onderzocht Marjolein Kool Torpedo, een digitale leeromgeving voor de pabo. Met Torpedo kunnen pabostudenten hun reken-wiskundig probleemoplossend vermogen ontwikkelen, om daarmee stevig in hun rekenschoenen te staan. Stevig als deelnemers aan de moderne samenleving, én stevig als toekomstige leerkrachten die het probleemoplossend vermogen van hun leerlingen op de basisschool moeten ontwikkelen. Reflectief studeren, bijvoorbeeld door je te verdiepen in oplossingsmanieren van anderen, is een belangrijk kenmerk van Torpedo. Marjolein Kool deed onderzoek naar de wijze waarop pabostudenten Torpedo gebruikten en wat hen dat opleverde. Ze presenteerde de resultaten op conferenties, waar pabodocenten rekenen-wiskunde uit het hele land haar verzochten om Torpedo toegankelijk te maken voor alle pabostudenten, niet alleen die van de HU. Daar is sindsdien hard aan gewerkt en met succes. Een voor iedereen gratis toegankelijke versie van Torpedo werd tijdens de Torpedo-lunchlezing ceremonieel te water worden gelaten door vier prominenten die het project mede mogelijk hebben gemaakt.
LINK
Het onderzoek in dit proefschrift richt zich op de introductie van onderzoek in het curriculum van een pabo. Het doel was om een aantal theoretisch en empirisch onderbouwde design-principes te genereren die ten grondslag zouden moeten liggen aan een introductiecursus 'onderzoek' gericht op de ontwikkeling van onderzoekskennis en -vaardigheden, positieve opvattingen en en een positieve houding ten aanzien van onderzoek bij tweedejaars pabostudenten. Bij de opzet van het onderzoek is een ontwerpgerichte aanpak gebruikt. Er heeft een literatuurstudie plaatsgevonden met als doel design-principes te formuleren die in theorie een positieve invloed hebben op het leren van studenten over onderzoek. Deze principes zijn als uitgangspunt genomen om de introductiecursus te ontwikkelen. Deze cursus is twee keer uitgevoerd en onderzocht: in een pilotstudie en een tweede studie één (studie)jaar later. De centrale onderzoeksvraag van dit promotieonderzoek luidde als volgt: Welke design-principes van een introductiecursus in onderzoek in een pabocurriculum dragen bij aan de ontwikkeling van onderzoekskennis en -vaardigheden, positieve opvattingen en een positieve houding ten aanzien van onderzoek, en op welke manier dragen zij daaraan bij? Studentvragenlijsten, concept maps en groepsinterviews zijn gebruikt om de bijdrage van de introductiecursus aan de doelen (ontwikkeling van positieve opvattingen/houding, kennis en vaardigheden m.b.t. onderzoek) vast te kunnnen stellen. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat het mogelijk is om in een pabo een introductiecursus 'onderzoek' te ontwikkelen waarin pabostudenten onderzoekskennis en -vaardigheden ontwikkelen, tezamen met positieve opvattingen en een positieve houding ten aanzien van onderzoek. De bevindingen van de studies in dit proefschrift geven aan dat het belangrijk is om onderzoek in het begin van de opleiding te introduceren. Er lijken twee 'karakteristieken' voor het slagen van een dergelijke cursus essentieel te zijn. Ten eerste is het van belang om zoveel mogelijk voorbeelden van onderzoek uit de onderwijspraktijk te gebruiken. Niet alleen voorbeelden van onderzoek door leraren, maar ook voorbeelden van hoe onderzoek en onderzoeksvaardigheden een plek hebben in de dagelijkse praktijk van de leraar (zoals bij het analyseren van leerlinggegevens of het construeren van een goede toets). Ten tweede noemden de studenten de 'onderzoeksmatige' opzet van de bijeenkomsten in de cursus als waardevol. Het stimuleren van het delen van voorkennis en concepties, daarover discussiëren en het 'moeten' onderbouwen van meningen en opvattingen droegen niet alleen bij aan de kennisontwikkeling, maar ook aan de ontwikkeling van een kritische houding en inzichten in de waarde en toepassingsmogelijkheden van onderzoek in de onderwijspraktijk. Docenten in lerarenopleidingen die zich bezighouden met onderzoeksactiviteiten zouden volgens de studenten niet alleen experts moeten zijn op het gebied van onderzoek, maar ook in staat moeten zijn om deze expertise door te vertalen naar een 'onderzoeksmatige' leeromgeving tijdens de cursusbijeenkomsten.
DOCUMENT
Om pabo-studenten betere feedback te geven tijdens hun stage, ontwikkelen we nieuwe formulieren waarmee studenten hun lessen kunnen voorbereiden.Doel De instructie die leraren aan leerlingen in het basisonderwijs geven moet beter. Dit is een belangrijke factor in het verbeteren van de prestaties van leerlingen. Tijdens hun stage krijgen pabo-studenten feedback op de manier waarop ze les geven. De formulieren voor lesvoorbereiding en voor feedback zijn niet voldoende. We ontwikkelen nu formulieren die de student beter ondersteunen in zijn professionele ontwikkelingsfase. Ook onderzoeken we in de praktijk of studenten baat hebben bij dit nieuwe formulier. Resultaten Uit het onderzoek blijkt dat de studenten die via de nieuwe manier werken een grotere groei vertonen in hun pedagogisch-didactische vaardigheden dan studenten van pabo’s die werken met het oude formulier. De combinatie van een nieuw lesvoorbereidingsformulier en feedback en observatie door de praktijkbegeleider blijkt dus succesvol. De nieuwe formulieren zijn na het onderzoek in gebruik genomen bij alle pabo-opleidingen. We blijven nauw samenwerken met de opleidingsinstellingen en met scholen waar pabostudenten werkervaring opdoen. Als lectoraat zullen we data blijven verzamelen over deze werkwijze, zodat we de aanpak kunnen aanpassen en verbeteren waar nodig. Looptijd 01 september 2013 - 31 december 2020 Aanpak Als eerste stap voeren we een literatuurstudie uit naar de bruikbaarheid van theorieën over de professionele ontwikkeling van aanstaande leraren. Dit is een raamwerk voor lesvoorbereidingsformulieren die aansluit op de fase waarin de student zich bevindt. Vervolgens ontwikkelen we deze formulieren. In de volgende fase van het onderzoek vergelijken we groepen studenten met elkaar. De ene groep krijgt een fase georiënteerde coaching aanpak, de andere groep niet. Deze aanpak bestaat uit drie onderdelen: Studenten gebruiken het nieuwe lesvoorbereidingsformulier, dat is afgestemd op hoe ver ze in hun opleiding zijn. Praktijkbegeleiders of schoolopleiders observeren de studenten op systematische wijze. Praktijkbegeleiders of schoolopleiders geven de studenten feedback op basis van hun observaties.
In de huidige onderwijsdiscussie staat persoonsvorming prominent op de agenda. Ten aanzien van beroepsopleidingen voor het leraarschap is er een toenemende en brede erkenning voor het belang van de persoonsvorming van de leraar (in opleiding), de professionele identiteit van de leraar en de bronnen (primaire bronteksten) die bij dat vormingsproces van belang zijn. De relatie tussen de gebruikte bronnen, de persoonsvorming/professionele vorming en de professionele praktijk is complex en daarover is nog veel onduidelijk. Echter, die relatie is cruciaal vanuit het standpunt dat een beroepsopleiding een positieve en waarneembare invloed beoogt uit te oefenen op de aanstaande beroepsbeoefenaren en daarmee op de professionele praktijk in de school. Als onderdeel van het curriculum van een christelijke lerarenopleiding voor het basisonderwijs worden primaire (levensbeschouwelijke en pedagogische) bronteksten ingezet bij het proces van persoonsvorming en vorming van de professionele identiteit. Het onderzoeksproject De invloed van primaire bronteksten op de persoonsvorming en het professionele handelen van de leraar (in opleiding) beoogt aan het licht te brengen welke invloed primaire bronteksten hebben op de persoonsvorming van studenten/aankomende leraren en op beroepsuitoefening in de lespraktijk in het basisonderwijs tijdens hun LIO-stage. Hoe primaire bronteksten functioneren in de praktijk van het onderwijscurriculum op de pabo-opleiding, hoe deze teksten doorwerken bij de persoonsvorming van studenten, welke invloed deze teksten hebben op de vorming van de professionele identiteit van aankomende leraren basisonderwijs en hoe dat hun handelen als beroepsbeoefenaar beïnvloedt, is tot op heden niet onderzocht. Dit empirische onderzoek wil in deze leemte voorzien.
Computational thinking (CT) wordt beschouwd als een van de 21e-eeuwse vaardigheden. Zoals de term doet vermoeden, heeft CT raakvlakken met zowel digitale vaardigheden als denkvaardigheden (SLO, 2019; Hotze & Keijzer, 2018). Het afgelopen decennium is groeiende aandacht ontstaan voor CT in het basis- en voortgezet onderwijs (o.a. Luyten, Veen, & Meelissen, 2015; KNAW, 2012). Echter, in het pabocurriculum wint CT maar mondjesmaat terrein, waardoor aanstaande leerkrachten onvoldoende worden voorbereid op het toepassen van CT in hun onderwijspraktijk. Ook onderzoek naar CT richt zich met name op basis- en voortgezet onderwijs (o.a. Voogt, Brand-Gruwel, & Van Strien, 2017), terwijl aandacht voor CT op lerarenopleidingen achterblijft. Initiatieven tot curriculumontwikkeling vanuit curriculum.nu (2018) benoemen CT als onderdeel van een toekomstbestendig curriculum. Het is daarom van belang dat onderzoek een brug slaat tussen de veranderende beroepspraktijk van basisschoolleerkrachten en het pabocurriculum. Dit postdoconderzoek beschrijft een gezamenlijke inspanning van twee pabo’s binnen samenwerkingsverband Radiant om CT in te bedden in het pabocurriculum; de vakgebieden rekenen-wiskunde en W&T dienen hierbij als vakinhoudelijke context. Onderzoek in theorie en praktijk geeft nieuwe inzichten in de manier waarop CT in het pabocurriculum voorkomt en in de kennis, vaardigheden en houding van pabodocenten, pabostudenten en basisschoolleerkrachten op het gebied van CT. Tevens levert dit onderzoek ontwerpcriteria op voor concreet onderwijsmateriaal evenals aanbevelingen die toegepast kunnen worden in het pabocurriculum. Deze aanbevelingen en ontwerpcriteria leiden tot ontwerponderzoek op twee lagen: er worden lessen ontworpen voor het pabocurriculum en voor de basisschool door middel van lesson study, waarbij het gezamenlijk ontwerpen en analyseren van leeropbrengsten centraal staat. Op basis hiervan worden best practices in kaart gebracht. Beoogde opbrengst van het postdoconderzoek is kennisontwikkeling op het gebied van CT op pabo’s en een digitale omgeving waar pabodocenten praktische handvatten kunnen vinden om CT onderdeel te maken van hun onderwijs.